De zoektocht naar identiteit gaat door… Wie ben ik? Ben ik een vrouw, een dochter, een moeder, een partner? Ben ik Nederlands met een Duitse moeder en een joodse grootvader? Ben ik een verbinder of een verbeelder? Ben ik voorzichtig of vol twijfel? Inderdaad, zo kan ik nog even doorgaan met mijn identiteit.
Bij nader inzien blijkt iedereen in zijn identiteit allerlei lagen te hebben, soms in een onderling problematische verhouding, lagen die telkens een ander accent krijgen, afhankelijk van leeftijd, omstandigheden en gesprekspartner. Hoe weet je eigenlijk wie jij bent? Je hebt een naam gekregen bij je geboorte, er is meestal een familie, met een eigen geschiedenis, al is die soms belastend, en misschien een plek om te wonen, al is die niet voor iedereen gelijk.
Opgroeiend leer je de grenzen kennen van wat mag en niet mag. Anderen om je heen spiegelen ongevraagd wat jij doet, dat hoort bij een goede en bij een problematische opvoeding. Eenmaal opgegroeid zeggen vrienden, leraren, een partner of een trainer jou soms de of hun waarheid, ook dat hoort bij een voortgaand leerproces. Zo leer je jezelf een beetje kennen. Maar is het genoeg om alleen jezelf te kennen en te zijn? Via de relatie met een ander ontwikkelt zich wellicht meer dan zelfkennis. Huub Oosterhuis dichtte ooit:
Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Ken je mij? wie ben ik dan?
Weet jij mij beter dan ik? (…)
Bijzonder in deze tekst is dat je niet weet of het woord jij verwijst naar de relatie tussen de ik-persoon en de Eeuwige of naar de medemens en ik. Dat voor Oosterhuis niet zo’n groot verschil misschien. Je zou dan kunnen zeggen dat de Eeuwige (of iets dat het ik en jij onverwacht overstijgt) zichtbaar wordt in de relatie tussen ik en de ander, tussen ik en jij.
Misschien kent de ander mij beter dan ikzelf, ziet zij of hij wie ik kan wórden… Zo bieden de bevestiging en de inspiratie van die ander een kans om zelf een rijker, spiritueler ik te worden. Dat is een wisselwerking, want tegelijkertijd ben jij die noodzakelijke bron voor de andere mens. Antjie Krog gaat vanuit haar Zuid-Afrikaanse denken daar nog een stap verder in via haar bijzondere gedicht Om te ver-jij-en:
(…) maar waar ik jou ben
jullie ben geworden
begin ik buiten mezelf
met lichte kwikzilver-zingende polsslagen
iets voorbij iedere mensheid te kaatsen (…)
Antjie Krog schetst in haar prachtige Zuid-Afrikaans (zie youtube) een kleinschalig maar tegelijk groots visioen over wat jij en ik samen kunnen zijn, namelijk een wij-persoon die de individuele personen overstijgt. Voor haar is dat een bestaansvoorwaarde voor de mensheid, voor compassie, voor gelijkwaardigheid. Het is dus niet alleen de ander die jou tot ik maakt en omgekeerd. Immers, wanneer ik tot jij wordt, dat wil zeggen: wanneer elke ik zich zodanig in de ander en haar situatie inleeft dat die ik even de ander wordt – door te ver-jij-en zoals Krog dat noemt – dan ontstaat een enkelvoudig wij dat echt veranderingen teweeg kan brengen. Misschien heeft deze tijd minder ik maar veel meer dat enkelvoudig wij nodig…