Ik heb mij laten raken door de werkelijkheid van vluchtelingen. Vorig jaar heb ik drie maanden in een kamp gewerkt in Noord-Griekenland. Mensen uit diverse landen heb ik daar ontmoet. Sommigen van hen zijn al lange tijd op de vlucht, de meesten zijn al enkele jaren in Griekenland en nog steeds kunnen ze niet verder. Ouderen, gezinnen van drie generaties, twintigers, pubers, kleine kinderen, alleenreizende mannen. Creativiteit, veerkracht, potentie – gesmoord in stof en modder.

Ik schrijf niet als expert in vluchtelingenvragen, maar vanuit persoonlijke geraaktheid, Ik voel me beschaamd. Vaak heb ik aan de volgende uitspraak gedacht, die aan Mahatma Gandhi wordt toegeschreven. Gevraagd naar wat hij dacht van de moderne beschaving, was zijn antwoord: ‘Dat lijkt me dan een uitstekend idee’. Ik keerde terug met het ongemakkelijk gevoel dat de beschaving, de humaniteit van Europa, op het spel staat.

Nu ben ik al weer een tijd terug, onderzoek mijn ongemak en probeer hem te vertalen. Het boek Liberaal Christendom verscheen begin 2016, in een tijd dat de ‘vluchtelingencrisis’ ons flink bezighield. Grote groepen mensen kwamen naar ons toe. De vraag: kunnen, willen en moeten we die mensen ontvangen? leidde tot een hoofdstuk over gastvrijheid. Vijf jaar later herlees ik het hoofdstuk, en het neemt mijn ongemak niet weg. De ambivalentie van menselijkheid én van dreiging moest serieus genomen worden. Dat maakte het schrijven ervan toen tot een spannende opgave. Gastvrijheid wordt benoemd als ‘onmogelijke mogelijkheid’. Wederzijdsheid, erkenning, respect en gerechtigheid, zo vervolgt het betoog, zijn belangrijk om met de vluchtelingencrisis om te gaan.

Maar dit neemt mijn ongemak dus niet weg. Het hoofdstuk begint bij ónze ambivalentie híer, maar ik was nu dáár en ik zag mensen met hún problemen. Ik was met hen op ooghoogte. Zou ik onze gedachten over gastvrijheid met hen willen delen? Ik ben in gedachten weer daar, en Amira zit tegenover mij. Aarzelend begin ik bij onze moeite om gastvrij te zijn en ruimte te maken. Ik moet toegeven dat we bang zijn. “Bang voor jou, Amira.”

Vluchtelingenkamp_Thessaloniki
Beeld door: Alke Liebich

Ik kijk haar aan en lees: “Maar wat kan er nou bedreigend aan mij zijn? Ik weet wat angst is, meer dan me lief is: ik heb zeeën, bossen, kerels, politieknuppels weerstaan.” Of Amira straatarm is of iets te besteden heeft, weet ik niet, en het interesseert me ook niet. Vluchtenden zijn met hun vege lijf op de vlucht, en afhankelijk van warmhartige mensen en rechtvaardige autoriteiten. Natuurlijk zijn er armen (die te voet komen) en een beetje rijken (die per vliegtuig komen). Zij zijn even afhankelijk. De allerrijksten, die gewoon een paspoort kopen, zijn niet in de kampen te vinden.

Het hoofdstuk over gastvrijheid begint bij het ongemak van de ontvangende samenleving. Maar daar zag ik vooral hoe bedreigd – en hoe weinig bedreigend – een vluchteling is. Eerder een beschermeling: refugee op zoek naar een refuge, een veilige plek. Het woord vluchteling bepaalt iemand bij wat zij doet, namelijk vluchten. Maar een vluchteling heeft volgens internationale afspraken recht op bescherming. Om deze menselijke maat is het te doen in het vluchtelingenrecht. Beschermelingen zijn een verwachtingsvol gezicht, een appèl, een opdracht. Hoe klinkt onze bezorgdheid als we vluchteling zouden vervangen door beschermeling?

Uiteraard is het goed wanneer de ontvangende samenleving vragen rond gastvrijheid en veiligheid onderzoekt, maar Amira kan niet langer wachten. Voordat wij er uit zijn, is zij namelijk drie maal uitgehuwelijkt en heeft jarenlang amper een school van binnen gezien. Eerlijk is eerlijk, niet iedereen is een Amira. In de kampen zijn naast bedreigde vrouwen (en mannen) uiteraard ook militair getrainde, getraumatiseerde en bedreigende mannen (en vrouwen). Getraumatiseerde mensen in een uitzichtloze situatie zullen zich na verloop van tijd steeds onberekenbaarder gaan gedragen en een veiligheidsrisico worden. Des te urgenter is het probleem, voor ieders veiligheid. Deze situatie duurt dus voort, met alle risico’s van dien.

Zoveel over gastvrijheid en veiligheid. Met de halve wereld op een paar vierkante kilometer ontstaat vanzelf een globaler perspectief. Hier volstaat een korte schets. In onze wereld zijn landsgrenzen minder belangrijk geworden, getuige de veelvuldige goederen, geld- en toeristenstromen. Feitelijk doen die grenzen er niet toe voor wie geld heeft, de reiziger die iets te besteden heeft is overal welkom. Wat echter niet zo eenvoudig alle grenzen oversteekt, is veiligheid en welvaart. De jaarlijkse Global Peace Index windt daar geen doekjes om:

Europe remains the most peaceful region in the world, … The region is home to 13 of the 20 most peaceful countries, …

Afghanistan is the least peaceful country in the world for the second year in a row, followed by Syria, Iraq, South Sudan and Yemen. … The Middle East and North Africa (MENA) region remained the world’s least peaceful region. It is home to four of the ten least peaceful countries in the world,….

Zolang dit zo is, zullen de Westerse inspanningen om bewegingen van mensen op zoek naar veiligheid in te dammen structureel niet veel uithalen. Welke rol heeft Europa als meest veilige regio dan te spelen? In plaats van tegen de komst van vluchtenden te strijden, zou Europa als sterk continent zijn verantwoordelijkheid voor mensen op zoek naar veiligheid moeten nemen. Bedreigen vluchtenden onze welvaart? Zeker, de opvang van vluchtenden kost veel geld. Maar de huidige situatie van grensbewaking en opvang in kampen is evenmin goedkoop. Het is maar net, welke rekensom je maakt. Bovendien is welvaart geen koek die, eenmaal gebakken, voor ieder een afgemeten stuk beschikbaar heeft. Nieuwkomers kunnen Europa ook vooruit helpen – en dan liefst niet alleen als goedkope arbeidskrachten in de glastuinbouw. Belangrijker dan de vraag wat opvang de samenleving mag kosten is de vraag in wat voor samenleving we willen leven.

Ik ga weer terug naar de mensen, de gezichten en de verhalen, en besef dat de Global Peace Index het over hen heeft. Bijvoorbeeld over Amal, 13 jaar oud en uit Afghanistan. Ze droomt ervan ooit terug te gaan naar (een veilig) Afghanistan. Dat is pas een droom – en in de nabije toekomst vrij onrealistisch. Maar wat zou het ideaal zijn als mensen zoals zij, opgeleid en al, weer terug kunnen gaan naar een land in opbouw. Ik hoor ook de verscheurdheid van Amal; ze raakt me, en ik zal haar droom niet ontmoedigen. Zij is slachtoffer van Europese besluiteloosheid, maar vooral van het geweld in haar land van herkomst. Ik moet me dus vooral boos maken over moord en onderdrukking elders. De situatie in onveilige landen is complex, soms hopeloos en zeker verlammend. Hierin blijven steken levert echter niks op, behalve de uitvlucht om niets te doen. Maar we moeten wel handelen, en we doen het aldoor.

Laat ik daarom deze grote vragen verkleinen tot de onveilige en uitzichtloze situatie in de kampen. Dat dit al zo lang doorgaat bedreigt nog iets anders: iets wat ik toch maar onze beschaving noem – al betwijfelt Gandhi of die wel bestond. Of iets dieper gevoeld: onze ziel. Het ongemak dat ik voelde kennen we allemaal: de ziel wordt aangesproken wanneer de vluchtende een mens wordt. In mijn herinnering is het begonnen met de Amsterdamse kleermaker Gümüş. Naast hem kennen we ook Lily en Howick, het gezin Tamrazyan en meer. Of een publiciteitscampagne een goede zaak is, blijft een terechte vraag, maar een persoonlijke benadering is dat zeer zeker.

Moet iemand eerst je buurman of kleermaker zijn om je ziel te wekken, moet je voor betrokkenheid werkelijk eerst afreizen naar een vluchtelingenkamp? Wie zich wil verdiepen, vindt gemakkelijk persoonlijke verhalen. Als er een mens is – en geen vraagstuk – dan ontwaakt onze werkelijke interesse. En dat is goed, aanspreekbaar zijn maakt ons mens. Wanneer we ons niet langer laten raken, staat er iets op het spel: onze eigen menselijkheid, onze ziel.

Het probleem met aanspreekbaar zijn, verantwoordelijkheid voor de ander nemen, is de vraag waar die dan eindigt. Het appel van de ander is mooi, maar er zijn zo vele anderen. Dan dreigt verlamming en uitputting. Juist daarom helpt het om het appel persoonlijk te maken, in een open houding van ontmoeting. Je hoeft niet iedereen te redden, maar je mag wel handelen. Niet voor niets zegt een belangrijke religieuze traditie in de Talmoed: wie één mens redt, redt de hele wereld.

Hoe kan een theologische benadering van mijn ongemak er dan uitzien? In ieder geval doet het persoonlijke perspectief erin mee. Dat houdt de ziel er bij en pakt mezelf bij de kladden. Ik heb me niet laten raken door een crisis, maar door mensen. Er zijn hier twee mensen: de mens die een beroep op me doet, en ik die aangesproken wordt. Daar valt bezieling te vinden. Voor politieke besluitvorming is dat niet voldoende, maar politiek kan niet zonder bezieling en geraaktheid.

In de bijbel is veel over omgaan met vreemdelingen te vinden, en ook veel tegenstrijdigs: soms worden zij ontvangen en soms juist afgeweerd. Dat tegenstrijdige kan comfortabel voelen, maar het raakt me niet. Ik zoek die aanspraak op, en blijf geraakt worden door het ongemakkelijke, tegendraadse dat een appel is om mijn hart wijder te maken. ‘Waar is Abel, je broer?’ vroeg God aan Kaïn in Genesis 4. Een eenvoudige vraag naar de broeder/zuster/medemens. Er gaat een appel uit van je broeder/zuster mens tegenover je. Dat appel is in het christelijk geloof altijd belangrijk geweest.

Het evangelie vertelt veelvuldig van ontmoetingen. Steeds weer kijkt Jezus in de ogen van diegene die tegenover hem staat, of het de Kanaänitische vrouw met een groot geloof is – en door wie Jezus zich laat raken – , of de van melaatsheid genezen Samaritaan. We kijken met hem mee en zien een mens. De bijbel vertelt ons niet wat we vandaag moeten doen, over de kloof van meer dan 2000 jaar heen. Maar de bijbel thematiseert de vreemdeling wel aldoor, op verschillende wijze. Tussen mij en de ander is een kloof, maar wel een die om een brug vraagt. In een dialogische omgang met de bijbel worden wij aangesproken en wordt ons gevraagd te luisteren. Het zijn die vragen die raken en me van mijn stuk brengen, wanneer Jezus vraagt naar mijn loyaliteit. Radicaal en oorverdovend helder zijn de uitnodigingen om een stapje verder te gaan dan wat ik dacht te kunnen.

Zoals in de Bergrede: Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? Mattheus 5: 46. En wanneer het gaat om verlies van menselijkheid: Wat heeft een mens eraan als hij de hele wereld wint, maar er het leven bij inschiet? Marcus 8: 36. De NBV 2004 mist overigens het mooie woord ziel dat ik eerder heb gebruikt.

Kan er een veilig bestaan komen voor grote groepen mensen in de kampen? Wie is aan zet? Dat is een politieke, een organisatorische én een existentiële vraag. Zo wordt een vraagstuk tot een vraag naar de ziel van ons samenleven, van christelijk geloof en kerk-zijn. Je kunt de bijbel of de krant openslaan om die vraag te horen.

Dit artikel verscheen eerder op de website van Liberaal Christendom.

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
alke-liebich

Alke Liebich

Alke Liebich is predikant van de Johanneskerk in Amersfoort en voorzitter van de landelijke Vereniging van Vrijzinnige Protestanten
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.