Toen ik in deze multiculti wijk kwam wonen, moest ik me inschrijven bij een nieuwe huisarts. Ik zocht op internet en ontdekte dat er in deze wijk één gezondheidscentrum is en dat je daar de keus hebt uit twee huisartsenpraktijken. Eentje met een Nederlandse naam en eentje met een buitenlands klinkende naam. Ik denk vaak goed na over mijn keuzes, maar nu koos ik blindelinks voor de ‘Nederlandse’ huisartsenpraktijk.
‘Waarom?’, vroeg ik me later af. ‘Zijn niet alle huisartsen in Nederland capabel? Ze zullen toch vast allemaal Nederlands spreken?’ Ik verdedigde mijn keuze met een gebeurtenis uit het verleden. Ik heb een half jaar in Taizé, een klein plaatsje op het Franse platteland gewoond. Daar was ik vrijwilliger van de Taizé-gemeenschap, een internationaal oecumenisch klooster dat jaarlijks duizenden jongeren trekt. In de eerste maand werd ik ziek en moest ik naar de infirmary, de eerste hulp/huisartsenpost van Taizé.
In de infirmary worden vrijwilligers in principe geholpen door een paar zusters die permanent in Taizé zijn. Maar voor mijn klacht was een dokter nodig. Die zijn er ook in de infirmary. Iedere zondag wordt aan de gasten gevraagd wie medisch geschoold is en een week in de infirmary kan helpen. De eerste dokter die ik kreeg, sprak Frans en vertelde me dat ik medicijn A moest gebruiken. Op zaterdag vertrok deze arts, maar mijn klacht bleef. Ik kreeg een Duitse arts. Die vertelde me B. En toen was er ook nog een homeopathische arts uit weet ik waar die met me wilde praten. En die stelde behandeling C voor. Maar A, B en C ten spijt, mijn klacht bleef en werd steeds erger.
Ik heb zitten janken. Ik heb me nog nooit zo verlaten gevoeld als toen. En ik wist: ik wil een arts die mij verstaat. Een arts die ik versta. En dan niet alleen aan de oppervlakte, maar dat we ook tussen de zinnen door kunnen luisteren. Want ik heb zo vaak geen woorden om aan te geven wat er echt aan de hand is.
Dus koos ik voor de ‘Nederlandse’ huisartsenpraktijk.
Afgelopen week was ik voor het eerst bij de huisarts. Ik zag mijn huisarts en dacht: ‘Wat een kleine man.’ Ik hoorde mijn huisarts en dacht: ‘Hij heeft een accent.’ Ik liep naar binnen en dacht: ‘Wil ik deze man wel als huisarts?’
Maar goed, het consult startte. Hij bleek zich gespecialiseerd te hebben in de klacht waarmee ik kwam. Ik hoefde bijna niets te zeggen, want hij begreep me. Hij heeft me een betere uitleg gegeven dan de huisartsen die ik hiervoor heb gehad. Hij heeft een behandeltraject opgezet en mij gezegd dat ik klachtenvrij kan worden voor twee a drie jaar. In mijn oren klinkt dat als het paradijs op aarde.
Ik liep naar buiten en dacht: ‘Deze man is fijn, jammer dat hij zijn baan heeft opgezegd en over een paar weken vertrekt naar een andere stad.’
Wachtend bij de apotheek overdacht ik dit terwijl ik zag hoe een Turkse dame en de Nederlandse apothekersassistente veel moeite deden om met elkaar te communiceren. Mij werden twee dingen duidelijk.
Ten eerste besef ik dat integreren pijnlijk is. Als het voor mij al moeilijk is om me aan te passen, terwijl ik super goed geïntegreerd ben in Nederland, hoe moeilijk en pijnlijk is het dan voor de mensen die minder goed thuis zijn in Nederland? Het deed me beseffen dat wij, Nederlanders, best wat opener en behulpzamer mogen zijn. Dat ook wij moeten luisteren naar de boodschap achter de woorden van deze mensen.
Ten tweede begreep ik dat ik niet intolerant was, maar dat ik nu heb ervaren wat tolerantie echt inhoudt. Voor mij is het wezenlijk om een goede band met mijn huisarts te hebben en ik dacht dat dat alleen kon als die huisarts perfect en smetteloos Nederlands praat. Mijn huisarts doet dat niet. Dat is voor mij pijnlijk, want er ontbreekt iets waarvan ik dacht dat het wezenlijk was. Daarom schuurde het toen ik de behandelkamer binnenkwam. Maar ondanks deze pijn durf ik het aan om zo iets kostbaars als mijn gezondheid aan hem toe te vertrouwen. Ik probeer over mijn eigen schaduw heen te stappen, op weg naar het paradijs.