Het lijkt wel of de discussie een terugkerend ritueel is. De ene keer omdat in Amsterdam de gemeenteambtenaren verboden wordt om in korte rok te werken, de andere keer omdat een basisschool kledingcodes opstelt over spaghettihempjes en dan weer omdat vrouwen in boerka en niqab een bedreiging vormen voor de veiligheid. Steeds gaat het over wat fout is. Maar wat is goed?
Laat ik beginnen bij te bedekt. Dat is FOUT. Maar waarom? De hele discussie over boerka’s (gaasje voor de ogen) en niqabs (smalle streep waardoor je de ogen kunt zien) liet ik aan mij voorbij gaan. Ik zag nooit een vrouw in boerka of niqab. Waarom zou ik me druk maken over een probleem dat in mijn ogen niet bestaat?
Tot vorige week. Binnen één uur tijd zag ik vier vrouwen in niqab. En hoewel ik er vanuit ga dat deze vier vrouwen vriendelijke mensen zijn en niets kwaads in hun zin hebben, riep het bij mij afschuw op. De vrouw in niqab op Utrecht Centraal kwam op mij over als een zwarte vleermuis waarbij ik graag uit de buurt blijf. Ik kreeg een unheimisch gevoel. Waarom?
Waar komt mijn weerstand tegen de niqab vandaan? Plotseling viel me iets op. Op het perron keek ik naar allerlei mensen. Ik was hen aan het lezen en vroeg me af of ze uitgerust of moe zijn, gehaast of relaxt, tevreden of ontevreden, enz. Bij mooi weer is dat moeilijker, want dan dragen mensen zonnebrillen. Door die zonnebril kan ik de ogen niet zien, maar aan de rest van het gezicht en de houding kan ik nog wel wat afleiden. Maar de dame in niqab kon ik, zelfs al droeg ze geen zonnebril, niet lezen. Ik zag te weinig van de ogen en niets van haar gezichtsuitdrukking en lichaamstaal. Ik wist niet wat ik van haar kon verwachten of hoe ik me ten opzichte van haar kon verhouden. Er was te weinig communicatie.
Moet die communicatie er dan zijn op het station? Het station is toch bij uitstek de plaats waar je langs elkaar heen leeft? Je rent om de trein te halen, dringt voor in de spits om nog een zitplaats te bemachtigen en sluit je af voor anderen. Er is toch geen reden om elkaar te verstaan?
Nou, dus wel. Juist op het station wil ik weten wie haast heeft of moe is. Dat bespaart mij veel ergernis. Juist op het station wil ik weten wie te vertrouwen is en wie niet. Eén ervaring van seksuele intimidatie in de trein is meer dan genoeg. Het is voor mijn eigen veiligheid dat ik mensen inschat. Maar ook voor het sociale contact is dit van belang. En dat doe ik door te observeren. Maar dan moet er wel wat te observeren zijn.
Dat er geen ‘boerkaverbod’ geldt in het OV komt omdat de regering vindt dat we de individuele vrijheid hebben om zelf te mogen bepalen wat we dragen. Maar als die individuele vrijheid zover wordt opgerekt dat daardoor de communicatie wordt verstoort en daarmee de veiligheid die we voor onszelf bewaken, schaadt dan die vrijheid uiteindelijk niet de hele samenleving?
Dat oudere Turkse dames in mijn wijk bij 25 graden Celcius in lange gewaden rondlopen, ja, dat is hun eigen keuze. Ik denk dan wel: “Stik je niet in die kleren?”, maar aangezien ik nog steeds met hen kan communiceren, soms met handen en voeten, maar toch, heb ik hier geen moeite mee.
Dan de andere kant. Te bloot. Dat is FOUT. Maar wat is te bloot? Menig school heeft een kledingcode uitgevaardigd. Blote buiken, broekjes waar alleen de billen in bedekt zijn, spaghettibandjes… het is allemaal verboden. Er brak een golf van protest los. Een storm in een glas water. Want zeg nu zelf: wil je nu echt dat jouw blote buik en blote benen gezien worden door die ukkies die net van de basisschool komen, de puistige puber uit de derde klas, en de oude, rimpelige leraar?
Wat is te bloot? Op school kan een blote buik niet, maar op het strand is het geen probleem. Dit is nog wel duidelijk. Maar hoe zit het met de korte broek en de zomerjurk? Het kan pijnlijk misgaan, leert mijn ervaring. In het najaar van 2015 leerde ik een man kennen en samen werkten we een half jaar aan een project. We stonden in een professionele relatie tot elkaar en daarbij hoorde ook een ongeschreven kledingcode. Niets bijzonders. Spijkerbroek en trui waren voldoende.
We konden het goed met elkaar vinden en besloten na het project nog eens op persoonlijke titel met elkaar af te spreken. De professionele, ongelijke relatie die we hadden, speelde in mijn hoofd nog een rol. Maar goed, op de dag van deze afspraak was er al een paar dagen een hittegolf. Het was bloedheet en op mijn werk droeg ik consequent lange zomerbroeken. Maar voor deze afspraak koos ik toch maar voor een zomerjurk die tot op de knie komt en hoogsluitend is, maar de schouders bloot laat. Ook hij had de lange broek verruilt voor iets luchtigs: een T-shirt en korte broek. Het effect? Een lichte shock bij ons allebei.
Waardoor kwam deze shock? De relatie tussen ons was ongedefinieerd. De oude professionele en ongelijke relatie maakte plaats voor iets nieuws, maar wat dat precies was? Kennissen? Maatjes? Vriendschap? Elkaar dan opeens zien in hoog zomerse kleren stelde deze vraag op scherp. Was de kleding te uitdagend? Wilden we niet toch meer afstand, letterlijk en figuurlijk, tot elkaar bewaren?
Te bloot, te bedekt; kleren mismaken dan de mens. Maar toch: kleren maken de man. Kleren zijn meer dan versiering of bescherming; het regelt ook een deel van de communicatie en de sociale verhoudingen. Met dat in je achterhoofd, kies je zelf wat wel en niet kan. Daar hebben we geen wetgeving of regels voor nodig, maar inlevingsvermogen en wat discretie. Dan kies je niet voor een niqab, omdat je merkt dat anderen daar onrustig van worden en kies je niet voor een kort rokje als je voor een klas vol met pubers staat.