“Het kan me niet schelen wat ze in Kenia zeggen, ik weet beter wat er in dat projectvoorstel moet komen!” Dat zei mijn Nederlandse manager toen ik terugkwam van een werkweek in Kenia, om mijn collega’s daar te vragen naar hun ideeën en oplossingen.

Ik was geschokt. Pas jaren later realiseerde ik me dat – natuurlijk meestal niet zo bot verwoord – dat beslissingen in mijn werk bijna nooit genomen worden door mijn Afrikaanse collega’s met dezelfde diploma’s en expertise, maar achter Nederlandse bureaus.

Vanuit een Keniaans perspectief ziet dat er zo uit: “Donateurs aan International Peace Initiatives (IPI) zijn vaak heel specifiek over waar het geld voor gebruikt mag worden, bijvoorbeeld voor een watertank. Vaak zonder dat zij zelf in Kenia zijn geweest,” vertelt dr. Karambu Ringera, oprichter en directeur van IPI in Meru (Kenia). “Tegen de tijd dat het geld aankomt, kunnen prioriteiten veranderd zijn. Een kind wordt ziek of er moet meer schoolgeld worden betaald. En dan kan het zijn dat het kind eerst een medische behandeling krijgt en dat later alsnog de watertank gekocht wordt.”

Afgelopen maand was er nog een donateur die bij herhaling verschillende collega’s benaderde om te vragen of de donatie wel goed was uitgegeven. Dr. Karambu vindt dat donateurs erop zouden moeten vertrouwen dat zij als lokale expert zelf het beste weten wat er nodig is. In de afgelopen elf jaar heeft de stichting al tweeduizend jongeren succesvol opgevangen en begeleid naar school en werk met een bescheiden budget. “Dat gebrek aan vertrouwen raakt mij het meest!”

Oplossingen van ver

Dit is niet zoals ik in mijn studie geleerd heb hoe ontwikkelingshulp zou moeten zijn. Namelijk: het ondersteunen van lokaal gedragen oplossingen. Toch begin ik me nu pas af te vragen: Waarom denken we hier überhaupt vaak dat we wel even de problemen in armere landen ver weg weten op te lossen?

In 2006, volgde dr. Karambu een vak ‘Internationale Ontwikkeling’ aan een universiteit in de Verenigde Staten. “Ik begreep al snel dat het onderliggende idee was dat (witte) Amerikaanse studenten naar andere landen zouden gaan om daar mensen te ‘ontwikkelen’. Ik stond op en vertelde dat ik uit Kenia kwam, een zogenaamd ontwikkelingsland. Maar waar ik vandaan kom meten we welvaart door te kijken of iedereen in een gemeenschap voldoende voedsel, onderdak en bescherming heeft. Hoe kan een rijk land als de VS zich een ‘ontwikkeld land’ noemen, met alle armoede die ik er ook zag?” De klas brak uit in rumoer.

Zelf ronde ik mijn studie Internationale Ontwikkelingsstudies datzelfde jaar af. En ik kreeg het advies om vooral eerst veel werkervaring op te doen in Afrika als ik een van de schaarse banen in ontwikkelingshulp wilde bemachtigen. De meeste vacatures waren in conflictgebieden vaak voor banen met flink wat verantwoordelijkheid. Kijkend vanuit Afrikaans perspectief, komen er dus onervaren pas afgestudeerden enorm complexe problemen proberen op te lossen in een omgeving die ze niet kennen.

Dat inzicht had ik toen nog niet, maar ik zag mezelf gewoon niet in conflictgebieden werken. En ik vond uiteindelijk werk in Nederland, waarvoor ik een aantal keer per jaar naar verschillende landen in Afrika mocht reizen. Eerst waren dat maanden, maar nadat ik kinderen kreeg hooguit een week. Ik vond het reizen geweldig, maar begon me wel steeds vaker af te vragen wat de toegevoegde waarde daarvan nu echt was.

Dr. Karambu legt uit: “Sommige donateurs komen hier maar voor een paar dagen. Of externe (witte) experts komen hier mensen interviewen, nemen hun aantekeningen terug mee naar huis en laten dan hun onderzoeksresultaten weten. In deze haast lukt het niet om de omstandigheden en het leven in een land echt goed te begrijpen. Laat staan om de juiste beslissingen te nemen.” Oplossingen die hieruit voortkomen worden natuurlijk niet erg succesvol. Of erger: “als deze projecten dan mislukken, krijgen wij ook nog eens de schuld in de schoenen geschoven!”

Ongelijkwaardig systeem

Na al die jaren in ontwikkelingssamenwerking, realiseerde ik me pas afgelopen jaar de reden van deze ongelijkwaardige samenwerking tussen Nederlandse en Afrikaanse collega’s en organisaties. Het systeem waarbinnen we werken is ongelijkwaardig.

Ter illustratie, slechts 1 procent van het budget van het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking gaat direct naar goede doelen in Afrika, Azië of Latijns-Amerika. En zoveel als 30 procent van het totale budget blijft in Nederland. Dat betekent dat het grootste deel van het ontwikkelingsbudget verdeeld wordt door Nederlandse organisaties. En degenen met het geld nemen doorgaans de uiteindelijke beslissingen over oplossingen op plekken als Meru in Kenia.

Daarnaast vragen veel goede doelen, aan het eind van een project, vaak niet wat de mensen voor wie het bedoeld was er zelf van vonden, volgens Willem Elbers, senior onderzoeker Internationale Ontwikkelingsstudies aan de Universiteit van Nijmegen. Ze nemen dus geen verantwoordelijkheid voor slechte oplossingen of mislukte projecten.

“Ook racisme– bewust of onbewust – is onderdeel van het systeem, en geworteld in de geschiedenis,’ schrijft Kiza Magendane. Ik kan inderdaad heel veel voorbeelden uit mijn eigen praktijk aanwijzen, zoals die van de Nederlandse manager die dacht dat ze het allemaal beter wist. Maar ook dat het mij vijftien jaar kostte om het te zien.

Dr. Karambu ziet het in de projectplannen en onderzoeken die een beeld schetsen van ‘de ander,’ die een vaak witte expert van buiten nodig heeft om zichzelf te begrijpen en tot oplossingen te komen. “Een Amerikaanse vriend verwoorde het zelfs openlijk: “Wij denken dat we alles beter weten dan jullie!” Het is een vorm van kolonialisme die gebleven is. Het is triest dat dit nog altijd bestaat binnen ontwikkelingssamenwerking.

Beter samenwerken

Als eenling het systeem veranderen, terwijl je er middenin zit is niet makkelijk, zo niet onmogelijk. Maar verandering is nodig, om eindelijk tot gelijkwaardige samenwerking te komen en daardoor tot oplossingen die werken voor de mensen voor wie ze zijn bedoeld. Mensen die dezelfde kansen verdienen op bijvoorbeeld het gebied van onderwijs, gezondheid en klimaat.

Voor systeemverandering zijn alternatieven nodig. Een ervan zijn we zelf begonnen, om te laten zien dat het echt anders kan: iMPACT direct. Via die website is het mogelijk om als donateur rechtstreeks naar projecten van professionele Afrikaanse goede doelen te doneren, waarvan IPI er een is. Het goede doel beslist zelf waar het geld aan wordt uitgegeven, en laat in updates en rapportages op de website zien wat er met het geld is gebeurd.

“Durf ons te vertrouwen!” is de oproep van dr. Karambu aan Nederlandse donateurs. Het is haar droom dat haar stichting met zulke onvoorwaardelijke donaties daadwerkelijk zelfstandig wordt in het nemen van beslissingen die voor de betrokkenen het beste zijn.

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
inemarie dekker

Inemarie Dekker

Projectontwikkelaar en trainer. Oprichter van iMPACT direct.
Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.