Deze zegenbede van een arme Schotse vrouw uit een vorige eeuw staat in mijn agenda. Alle keren dat ik deze woorden lees, schieten mijn ogen vol. Deze bede vertolkt voor mij het leven. De eenvoud, het grenzeloze respect, het besef van wederzijdse afhankelijkheid. De liefde die zich vertaalt in iedere kleine handeling. En het weten dat alles, van het allerkleinste tot het allergrootste, zegen nodig heeft en is ingebed in de ruimte van God. Misschien spreekt deze bede me juist zo aan omdat alles erin voorkomt wat mijn wereld heeft gevormd.
Ik ben de dochter van mijn vader en moeder. Van mijn vader, die landbouwer was, heb ik de liefde voor de tuin en voor de aarde. Van mijn moeder, die ons graag en veel voorlas, heb ik de liefde voor het woord.
Ik ben een fervent lezer, een alleseter, maar ik hou van de persoonlijke verslagen van zoektochten naar God. Toen het dagboek van Etty Hillesum uitkwam, was dat voor mij een openbaring en een bevrijding. Zo vertrouwelijk, persoonlijk en vrijmoedig kun je dus met God omgaan. Nog steeds ligt dit dagboek naast mijn bed.
In de loop der jaren zijn er velen geweest die mij geïnspireerd hebben met hun (dag)boeken: Dag Hammerskjöld, Pieter van der Meer de Walcheren, Thomas Merton, Dietrich Bonhoeffer. Mystici als Hadewijch, Teresa van Avila, Johannes van het Kruis, maar ook mensen uit andere tradities. Rabbijn David Cooper met Het hart van de berg en God is een werkwoord. Sogyal Rinpoche met Het Tibetaanse boek van leven en sterven, de soefi’s Inayat Kahn en Reshad Feild en zoveel anderen. Dit soort boeken heb ik broodnodig. Als een kompas om me op het goede spoor te houden. Om me niet te verliezen in de waan van de wereld.
Naast de boeken is de tuin een bron waaruit ik put. Sinds enige jaren heb ik een groentetuin en een bloementuin op een volkstuinencomplex. In die tuin hervind ik mezelf, vergeet ik de tijd en alles wat me bezighoudt. Ik raak er ontroerd door de eerste groene sprietjes in een nog kale aarde; zie met verbazing dat juist de meest kwetsbare bloempjes de winterse kou trotseren; verstil als ik op een koude, grijze dag sta te spitten met alleen een roodborstje als gezelschap. Ik ervaar dat ik niets in de hand heb. Ja, ik kan zaaien maar dat wil niet zeggen dat ik zal oogsten. Ik kan planten maar alles groeit op zijn eigen plek en niet daar waar ik het liefst wil dat het groeit. Alles komt op naar eigen believen en bloeit en sterft op eigen tijd. Mopperen helpt niet. Overgave wel. Zo is het en niet anders. Dit is leven: groots en kwetsbaar, eigenzinnig en geheimzinnig. Ongrijpbaar en tegelijk zo concreet. Gewoon handen in de aarde, zweten en werken. Met af en toe een prachtige krop sla, een grote rode kool of een rijke oogst tuinbonen.