Als ik denk aan het slavernij verleden dan denk ik aan verloren verhalen waar ik naar op zoek ben, die mijn identiteit als kind van Suriname nog meer verankeren. Als ik denk aan het slavernijverleden denk ik aan de pijn die ik kort ervaren heb bij de ontdekking dat eigenaren van plantage Dijkveld, waaronder de familie Wilkens en waar een deel van mijn voorouders als slaaf geleefd hebben, een fortuin aan tegemoetkomingsgeld hebben ontvangen voor de inventaris aan slaven en ervoor kozen de plantage op de veiling te doen in plaats van af te staan aan de ex-slaven. Als ik denk aan het slavernijverleden dan denk ik aan het slavenregister van plantage Dijkveld waar mijn onbekende voorouders gereduceerd zijn tot een economisch goed.
Mijn grootmoeder is geboren op een plantage
Als ik denk aan de periode na de slavernij dan denk ik aan mijn overgrootmoeder Laurentia Eleonora Lang die in 1866 tijdens het Staatstoezicht op plantage Dijkveld is geboren. Ik denk aan de kinderen die zij heeft gehad waarvan er twee als baby zijn overleden. Ik denk aan het moment dat ik in de archieven de geboorte akte van de tweeling vond die beiden vier maanden later op dezelfde dag in april 1887 stierven en dat niemand dit familiefeit wis.
Als ik denk aan de periode na de slavernij dan denk ik ook aan liefde. Liefde tussen de kinderen van mijn overgrootmoeder die resulteerde in het zorgen voor mijn moeder, haar zussen en haar broer toen mijn grootmoeder veel te jong overleed en vier minderjarige kinderen achterliet.
Ik schrijf deze blog en wordt overvallen door dankbaarheid voor een familie die zich ontfermde over mijn moeder waardoor zij zich kon ontwikkelen tot de vrouw die zij nu is. Dankzij de keten van liefde kon mijn moeder samen met mijn vader zorgen dat ik ging studeren en een mooie carrière kon opbouwen. Het is de wens geweest van mijn overgrootmoeder dat al haar nazaten in contact zouden blijven met elkaar. Haar wens is uitgekomen.
Als ik denk aan de periode na de slavernij dan denk ik aan de kracht van een onbreekbaar en liefdevol web dat mijn overgrootmoeder ooit is begonnen te spinnen bij de geboorte van haar eerste kinderen eind november 1886 en dat al 129 jaar haar nazaten bedekt.
Als ik denk aan vandaag
dan denk ik aan de wens om op een respectvolle manier verhalen te delen. Er is meer dan boosheid en verdriet dat samen verkend moet worden. Voorwaarde is dat we onze persoonlijke familiegeschiedenis kennen om tijdens een dialoog een persoonlijk verhaal te kunnen vertellen.
Als ik denk aan vandaag dan denk ik ook aan de nazaten van de slaveneigenaren. Wat vinden zij van de nalatenschap van hun voorouders? Zijn ze wel op de hoogte dat hun voorvaderen ooit andere mensen als bezit hadden? En wat als wij vandaag om de tafel zouden kunnen zitten? Waar zouden we het over hebben? Zouden wij aan het eind van het gesprek elkaar de polsen kunnen insmeren met kokosolie als symbool voor het helen van de littekens van een gedeeld verleden?
Wat is vrijheid?
Als ik denk aan vrijheid ben ik vooral opgelucht dat ik als zwarte inwoner van Nederland in een leidinggevende zorgverlenersrol carrière kan maken. Maar ik denk ook aan mijn rechten. Mijn recht om mijn zwarte stem te laten horen in een maatschappelijk dialoog over gelijkheid is niet vanzelfsprekend in een land waar tolerantie is verheven tot cultureel gemeengoed en waar acceptatie vooralsnog geen rol speelt.
Zolang ik bij het corrigeren van uitspraken met een twijfelachtige intentie eerst excuses moet maken aan de overtreder om vooral niet als “geschoten in de slachtofferrol” bestempeld te worden is er eigenlijk geen vrijheid. Vrijheid om een onvoorwaardelijke stem te hebben is een strijd waar we ons hard voor moeten maken in de toekomst.
Die wens van uw overgrootmoeder, over haar graf heen, dankzij religie, dat ontroert me wel. Ooit, lang geleden, voer ik per speedboat op de Commewijne, langs al die vergane glorie van mijn witte voorouders, kapotte sluisjes, namen op verrotte houten schildjes Nijd en Spijt, Marienburg, Zorgvliet etc etc. Ik kwam terecht bij de allerlaatste van dat geslacht, Baas Seljee, eigenaar van een citrusplantage met vooral Javaanse werknemers (die hij toen 3 surinaamse gulden/dag betaalde, heel veel toen, tenminste, als je het vergeleek). Het was onvergetelijk, geweldig, die pracht van dat oerwoud rondom, met die gigantische Kankantries, en brulapenconcert als de nacht inviel. Wat een verschil met dat oersaaie NL hier, maar ja, ik moet het er maar mee doen, het is niet anders.
Best Dirk den Boer,
Graag zou ik met u in contact komen om met uw ontmoeting met deze die eigenaar van de citrusplantage te praten. Hij was nl de broer van mijn opa die ik nooit gezien of gesproken heb. Wellicht weet u nog het e.e.a. over deze markante man te vertellen.
Ik hoop dat dat via deze weg lukt,
met een vriendelijke groet,
Ron