Vanzelfsprekend kan ‘Islamitische Staat’ worden verslagen. De amper 20 duizend amateursoldaten, gerekruteerd uit maar liefst 80 landen, zijn uiteindelijk geen partij voor de machtige coalitie met hun commando’s, inlichtingendiensten, F16’s en tomahawks. En dat geldt desgewenst ook voor Boko Haram, voor Al Shabaab, voor Jabhat al-Nusra en al die andere islamitische terreurgroepen. Maar een militaire overwinning zal van korte duur zijn. Uit de as van IS of al-Nusra zullen weer nieuwe organisaties verrijzen. Deze zullen opnieuw duizenden strijders uit tientallen landen aantrekken. Ook zij zullen vele duizenden de dood injagen. Deze wereldwijde sympathie voor IS is niet alleen levensgevaarlijk. Ze zou ons ook aan het denken moeten zetten.
Wat is er toch in de meer dan 4000 jonge, Europese moslims gevaren dat ze huis en haard verlaten om te vechten voor IS? En wat is er gebeurd met vele honderdduizenden moslims die deze stap niet zetten, maar wel bewonderend naar deze strijders opkijken? Waarom zijn wij er niet in geslaagd om onze landgenoten te overtuigen van idealen als vrijheid van godsdienst, van mensenrechten, van democratie en respect voor andersdenkenden?
Ik stel mezelf deze vraag op een avond dat ik mijn dochter op 3-VMBO overhoor voor haar proefwerken Duits en scheikunde. Het proefwerk Duits bestaat uit het leren van woorden en naamvallen. En scheikunde uit het van buiten leren van het periodiek systeem. Het is kennis die ze láter, misschien, hopelijk, nodig heeft om een vervolgopleiding te doen, een baan te vinden en een inkomen te verdienen. Maar het heeft weinig te maken met het volle leven hier en nu. Het heeft weinig of niets te maken met het feminisme van actrice Emma Watson, met de Ebola-epidemie, met de humanistische koers van paus Franciscus, met de opmars van ISIS en de verlamming van de Veiligheidsraad. Laat staan dat mijn dochter op school wordt geïnspireerd door idealen over een rechtvaardige samenleving, dat ze wordt aangezet om politiek actief te worden of dat iemand haar meeneemt in de wereld van filosofie, religie, levensbeschouwing, kunst en cultuur.
Ik stel me een leeftijdsgenoot van mijn dochter voor en noem hem Mohammed. Ook hij zit op 3 VMBO, maakt zijn proefwerken Duits en scheikunde en ook in zijn klas gaat het maar zelden over IS, over democratie, over mensenrechten, over Emma Watson of over internationale politiek. Maar op zijn smartphone bekijkt hij filmpjes over het weigeren van donkere jongeren in discotheken. Mohammed weet dat niemand hem een stageplaats of vakantiebaantje zal gunnen. Bij het avondeten hoort hij zijn opa vertellen over de warme saamhorigheid onder moslims en de poëtische schoonheid van de Koran. De God van de Koran denkt niet in kleuren en rassen, zegt hij. Op Al-islaam.com leest Mohammed dat hij kans maakt op het paradijs, hoe vaak hij in Nederland ook wordt afgeserveerd als kutmarokkaan. Wanneer hij ‘s avonds naar Al Jazeera kijkt, ziet hij hoe Israël de Gazastrook bombardeert. En hij hoort zijn grootvader uit de koran citeren. ‘O moslim, hier is een jood, kom en dood hem’.
Waartoe voeden wij onze jongeren eigenlijk op? Waarom verplichten wij hen om jaar in, jaar uit naar school te gaan? Doen we dat enkel om hen af te richten voor de arbeidsmarkt? Of willen we hen voorbereiden op een leven als kritische, betrokken en democratische burgers? Het antwoord is bekend. Van middelbare school tot universiteit gaat het allang niet meer over waarden, ideeën en idealen. En dat terwijl nét jonge mensen op zoek zijn naar waarden, terwijl net zij verlangen naar nieuwe ideeën en zich maar al te graag willen laten bezielen. Uit een groot onderzoek naar de ‘burgerschapsvaardigheden’ van 38 landen bungelen Nederlandse 14-jarige scholieren volledig onderaan. Onze Nederlandse scholieren weten maar amper hoe de democratie werkt, ze zijn vrijwel niet geïnteresseerd in politiek, ze voelen zich niet geroepen zich op latere leeftijd in te zetten voor de maatschappij en ze hechten opvallend weinig waarde aan de rechten van minderheden.
Welke volwassenen, behalve, hopelijk, hun ouders, gaan nog wél met jongeren over deze thema’s in gesprek? Wie verder, vertelt mijn dochter dat het belangrijk is om voor andere mensen op te komen, om zich politiek te engageren, naar het journaal te kijken en zich te verdiepen in klimaatverandering en feminisme? Wie pakt Mohammed onder de arm en leert hem over het verschil tussen democratie en tirannie? Wie leest hem voor uit Multatuli en neemt hem mee naar het Milieucafé of naar een raadsvergadering?
“Democrats are made, not born”, schreef de grote pedagoog John Dewey. Om vrijheid, humaniteit en democratie te kunnen waarderen, moet je op zijn minst weten waarvoor zij een alternatief vormen. Wie geen kennis kan nemen van de grote denkbeelden, dromen en waarden onder de westerse samenleving, kan zich er ook niet bij betrokken voelen. Wanneer het ons niet meer lukt om ons onderwijs weer op te laden met onze waarden en idealen, dan zal dit vacuüm steeds vaker worden gevuld met kwaadaardige ideologieën waaronder die van het islamitisch terrorisme.
Helemaal mee eens, we moeten het meer hebben over onze idealen, zeker – maar niet alleen – in het onderwijs. Echter, die gesprekken beginnen met een vorm van stemmingmakerij, met een uit de lucht gegrepen “vele honderdduizenden moslims die bewonderend naar deze strijders opkijken” is gelijk aan ze bij voorbaat onmogelijk maken.
Eens met de stelling dat er in het onderwijs (meer) aandacht zou moeten komen voor de idealen en dromen van grote denkers. Maar waarom alleen die uit de westerse samenleving? De nuancering van bovenstaand artikel is mij te veel gericht op een verheerlijking van hedendaagse (blanke) idealen. U moet begrijpen, ik ben het niet eens met het geweld en de strijd van de huidige tijd, maar een dergelijke (subtiele) nuancering ondermijnt het debat mijn inziens op voorhand.
Mijn eerdere reactie is blijkbaar geweigerd. Toch nog een poging. Mijnheer Bodelier stelt dat het eenvoudig is Isis, Boko Haram, etc. aan te pakken. Was het maar zo mijnheer, zo’n overwinning is niet makkelijk te behalen. En, waar ik het wel eens ben, al lukte dat, dan hebben we nog heel weinig bereikt.
Meer problemen heb ik met de uit de lucht gegrepen aanname als zouden vele honderdduizenden moslims Isis bewonderen. Samen praten over onze idealen begint niet met vooroordelen.
Bodelier heeft een goed punt als hij stelt dat het Nederlandse onderwijs niet erg gericht is op burgerzin.
Wat hij echter over het hoofd ziet is dat het onderwijs voortdurend wordt bijgesteld aan de behoeften van de maatschappij (zoals verwoord door de stroming die politiek het meest invloedrijk is).
De vormgeving van onderwijs is in wezen niet meer dan een optimalisatie-probleem. De constraint is de hoeveelheid tijd en geld die we kunnen en willen spenderen (beide constraints bindend). De doelstelling verandert voortdurend: inde jaren 50-60 waren de noden van economische wederopbouw leidend.
In de jaren 70-80 moest werden de politiek-ideologische opvattigen leidend. De “Middenschool” werd het nieuwe richtpunt. Het opdoen van kennis werd doodverklaard, en allerlei wollige (maar politiek goed-liggende) “vaardigheden” moesten het worden. Zo breed mogelijk graag.
Gelukkig is dat verwaterd en doodgebloed want niet uitvoerbaar binnen de constraints van tijd, talent, en belangstelling.
In de jaren 1990-2010 werd de noodzaak om de arbeidsmarkt te voeden weer belangrijker en werd iets van de schade veroorzaakt door de middenschool gedachte gerepareerd.
En jawel, nu dient zie een nieuwe factor an in de doelstelling: leerlingen moeten iets gaan weten over hoe om te gaan met ideologieen en weer iets weten van b.v. geschiedenis.
Nog even en de studie van de klassieke wereld (die spiegel van een maatschappij die ver weg genoeg staat dat emotionele barrieres het zicht erop niet vertroebelen maar die voldoende lijkt op onze “moderne” maatschappij om een uitsekende bron van reflectie te vormen voor de actualiteit) doet weer opgang.
Het idee van “burgerzin” werd al uitgebreid besproken door filosofen in het klassieke Athene, en de verzuchting van Bodelier over “idealen” zou je zo kunnen spiegelen aan de tirades tegen moreel verval en morele slapte van een hele reeks Romeinse schrijvers. En grappig genoeg doet de “moderne” verscheidenheid aan religies zo sterk denken aan het polytheisme van de klasieke oudheid dat de relativering die toen werd aangebracht ten aanzien van religies ook nu weer actueel is.
Iets zegt mij echter dat Bodelier een hernieuwde studie van de klassieken nou ook weer niet bedoeld heeft. Te “elitair” namelijk.