In onze samenleving functioneert moraliteit als een knop waaraan gedraaid kan worden om onder andere oorlogen te starten of te rechtvaardigen. In deze context van oorlogen, wordt met moreel taalgebruik een soort taalgebruik bedoeld dat achting en minachting verdeeld. Hierin ga ik mee met hoe Duits socioloog Niklas Luhmann naar moraliteit kijkt. Luhmann zag dat morele oordelen anders zijn dan oordelen over bijvoorbeeld iemands kleding of hoe goed iemand kan voetballen; morele achting of minachting zeggen iets over de hele persoon. Iemand moreel achten of minachten betekent dus dat we deze persoon óf accepteren óf verwerpen.

Moreel taalgebruik leidt tijdens conflicten helaas vaker tot escalatie dan tot de-escalatie. Wanneer moreel taalgebruik de overhand krijgt is het eigenlijk al te laat. Voor een oorlog zijn naast wapens en soldaten ook een samenleving nodig die het steunt of zich hier in ieder geval niet tegen verzet. Vaak is hier een grote hoeveelheid retoriek voor nodig vanuit de media en de politiek. Veel mensen zijn zich er namelijk wel degelijk bewust van hoe ontzettend schadelijk oorlogen zijn.

De media en politiek zijn tegenwoordig de grootste bronnen van morele communicatie. Dit komt omdat overal ter wereld steeds minder mensen naar bijvoorbeeld een kerk of moskee gaan, waardoor ze ook minder snel kennis maken met de leer over moraliteit van de traditionele religies. Een bijkomend probleem is dat terwijl religie een dogmatisch inflexibel beeld van moraliteit heeft, de media dit niet deelt. Media is juist extreem flexibel en heeft geen enkele morele basis. In plaats daarvan wordt moraliteit beoordeeld op hoeveel kijkcijfers het trekt en hoe winstgevend het is. In Nederland zien we daarnaast ook dat de NPO steeds meer onder commerciële druk komt te staan en er bijvoorbeeld dreigementen komen over bezuinigingen op het moment dat de NPO zich te consistent en uitgesproken opstelt.

Winst als basis

De winstgevendheid hangt samen met het propagandamodel ontwikkeld door Edward S. Herman en Noam Chomsky. Dit laat zien dat moraliteit paradoxaal genoeg niet de basis is voor welk nieuws geproduceerd wordt, maar in het geval van oorlog het belangrijker is wie het bombarderen doet en wie er geraakt wordt. De manier waarop media geproduceerd en gedistribueerd wordt is echter wel erg gemoraliseerd; zolang een bondgenoot aangevallen wordt, worden er journalisten naar het oorlogsgebied gestuurd, zijn er columns over de psychologie van de leider van het regime dat een andere regio binnenvalt, en wordt er gewezen op het aantal gevallen burgerslachtoffers. Zolang het een bondgenoot van de NAVO is die bombardeert, zullen er weinig journalisten naartoe gaan en zullen er geen slachtoffers geïnterviewd worden. Australische journalist Julian Assange zit bijvoorbeeld ook nog steeds vast, mede omdat hij wél liet zien wat het gevolg was van de bombardementen van het Amerikaanse leger in Irak en Afghanistan.

Op dit moment is er naast het conflict in Oekraïne ook nog steeds de invasie van Jemen door Saudi-Arabië gaande waar er in januari juist weer een groot offensief startte. Daarnaast is Amerika ook weer meer gaan bombarderen in Somalië en heeft Israël raketaanvallen op Damascus gedaan. Hier vielen ook burgerslachtoffers, maar daar horen we vrijwel niets over.

Is goed goed?

In het boek the moral fool stelt Duits filosoof Hans Goering-Moeller de vraag of teveel zaken door een morele lens bekijken niet juist een probleem op zichzelf is. Hij beschrijft hoe moraliteit als gereedschap gebruikt kan worden om mensen in goede en slechte categorieën in te delen. Het is mogelijk om te beargumenteren dat moraliteit natuurlijk misbruikt kan worden, dat dit niet de bedoeling is, maar er ook een hoop goede dingen vanuit morele overwegingen worden gedaan. Maar wat is misbruik hier nou precies? Zeggen dat moraliteit ondanks dat het misbruikt kan worden toch inherent goed is, is vergelijkbaar met het zeggen dat vuurwapens mensen niet doden, maar de mensen die de trekker overhalen. Uiteraard is dat waar, maar dat betekent niet dat vuurwapens en de moraliteit erachter onschuldig zijn.

Een probleem als we over gebruik en misbruik van moraliteit als instrument praten, is de realiteit dat mensen geen toegang hebben tot waarheden, maar enkel tot waar ze in geloven. Wat de een ziet als rechtvaardigheid, ziet de ander als wreedheid. Tijdens de Vietnamoorlog zag de Verenigde Staten het platbombarderen van willekeurige dorpen als noodzakelijk om steun voor de Vietcong op het platteland te verminderen, terwijl de Vietcong dat zelf als genocide zag. Oekraïners die molotovcocktails maken tegen de Russische agressie worden als vrijheidsstrijders gezien, terwijl Palestijnen die met stenen en geïmproviseerde wapens tegen Israëlische troepen vechten als terroristen worden neergezet.

Voorkomen van oorlog

Een van de manieren waarop het moraliseren van conflicten leidt tot meer instabiliteit en escalatie is via het pariah complex. Op het moment dat een land in de media en door de politiek als kwaadaardig en onbetrouwbaar is neergezet, heeft zo’n land minder te verliezen qua reputatie, ongeacht hoe terecht de aantijging is. Een voorbeeld hiervan is de bekende Axis of Evil speech van George Bush. Hierin praat hij over Iran, Irak en Noord Korea. Kort na deze speech was er een enorme toename in discriminatie tegen moslims in Amerika. Elke toenadering vanuit deze landen wordt door het sterke moraliseren ook gezien als niet oprecht en een verspilling van tijd. Tijdens de Vietnamoorlog wilde Nixon nog niet uit Vietnam vertrekken zodat hij geen gezichtsverlies zou leiden. Omdat de Vietcong als het absolute kwaad was afgeschilderd, moest er wel doorgevochten worden ondanks dat het allang duidelijk was dat de Verenigde Staten de oorlog nooit zou winnen.

Daarom denk ik dat de impuls in onze samenleving om zaken te moraliseren, bedwongen moet worden. Ik denk dat we naar een oorlog moeten kijken, niet zoals gebruikelijk in de westerse traditie als een heroïsch gevecht tegen het kwaad, maar meer als iets waar het beter is dat moraliteit niet een al te grote rol speelt. Oorlog is in eerste instantie geen morele strijd, maar eerder het gevolg van economische, culturele, politieke en/of religieuze spanningen. Landen hebben hun eigen veiligheidsbelangen, die ze als ze voelen dat die bedreigd zijn daar ook op zullen reageren. We moeten realistisch zijn dat oorlog in zekere zin onvermijdelijk is in het huidige systeem waar burgers wel het meeste te lijden hebben onder oorlog, maar zelfs in democratieën maar weinig invloed op het beleid hebben.

In een tekst uit het Daoisme, de Daodejing, wordt oorlog op een meer amorele manier geanalyseerd. Hier werd oorlog gezien als een soort natuurramp waarbij geen eer te behalen is en waar oorlog zoveel mogelijk ontweken en uitgesteld moet worden. Oorlog werd ook gezien als iets dat eigenlijk alleen maar destructief is; er zijn geen winnaars, alleen maar verliezers. Ik denk dat het belangrijk is dat we hier inspiratie uit trekken. Laten we wat kritischer naar moraliteit kijken en hoe het zich ontplooit in de samenleving. Laten we ons daarnaast niet meezuigen in het wapengekletter en moraliteit niet afzweren maar moreel taalgebruik herkennen en er kritisch op zijn. Laten we vooral niet vergeten dat hoewel een aantal politici, de media en sommige bedrijven op de korte termijn van oorlog kunnen profiteren, het toch echt desastreus is voor onze wereld en de mensheid.

Dit artikel verscheen onlangs in De Linker Wang.

profiel foto etienne

Etienne Henrij

Etienne Henrij is afgestudeerd als bioloog en werkt als practicumbegeleider in het HBO.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.