Het festival bestond uit een vol middag- en avondprogramma in Theater aan het Spui, met theater, film, discussies, een lezing en een Surinaams buffet. ’s Middags wandelde een groep met erfgoeddeskundige Valika Smeulders door Den Haag, waar acteurs op verschillende plekken het slavernijverleden tot leven brachten. Het festival was een samenwerking tussen onder andere het Nationale Theater, de Veenfabriek, Pasado Presente, stichting Samen Sterk en Initiatives of Change.

Een einde aan de onkunde

“Vroeger was 1 juli de verjaardag van mijn broer. Meer niet,” vertelt Vrede, die Surinaamse wortels heeft, als ze het avondprogramma aftrapt. “Op school leerden we dat Nederland heel machtig was en dat ze in Suriname ook Nederlands spraken, omdat dat van ons was geweest. Meer niet. Deze onwetendheid was mijn jeugd.” Daar moet het nu klaar mee zijn, vindt ze. “1 juli moet een nationale herdenkingsdag worden.” De zaal knikt en klapt instemmend.

Aan een tafel zitten actrice Genelva Krind en haar moeder, die over is uit Suriname. “Daar is het nu uitbundig feest,” vertelt de moeder. “Op straat lopen mensen in klederdracht, er is eten, drinken, we dansen.” Ook zij en haar dochter vinden dat het hier een nationale feestdag moet zijn. “Het is ons gezamenlijk verleden.” Toen Krind zes jaar geleden naar Nederland kwam om naar de toneelschool te gaan, was ze verbaasd over hoe weinig Nederlanders weten over Suriname. “Inmiddels ben ik eraan gewend.”

Tijdens de theatrale stadswandeling speelde Krind de Surinaamse zakenvrouw Elisabeth Samson. Samson, die in vrijheid was geboren, spande een rechtszaak aan tegen de Nederlandse staat om met een witte man te mogen trouwen en won. Ze was een succesvolle ondernemer en leidde uiteindelijk meerdere plantages waar ze zelf slaven hield. Krind vindt haar fascinerend. “Ze was een hele sterke vrouw. Ze was vrij, maar ook weer niet vrij, want ze werd niet geaccepteerd als volwaardig zakenvrouw en als mens. Zoals Cynthia McLeod ‘t verwoordt, ‘gevangene van kleur.’”

wandeling2
Beeld door: IofC / Laura Reijnders

Verzet tegen de slavernij

De geschiedenis van de slavernij is een geschiedenis van klein en groot verzet. Van een rechtszaak tegen de Nederlandse staat om een witte man te mogen trouwen tot aan grootschalige opstanden. De Surinaamse historicus Frank Dragtenstein bestudeerde het verzet in de eerste tweehonderd jaar van de trans-Atlantische slavenhandel, van 1500 tot 1700. “Overal in Zuid-Amerika waren opstanden, sommige duurden wel jaren,” zegt hij tijdens zijn lezing over de marronage in Suriname. “We kunnen veel trots halen uit wat er toen is gebeurd. We kunnen het verfilmen en elkaar vertellen, dit zijn onze helden.”

In de begintijd was het verzet soms zodanig, dat het voortbestaan van de kolonie erdoor in gevaar kwam, zegt Dragtenstein. Het gezamenlijk optrekken van de inheemsen onder leiding van opperhoofd Kaaikoesi en ontsnapte slaven aangevoerd door Ganimet maakte de situatie kritiek. Ganimet had zijn eigen fort met 400 strijders waarmee ze plantages aanvielen om slaven te bevrijden en eten en gereedschappen mee te nemen. “Het was een plaag. De Nederlanders schreven: als dit zo doorgaat is de ondergang van de kolonie niet ver.”

Uiteindelijk werd het fort van Ganimet vernietigd door de Europeanen, met behulp van inheemsen. “Suriname kende talrijke bevolkingsgroepen. Er waren er altijd wel die voordeel hadden aan samenwerking met Europeanen.” Een correspondentie tussen de marron Boston Bland en het koloniale bestuur in Paramaribo leidde in de jaren zestig van de 18de eeuw tot vrede tussen de Nederlanders en enkele marrongroepen. “Ook daarna is er nog verzet geweest, waarvan de Boni-oorlogen het meest bekend zijn. Maar doordat de verschillende marrongemeenschappen uit elkaar groeiden is de kolonie niet meer in gevaar geweest.”

Nederland heeft een blinde vlek

Zoals de geschiedenis van de eerste verzetsstrijders in Suriname onderbelicht is, zo heeft Nederland meer blinde vlekken. Dit blijkt tijdens de vertoning van de documentaire Drie Vrouwen van Ida Does en het nagesprek met haar en de hoofdrolspelers. In de documentaire volgt Does winti-priesteres Marian Markelo, erfgoeddeskundige Valika Smeulders en Ellen-Rose Kambel, die zich alle drie verdiepen in het koloniale verleden van Nederland.

2018_article3_ketikoti2018
Beeld door: IofC / Laura Reijnders

Kambel ontdekte dat de plantagehouder van haar overgrootmoeder nog altijd een bekende naam is in Sassenheim. Daar kocht de rijke familie Charbon een buitenhuis en richtte een park in. In een historische folder staat een stukje over de rijke koopmansfamilie Charbon, maar niets over de oorzaak van hun rijkdom. Hetzelfde geldt voor een bordje dat naast een huis op het Haagse Lange Voorhout prijkt, dat Smeulders tijdens een stadswandeling laat zien. Hier staat alleen op dat de eigenaar een koffieplantage had.

“Historici duiken er niet dieper in. We moeten door deze blinde vlek heen prikken,” zegt Ida Does tijdens het nagesprek. Moeten straatnamen zoals de Charbonlaan dan ook worden afgeschaft, vraagt Vrede. Smeulders: “Je moet dit soort straatnamen en standbeelden nog wel deels behouden, alleen moet je het beter becommentariëren. En ook mensen toevoegen, ook vrouwen bijvoorbeeld.”

Theater over eigen geschiedenis

De complexiteit van de geschiedenis wordt op een prachtige manier zichtbaar tijdens de theatervoorstelling Stamboommonologen, waar het festival mee afsluit. De Rotterdamse Joy Larissa Delima voelt zich ineens heel zwart als ze ontdekt dat ze de tweede zwarte vrouw is in 60 jaar op de Arnhemse toneelschool. In de voorstelling gaat ze op zoek naar wat dat betekent en naar haar eigen geschiedenis. Onderweg neemt ze beelden over zwart en wit op de korrel in een spel met typetjes en identiteit.

Ook schuwt ze geen ongemakkelijke vergelijking met het heden. “Dit jurkje dat ik aan heb, is ook gewoon van de H&M. Het is gewoon heel chill om er goedkoop leuk uit te kunnen zien.” Die filmpjes over de nare arbeidsomstandigheden, die “ga ik natuurlijk echt niet delen”. Als ze een verrassende ontdekking doet over haar stamboom, wordt de verwarring – na de DNA-test waar elf nationaliteiten uitkomt – alleen maar groter. “Ik ben trots en schaamte, vriend en vijand.” Maar ze zou vooral zo graag, eens niet een van de elf, maar alle elf willen zijn.

Slavernij in het Nederlands Koninkrijk

Op 1 juli 1863, 155 jaar geleden, werd de slavernij afgeschaft in het Nederlands Koninkrijk. In Suriname kregen 34.000 mensen de vrijheid, op Curaçao, Aruba, Bonaire, Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba 12.000. Slaveneigenaren in die gebieden én in Nederland kregen vanwege deze wetswijziging een financiële compensatie, slaafgemaakten daarentegen kregen niets.

Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website van Initiatives of Change, een stichting die zich in zet voor het bouwen van bruggen van vertrouwen in de maatschappij.

irenedep1

Irene de Pous

Irene de Pous is zelfstandig journalist en tekstschrijver. Ze publiceerde oa in Trouw, de Volkskrant, Onze Taal, Nieuwe Liefde Magazine en …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.