Christenen geloven in een God die zij bij name kunnen noemen. God is voor hen geen abstracte god, niet ‘iets hogers’ waarvan ze geloven of denken dat het ‘bestaat’. Hun God is een God die zich kennen laat. Een God die zich bekend maakt en die hen uitnodigt God aan te spreken.
Tegelijkertijd is Gods naam onuitsprekelijk. Die naam nemen Joden niet op de lippen. Als zij de Thora reciteren, zeggen ze hashem, ‘de naam’, wanneer ze de naam van God zien staan. Spreken ze tot God, dan vervangen ze het onuitsprekelijke JHWH door Adonai, ‘mijn Heer’. Wanneer Nederlandse christenen de naam van God noemen willen, gebruiken ze diverse vertalingen: de Heer, de Eeuwige, de Wezer, Die er is en zijn zal. Eigenlijk kunnen gelovigen die naam alleen maar fluisterend en stotterend uitspreken.
God die mensen bij name kent
Christenen geloven in een God die hen bij name kent. Daarbij gaat het hen niet zozeer om de ongekende geheugencapaciteit van de Almachtige. Dan verwonderen ze zich juist over hoe God op hen betrokken is, hoe zij zich door God gehoord en gezien kunnen voelen.
Dat gebeurt op indirecte en toch persoonlijke manieren. Vlak voordat iemand gedoopt gaat worden, noemt diegene of diens ouders diens naam, de naam waarmee je gedoopt gaat worden. Dan zegt de priester: “Moge deze naam geschreven staan in het boek van het leven en gegrift in de palm van Gods hand.” Wanneer iemands aardse leven ten einde gekomen is, bidden ze in de eucharistieviering ter uitvaart: “Heer God, herinner U haar naam, die zij van mensen heeft ontvangen en waarin zij gekend wordt, ook al is zij gestorven, die naam die Gij geschreven hebt in de palm van uw hand.”
Met deze Bijbelse beelden drukken zij uit dat zij geloven in een God die hen bij name kent en die zich hun naam altijd herinneren zal.
De namen van de doden noemen
Vandaag vieren katholieken Allerheiligen en gedenken ze alle heiligen van de kerk. Doorheen het jaar gedenken ze van tijd tot tijd specifieke heiligen: Maria, Johannes de Doper, Barnabas. Maar al heel vroeg in de geschiedenis van de kerk ontstond het feest van Allerheiligen. Want de christenen werden vervolgd en velen stierven als martelaar. Al snel werd het ondoenlijk om al die martelaren jaarlijks op hun sterfdag te gedenken: het waren er teveel. Zo ontstond dus het feest van Allerheiligen, dat de kerk vandaag viert.
Direct op het hoogfeest van Allerheiligen volgt het feest van Allerzielen. Dan gedenken ze alle overledenen. Ook de overledenen worden jaarlijks op of rond hun sterfdag gedacht. Zeker overledenen die men persoonlijk heeft gekend. Maar met Allerzielen herdenken ze alle zielen. Ook gelovigen van wie ze de naam vergeten zijn. Ook gelovigen van wie ze de naam niet weten.
Dat soort mensen
Mensen geven namen aan hun kinderen (als ze die krijgen). Soms kiezen zij voor zichzelf een nieuwe naam. En wanneer iemand je bij name noemt, kun je opleven: je voelt je gezien en gekend.
Niet van alle mensen die we ontmoeten onthouden we de naam. Niet van alle mensen over wie we lezen krijgen we de naam te horen. Wij kunnen niet alle namen onthouden en we hoeven niet altijd ieders naam te weten.
Maar hierin schuilt wel een gevaar. Want als we iemands naam niet weten, staat diegene meer op afstand. Dan is de band minder persoonlijk. Het kan zomaar dat we diegene dan primair beschouwen als behorend tot een bepaalde sociale groep. Dan kunnen het zomaar ‘dat soort mensen’ voor ons worden, over wie we allerlei bewuste en onbewuste vooroordelen hebben. Totdat ze niet eens meer mensen voor ons zijn.
De talloze en naamloze slachtoffers in Gaza
Anderhalve week geleden sprak Ramsey Nasr – acteur, schrijver en zoon van een Palestijnse vader en Nederlandse moeder – een column uit in het tv-programma Khalid en Sophie. Daarin spreekt hij over hoe westerse media berichten over de Israëlische doden en slachtoffers van de aanslag van Hamas op 7 oktober en over de Palestijnse doden en slachtoffers van de oorlog die Israël sindsdien in Gaza voert. Met zijn column heeft hij heel veel mensen, waaronder mij, diep geraakt. Ik citeer het eerste gedeelte (uit de versie die in NRC werd gepubliceerd):
“Alle gegijzelden, alle doden, Israëlisch en Europees, hebben inmiddels hun namen gekregen. Hun familie en vrienden zijn gehoord op tv, in de krant. Hun levens, dromen, idealen zijn ons bekend, voor altijd. Ik vind dat terecht.
Wel heb ik een vraag. Hebben Palestijnse levens eenzelfde waarde voor ons, in een gruwel die voor hen al 75 jaar voortduurt? Kennen wij ook de namen van hún dode baby’s, hún vernederde grootouders, hún vermoorde kinderen? Kennen wij hún individuele dromen, vrienden, schoolrapporten?
Palestijnse levens worden doorgaans per aantal genoemd: 2.600 doden, 900.000 ontheemden, 2,2 miljoen inwoners. Geen namen maar nummers.”
Intussen zijn we twee weken verder en staat de teller al op ruim 8.000 doden. Achtduizend. Een onvoorstelbaar aantal. Een gruwelijk aantal. Maar waar zijn hun namen? Ik kwam de namen tegen van Viola en Yara Amash. Zij werden op 20 oktober gedood bij de aanslag op een bijgebouw van Grieks-Orthodoxe Kerk van St. Porphyrius. Dat is een van de oudste kerken ter wereld en er schuilden op dat moment vijfhonderd christenen en moslims. Of neem Yousef Maher Dawas, een schrijver en journalist in Beit Lahia, in het noorden van Gaza. Hij schreef over de oorlog tot hij op 14 oktober zelf omkwam. Zijn vrienden en collega’s schrijven over hem op de website van het Palestijnse jongerenplatform waarvoor hij actief was: We Are Not Numbers.
Waar zijn de namen? De namen van veel gedode Palestijnse kinderen staan op hun armen of benen geschreven. Dat doen veel ouders uit voorzorg, in de hoop dat áls hun kinderen bij de zoveelste raketinslag gedood worden, er een kans is dat hun kinderen geïdentificeerd kunnen worden en zij hun eigen kinderen kunnen begraven.
Gelukkig zijn de vredestichters
Het Koninkrijk dat Jezus verkondigde was een omgekeerde werkelijkheid: Wie nu tekort komen, zullen in Gods Koninkrijk leven in overvloed. Wie nu veracht worden, zullen hooggeacht worden in het Koninkrijk van de hemel. En in de ‘Zaligsprekingen’, die de evangelielezing vormen op het Hoogfeest van Allerheiligen, zegt Jezus: “Wie nu hongeren en dorsten naar gerechtigheid, zullen dan verzadigd worden.” (Matteüs 5, 6)
Dat zijn dus ook zij die door ons toedoen tekort komen: zij die arm zijn doordat wij onze rijkdom voor onszelf houden. Het zijn dus ook zij die door ons veracht worden, op wie wij neerkijken, die wij niet als volwaardig mens beschouwen. Het zijn dus ook zij die slachtoffer zijn van onrecht waaraan wij medeplichtig zijn.
Er is dus moed voor nodig om werkelijk te verlangen naar het Koninkrijk van God. Er is dus inspanning nodig om aan de komst van dat Koninkrijk deel te nemen. Laten we ons dus voorbereiden op een leven in de omgekeerde werkelijkheid die Jezus in de zaligsprekingen verkondigt.
“Gelukkig de vredestichters, want zij zullen kinderen van God genoemd worden.” (Mat. 5, 9) Dat is dus de naam die zij zullen dragen: kinderen van God. Vredestichters zijn zij die niet kwaad met kwaad vergelden. Vredestichters zijn zij die zich inspannen anderen altijd als mens te blijven beschouwen. Dat kunnen ook wij worden als wij met onze woorden en onze daden op vrede zijn gericht. Vrede op aarde. Vrede op deze aarde. En nu meer dan ooit voor alle mensen die wonen in het Heilige Land – from the river to the sea.
Dit is een bewerking van de preek die Marco Derks hield op het Hoogfeest van Allerzielen met gedachtenis van Allerheiligen, dat in zijn parochie op zondag 29 oktober gevierd werd.