Hobbes besefte dat hij het krachtige verlangen van de diverse kerken en allerlei sekten om het ware geloof ook politiek te laten zegevieren, niet zomaar kon bezweren. Vooral niet, omdat dat verlangen vermengd was met angst voor het Laatste Oordeel. Om alles te relativeren, moest hij er ándere angsten voor in de plaats stellen – in de hoop dat men die zwaarder zou laten wegen. Daarom is zijn hele politieke denken erop gericht, zijn lezers ervan te overtuigen dat de gewelddadige dood (bijvoorbeeld als gevolg van godsdiensttwisten) het grootste kwaad is. Wie daarvan doordrongen is, zal bereid zijn zich te onderwerpen aan een staat, die het individu kan beschermen. Om dat te bereiken moet de staat oppermachtig zijn en niet onderworpen aan de richtlijnen van de diverse strijdende confessies. Niet alleen het vooruitzicht van een gewelddadige dood, ook de soevereine staat moet angst inboezemen en afschrikken van wetsovertredingen. Hobbes vergeleek zijn staat dan ook met het zeemonster Leviathan, waarover in het bijbelboek Job wordt gezegd: ‘Hij heeft op de aarde zijn gelijke niet’. (Job 41:25)
Kortom, Hobbes verving de religieuze trots en hovaardigheid, die vermengd was met de angst voor het Oordeel, door de aardse angst voor onze medemens en voor de staat. Daarmee is hij de vader geworden van de liberale veiligheidsstaat.
Maar zijn meest lucide voorstel had betrekking op de religie zelf. Hij splitste de religie in twee gedeeltes. Aan de ene kant een zo klein mogelijk gehouden openbaar gedeelte (confessio), dat nog steeds de grondslag van de politieke gemeenschap zou zijn. Aan de andere kant een persoonlijk gedeelte (fides), het geloof van elke afzonderlijke burger; niet langer een zaak van de overheid, maar van ieder individu.
Wij zijn intussen gewend aan een liberale rechtsstaat en Hobbes’ radicale voorstellen komen ons wellicht overdreven en autoritair voor. Maar zijn redenering bevat de kiem van wat wij vandaag ‘democratische tolerantie’ noemen. Hierin delen wij een minimaal geloof of moraal (vandaag de dag bijvoorbeeld de mensenrechten), maar de rest van onze religieuze of niet-religieuze overtuigingen is geen zaak van de overheid. Ook behoren ze niet per se tot het privé-domein; ze zijn eerder een aangelegenheid van burgers onderling.
Omdat religies en levensbeschouwingen altijd uitgaan van een ‘hogere’, soms zelfs absolute dimensie, moeten wij de scheiding tussen waarheid en democratische gelijkheid, die Hobbes introduceerde, koesteren. ‘Overal waar er een hoogste goed in het spel is, hangt er de dreiging van onderwerping in de lucht’, zo formuleerde Paul Ricoeur het nog niet zo lang geleden in een opstel over tolerantie. Niet alle angst is dus een slechte raadgever; er is reden bang te zijn voor de fusie van waarheid en macht. De Franse mensenrechtenactiviste Jeanne Hersch zei het nog scherper: ‘Juist omdat het menselijk wezen in staat is zich op absolute wijze te engageren – zijn leven te riskeren, en soms nog meer – zijn er onschendbare rechten, en verdient een andere overtuiging dan de mijne een absoluut respect.’ Hierom kan een verdediging van religie die erop neerkomt dat religies in de kern vreedzaam zijn maar ‘misbruikt’ worden door kwaadwillende politici niet overtuigen. Dat heeft in het geval van de islam al geleid tot een komische paradox: ‘Noem mijn religie vreedzaam of ik vermoord je!’
De grote denkfout die hedendaagse liberale intellectuelen vaak maken is dat zij dit absolute aspect van overtuigingen alleen toeschrijven aan religies. De twintigste eeuw heeft laten zien dat de fusie van waarheid en politieke macht ook zonder religie of zelfs tégen religie kan worden afgedwongen (communisme en nationaal-socialisme). Ook beginnen we nu onder ogen te zien dat er zoiets bestaat als een verabsolutering van het private en van de individuele vrijheid. Zowel de ontsporing van de vrijheid van meningsuiting in een land als Nederland als de excessen uit de financiële wereld (de vrijheid van zelfverrijking) wijzen erop dat niet alleen de politiek en de religie, maar ook het ontketende individu een bedreiging kan worden voor de samenleving – zelfs voor de wereldsamenleving die wij intussen tegen wil en dank geworden zijn. Om bang van te worden!
Aanvulling is dat een Universeel hogere werkzaam is met veel dank aan zijn Grootouders. Meer hierover gratis via facebook.