Deze maand waren er twee nieuwsitems die mij terug brachten naar de tijd dat ik 7 jaar was. NRC schreef op 13 augustus over de enorme toeloop van asielzoekers en noteert bijna achteloos: “Vooral noordelijke provincies nemen veel opvangplekken voor hun rekening: in de provincie Groningen heeft bijna elke gemeente een opvangcentrum.” Daarnaast via Twitter een filmpje waarin kinderen protesteren tegen de komst van vluchtelingen in ‘hun’ dorp.
In 1975 of 1976, ik was 7 of 8 jaar, werd in mijn dorp van 250 inwoners een gebouw aangewezen als opvang voor Surinamers die na de onafhankelijkheid in Nederland wilden wonen. Geen asielzoekers, geen vluchtelingen, maar wel ‘vreemde’ mensen in een klein wit dorp in Noord-oost Groningen. We hadden er op slag een kwart hoeveelheid inwoners bij en de scholen een evenredig aantal leerlingen.
Ons gezin woonde op dat moment één straat verder dan de opvanglocatie en ik herinner me nog goed dat wanneer de kinderen buiten stonden, ik ze mijn naam kon horen roepen: ‘Laura, kom je spelen?’
Op die leeftijd kreeg ik niet zoveel mee van de politieke achtergronden van de situatie, noch van protesten uit het dorp. Er waren, zo herinner ik mij, geen georganiseerde protesten. Wel weet ik dat ik er op slag een heleboel vriendjes en vriendinnetjes bij kreeg en mijn ogen uitkeek in dat grote gebouw waarin elke kamer volgestouwd was met bedden waar je nauwelijks tussendoor kon lopen. Het bracht levendigheid in het dorp, verbreedde mijn wereld en wakkerde de dorst naar het beleven en kennen van andere culturen aan.
Een aantal jaren later kwamen er Syrisch-orthodoxe vluchtelingen in dezelfde opvanglocatie. Zij kwamen in groten getale naar ons kleine gereformeerde kerkje en ik zie ze nog staan in de gangpaden, vol eerbied het hele uur lang. Met als gevolg dat wij als jonge tieners geen woord durfden te zeggen, terwijl het normaal gesproken een geroezemoes van jewelste was op die achterste bank. Geloven kreeg er een dimensie bij, vervolging kreeg een gezicht.
Jaren later is Groningen blijkbaar nog steeds koploper in het opvangen van ‘vreemdelingen’ en hoewel ik er zelf niet meer woon, ben ik daar ongelooflijk trots op. Het gaat duidelijk niet zonder slag of stoot en er valt veel over het opvangen van asielzoekers te zeggen, maar de ervaringen uit mijn jeugd hebben mij gevormd. Waarbij ik durf te zeggen dat dit mijn levenspad positief heeft beïnvloed. Omdenken, een open houding, een avontuurlijke geest, verrijking van levens over en weer. Dat gun ik de kinderen uit Albergen ook.