“Wauw… daar heb ik oprecht nog nooit bewust zo over nagedacht” zei ik, waarna ik enigszins van mijn stuk gebracht nadrukkelijk begon te ontkennen dat ik mijn kansen ooit beter had ingeschat dan anderen op basis van mijn voorkomen. “Ik ben juist altijd opgegroeid met dat diversiteit iets moois is en dat alle mensen gelijkwaardig zijn.”
“Voel jij je weleens inferieur dan?”, vroeg ik, in de hoop haar directe vraag met dezelfde vaart weer terug te kaatsen. De suggestie dat ik me weleens beter zou voelen op basis van mijn huidskleur voelde aanvallend, ook al werd de vraag niet op die manier gesteld. Alsof er diep in mij toch een racist zou schuilen, zelfs al beweerde ik bij hoog en bij laag dat dat niet het geval was. De wedervraag over inferioriteit leek me op dat moment in het gesprek een logische. Want áls zij zich inderdaad zo zou voelen, dan zou het probleem misschien meer bij haar lage eigenwaarde dan mijn vermeende superioriteitsgevoel liggen.
Het feit dat ik me van geen kwaad bewust was en nog nooit zo over mijn bevoorrechte positie had nagedacht, zei misschien al genoeg over hoezeer ik niet leek te begrijpen waar ze op doelde. Ik heb me nooit superieur gevoeld, omdat mijn witte huidskleur simpelweg tot de norm behoort. Ik behoor tot de groep mensen die nooit twijfelt over de impact van een naam of pasfoto bij een sollicitatiebrief en die nooit preventief gefouilleerd wordt bij het binnenkomen van een bedrijfspand. De groep van mensen die nooit gevraagd wordt om uiterlijke kenmerken te bedekken, in toom te houden of aan te passen om ergens naar binnen komen. Die nooit stereotyperende opmerkingen naar het hoofd geslingerd krijgt bij vijf minuten te laat komen en die nooit aan het einde van een stevige discussie terug moet naar waar ze ook vandaan mag komen.
Voel jij je weleens superieur? Misschien is het vooral het woordje voelen dat de vinger op de zere plek legde. Het grootste probleem in discussies over white privilege, lijkt namelijk niet zozeer te liggen bij een kleine groep virulente racisten die zich beter voelt dan anderen, maar juist bij de grote ‘gematigde’ meerderheid die zich van geen kwaad bewust lijkt te zijn. De groep die zich helemaal niet zo bewust beter voelt dan andere, maar daarmee ook de structurele kansenongelijkheid in onze samenleving niet of in ieder geval niet voldoende erkent. De groep die meent dat iedereen die hard zijn best doet er wel komt, maar daarmee de realiteit ontkent en ook geen sterke prikkel voelt om ander beleid te maken of af te dwingen.
Terugkomend op het gesprek en waar de vraag van mijn vriendin vandaan kwam. Nee, ik voel me oprecht niet beter dan mensen van kleur. En nee, zij ging er met het stellen van de vraag ook niet vanuit dat ik dat stiekem wel zou doen. Maar wanneer je het nieuws, de wetenschap, geschiedenis en literatuur erop naslaat, blijkt het een feit te zijn dat wij hier in Nederland en eigenlijk overal ter wereld niet hetzelfde benaderd en beoordeeld worden en niet dezelfde kansen hebben. Niet vanwege een verschil in onze kennis of competenties, maar simpelweg vanwege een verschil in onze geboorteplaats en huidskleur. In dat licht bekeken is de vraag over of dat iets doet met hoe ik als witte vrouw kijk naar mijn kansen op de arbeidsmarkt, eigenlijk zo gek nog niet.
Als er inderdaad een grote groep van witte mensen bestaat die, net als ik, menen dat ze zich niet superieur voelen aan anderen op basis van hun uiterlijk en afkomst en die zelfs een beetje ongemakkelijk worden van dit soort vragen. Wat is er dan voor nodig om deze groep mensen te mobiliseren om niet aan dit soort vragen of vragenstellers, maar juist aan het systeem die deze ongelijkheid in stand houdt een einde te maken?
Beetje vreemd om ongelijkheid van kansen te koppelen aan huidskleur, ‘white privilege’. Het heeft meer met cultuur te maken, lijkt me. En met ingroup-outgroup, erbij horen of niet. Daarom maakt het CBS ook onderscheid tussen westerse en niet-westerse migranten, ongeacht huidskleur. Waarbij Chinezen, Japanners en Koreanen tot de westerse gerekend worden.
Dag Klaas,
Bedankt voor je reactie. Ik denk dat iemands culturele achtergrond inderdaad een belangrijke rol speelt, maar dat daar vaak nog een stap aan vooraf gaat. Waar ik in dit artikel op doel is het gegeven dat bij een eerste indruk uiterlijke kenmerken (zoals huidskleur, type haar of haardracht) vaak associaties oproepen met een bepaalde culturele achtergrond en daarmee ook vaak met specifieke normen, waarden of soms zelfs karaktereigenschappen en gedrag. Dat associatieve denken hoeft lang niet altijd juist te zijn, maar kan zéker als het onbewust en negatief gebeurt, denk ik wel een belangrijke rol spelen in selectieprocedures op de arbeidsmarkt.