Dag Tanja,
Dank voor je brief, die ik wederom met interesse, maar ook enige verbazing heb zitten lezen (nee, niet verwondering). Daarna heb ik eveneens een duik gedaan in een boekenkast. Ondanks je wens tot het opnemen van verantwoordelijkheid, geef je namelijk weinig blijk van kritische zelfreflectie. Ik pakte mijn Bijbel erbij en zocht daar naar onderstaande passage uit het evangelie van Mattheüs. Daarin wordt Jezus voor gouverneur Pilatus gebracht, die voor de keuze staat om hem vrij te laten, of te straffen. Pilatus laat zich daarbij leiden door de wil van het volk.
Pilatus zei tegen hen: “Wat moet ik dan met Jezus doen, die Messias genoemd wordt?” Ze riepen allemaal: “Kruisig Hem.” Maar hij zei: “Wat voor kwaad heeft Hij dan eigenlijk gedaan?” Ze schreeuwden nog harder: “Kruisig Hem.” Toen Pilatus zag dat het niets hielp, maar dat de onrust steeds groter werd, nam hij water en waste zijn handen voor de ogen van het volk. Hij zei: “Ik ben onschuldig aan dit bloed. U moet zelf maar zien.” (Willibrordvertaling, 1995)
Het is een van de meest beroemde passages uit het Nieuwe Testament, en zoals bekend komt hier de uitdrukking ‘de handen in onschuld wassen’ vandaan. Deze uitdrukking en dit verhaal lijken mij toepasselijk in onze uitwisseling.
In je brief hekel jij het veralgemeniseerde racismedebat, dat gaat over groepen of het abstractere ‘men’. Je merkt op dat dit als effect heeft dat het lijkt te gaan om anonieme mensen, en dat niemand zich echt aangesproken en verantwoordelijk voelt. Dit is ten dele waar, al zijn er vele Nederlanders (zwart, bruin en wit) die zich wel aangesproken voelen en verantwoordelijkheid hebben genomen. Steeds meer mensen spreken zich uit tegen de vele verschijningsvormen van racisme, en pakken hun eigen racistische neigingen aan. Maar het mag best wat persoonlijker. Dat zal ik nu dan ook doen.
De mensen die jij lijkt te verdedigen, zijn de mensen die het allemaal niet zo kwaad bedoelen. Je noemt ze ‘welwillende en weldenkende mensen’. Je waarschuwt anti-racisten om deze groep niet te vervreemden. Op verschillende momenten in je brief, maar ook in eerdere uitingen, leg je daarbij schuld bij degenen die zich uitspreken tegen racisme. Enkele voorbeelden: Kwame Nimako schopt “tegen het zere been”, “een racistisch denkbeeld wordt mij in de schoenen geschoven”, “Als je een hond wilt slaan, vind je altijd wel een stok”. Je geeft hiermee duidelijk aan dat jou en (andere) ‘welwillende en weldenkende mensen’ iets wordt aangedaan. Het idee dat mensen als Kwame Nimako, Philomena Essed, Isabel Hoving, Quinsy Gario en Sylvana Simons oprecht zijn in het agenderen van onrecht, komt blijkbaar niet in je op. Deze veronderstelde kwaadwillendheid is direct gekoppeld aan een onwrikbaar onschuldig zelfbeeld.
Wanneer je niet wilt onderzoeken of, en op welke manier, jij (al dan niet bewust/intentioneel) racisme in stand houdt, vorm je een dubbel probleem. De bagger en bedreigingen richting Quinsy Gario en Sylvana Simons (en vele anderen) zijn als een hedendaags “Kruisig hen! Kruisig hen!” Degenen die dat roepen, zijn misschien de mensen die jij aanduidt met ‘echte racisten’. De ‘welwillende en weldenkende mensen’ roepen zoiets immers niet. Die zijn het ergens wel met Gario en Simons eens (“Wat voor kwaad hebben zij dan eigenlijk misdaan?”). Maar als zij zich terugtrekken zodra ze zelf aangesproken worden, zijn ze dan wel zo welwillend? Zij zeggen eigenlijk als een moderne Pilatus: “Ik ben onschuldig aan dit bloed”, en daarmee net zo hard “Kruisig hen!”. Aan een ‘welwillend, mits’ hebben we niets. Je moet bereid zijn je blinde vlekken te onderzoeken om aan anti-racisme te kunnen doen. Natuurlijk komt daar pijn bij kijken. Maar laat dit vooral niet in de weg staan van het grotere doel. Bespreek je pijn met andere witte mensen (dat doe ik ook, in een groepje dat we zelfspottend Witte Tranen hebben genoemd). Van Marjan Boelsma[1] heb ik veel geleerd over hoe als witte Nederlander bij te dragen aan de strijd tegen racisme. Je wenst het racismedebat persoonlijker te maken, dus ik vraag jou: ben jij echt bereid om klappen te vangen?
Waar we het over eens zijn is de noodzaak om met elkaar in gesprek te gaan over dit onderwerp. Gelukkig, die kansen zijn er volop. Jij zegt: het gesprek moet nog beginnen. Ik zeg: dat gesprek wordt al decennialang gevoerd en aangeboden. Er zijn debatten, lezingen en andere bijeenkomsten. Je kunt lezen, luisteren en vragen in persoonlijke gesprekken met (ervarings)deskundigen. Wanneer je een gelijkwaardig gesprek wil voeren over racisme, zul je je eerst meer moeten verdiepen in wat het is. En dat kan! Er is daadwerkelijk een wereld aan informatie, offline en online. Zo had je bijvoorbeeld kunnen komen naar de Schillebeeckxlezing[2] die je in je eerste brief zo verzuchtte. Via social media kun je ook veel te weten komen. Activiste en docente Arzu Aslan[3] heeft het zelfs over #TwitterUniversity! Je wenst het racismedebat persoonlijker te maken, dus ik vraag jou: wat ga jij de komende tijd doen om het gesprek – met een meer open houding en op geïnformeerde wijze – te voeren?
Tot slot, met de uitspraak “in het huidige agressieve debat voelen sommige blanke mensen zich aangevallen” veronderstel je onterecht twee dingen. Ten eerste maak je de gevoelens van witte mensen belangrijker dan het onrecht tegen zwarte en bruine mensen. Het is verbazingwekkend dat mensen de toon of het plakkertje ‘racisme’ erger vinden dan de praktijk van racisme. Wederom: ‘welwillend, mits’. Typerend was de reactie van voetbaljournalist Wilfred Genee, afgelopen weekend in De Balie[4], die Sylvana Simons interviewde. Hij zei herhaaldelijk: “Je boodschap is belangrijk, maar ik vind je toon irritant.” Daarmee ontweek hij het echte probleem. Als je racisme serieus neemt, dan vind je de toon van een debat minder belangrijk dan het aanpakken van het probleem. Ja, het is de toon die de muziek maakt, en in dit geval wordt de boodschap in vele spreekwoordelijke muzieksmaken geserveerd: klassiek, blues, hip hop en zelfs K3-kinderpop. Het is maar de vraag of de Genees van deze wereld het überhaupt ooit willen horen.
De tweede veronderstelling die je met die opmerking maakt is dat het huidige debat (uitsluitend) agressief is, en dat de bestaande agressie vanuit de anti-racisme beweging komt. De mate van agressie naar de beweging toe is veel groter. Ja, er valt heus wel eens een onvertogen woord uit deze richting, maar het is over het algemeen niet agressief (luister ook maar eens naar ex-Piet Erik van Muiswinkel[5]). Het is wel scherp, en soms nietsontziend. We hebben immers, zoals ik al schreef, te maken met een ongenuanceerde realiteit. Het is dus al een tegenaanval tegen een onrechtvaardige wereld. Een wereld die ook veel ‘weldenkende’ mensen in stand houden. Zeg dus niet te snel: ‘Ik ben onschuldig aan dit bloed. U moet zelf maar zien.’ Bij jou krijg ik toch de indruk dat je dat wel zegt. Je wenst het racismedebat persoonlijker te maken, dus ik vraag jou: Tanja, waarom was jij jouw handen in onschuld?
Hartelijke groet,
Bart
P.S. Je brieven zijn zo rijk gevuld dat het onmogelijk is om overal op te reageren. Wel wil ik nog even ingaan op je visie over tolerantie. Zoals ik het begrijp, is tolerantie soms het hoogst haalbare, maar niet het meest nastrevenswaardige doel. Het vindt zijn oorsprong in de moeizame relatie tussen groepen gelovigen die elkaar gedoogden, omwille van vrede en/of handelsbelangen. Hoe dan ook, met het aanhalen van tolerantie sla je de plank mis. Je schrijft: “Deze deugd eist van ons dat we op een gelijkwaardige manier met elkaar in gesprek gaan.” En daarin ligt het probleem nu juist: die gelijkwaardigheid is er niet. Niet alleen door de manier waarop anti-racisten benaderd en benadeeld worden, maar ook omdat het gebrekkige begrip over racisme een gelijkwaardig gesprek onmogelijk maakt. Bovendien, je gaat een vrouw toch ook niet vragen om ‘uit tolerantie’ in gesprek te gaan met een ‘welwillende’ misogyne man en begrip te hebben voor zijn visie op vrouwvriendelijkheid? Tolerantie heeft te maken met het naast elkaar laten bestaan van verschillende levensbeschouwelijke stromingen of leefwijzen, maar niet met het ‘vreedzaam’ samenleven van onderdrukker en onderdrukte.
Ik neem aan dat Bart over het hoofd van Tanja heen ook de andere blanke lezers van NieuwWij wenst duidelijk te maken dat zij niet deugen en hij wel.
Wat een arrogantie, wat een onwil om het gesprek aan te gaan: hij kent de waarheid en Tanja niet.
Wat een plaatsvervangend slachtofferschap ook van Bart.
Bart z’n anti-racisme benadering is langzamerhand zelf een religie geworden.
Dit was helaas inderdaad een beetje nodig. Wat me aan de verwijzingen/links opvalt, is dat ze om het zo maar te zeggen ‘de boodschap’ brengen. Wat ik mis is hoe je naar die boodschap toegroeit. Ik weet van mezelf dat ik niet zozeer overtuigd ben door argumenten (die speelden natuurlijk wel een belangrijke rol), maar ik moest het ook voor mezelf te ontdekken. In mijn geval naar aanleiding van de zwartepietendiscussie, toen ik ontdekte dat mijn redelijke maar-zo-bedoel-ik-het-toch-helemaal-niet stem mee bleek te klinken in een veel groter koor van verdedigers van zwarte piet, waarin ook veel racistische stemmen meeklonken. Ineens stond ik voor de vraag of ik dat koor nog langer wilde versterken en die vraag werd het begin van (nog lang niet) het einde van mijn witte zelfgenoegzaamheid.
Dit ik-moest-het-zelf-ontdekken komt ook sterk naar voren in de stukken van Peggy McIntosh waarnaar ik al een paar keer heb proberen te verwijzen. ‘Unpacking the invisible knapsack’. Zoek het nu zelf maar op… 🙂
@ Joop Romeijn
opvallend dat je me twee keer arrogant noemt. In de eerste brieven is duidelijk gemaakt dat het hier gaat om een gesprek tussen twee witte Nieuwwij-ers die allebei op een ander punt staan in het racismedebat. De een als beginner (Tanja) en de ander, ik dus, als gevorderde. Tanja zelf noemde me specialist, al vind ik dat zelf te ver gaan. Dit was dus het uitgangspunt van onze uitwisseling. Als ik eerlijk ben, had ik van haar ook wat meer openheid verwacht. Wellicht hadden mijn brieven dan een ander karakter gekregen. Nu heb ik slechts een aantal veelvoorkomende valkuilen van witte mensen in dit debat, die ik bij mezelf heb gezien, en nu ook bij Tanja zie, proberen te verhelderen.
Als je vanuit een zeer gebrekkige kennis gelijkwaardig of met het hoogste woord in een debat wil staan, is dat dan geen arrogantie?
Wat betreft slachtofferschap: ik heb het liever over het opnemen van verantwoordelijkheid. En ja, daarbij stoor ik me wel eens aan mensen die dat niet doen. Maar daar ben ik in dit geval niet het slachtoffer van.
Wees gerust: onze briefwisseling komt spoedig tot een eind.
@ Karel Peijnenborg
Het is inderdaad een kwestie van er naar toe groeien en de vraag die vele witte anti-racisten zich stellen is: op welke manier leg je dat nu uit en stimuleer je dat bij anderen? Ik heb het op deze site al enige malen over mijn proces gehad, ook deels in deze briefwisseling. Het is inderdaad niet alleen een kwestie van argumenten/kennis, maar ook een gevoelsmatige zaak.
McIntosh heb ik inderdaad voorbij zien komen en ook wel wat van gelezen, maar is het verder verkennen waard. Dank voor de tip!
@Bart
Van mij mag de briefwisseling doorgaan hoor.
Alleen, je spreekt over ‘HET racismedebat waarin jij (relatief) gevorderd bent. Alsof er één debat is dat ergens of door een groepje gemonopoliseerd kan worden. Terwijl er in werkelijkheid overal allerlei debatten en debatjes plaatsvinden.
‘Het racismedebat’ is natuurlijk wel wat anders dan het debat over het wel of niet bestaan van donkere materie waarin deskundigen duidelijk van niet-deskundigen te onderscheiden zijn.
Ik wil iets van mijn ervaringen vertellen
Als boeddhist heb ik me er nogal over verbaasd dat het thema racisme bij boeddhisten in de V.S. een grote rol speelt, en hier niet tot nauwelijks. Ik heb daar een half jaar geleden een artikel over geschreven en geprobeerd dat (in de boeddhistische gemeenschap) te verspreiden.
http://joopromeijn.blogspot.nl/2016/05/juni-blank-boeddhisme-waarom-komt-in.html
De respons was zeer gering., niet van gekleurde boeddhisten noch van blanke (ik had al duidelijk gemaakt niet aan het politiek correcte ‘wit’ mee te doen) boeddhisten. Wellicht heeft de teleurstelling daarover ook m’n reactie in jouw richting beïnvloed.