Mensen werden niet alleen op grond van huidskleur hiërarchisch ingedeeld, maar ook op grond van onder andere religieuze kenmerken. Katherine Gerbner beschrijft in haar boek Christian Slavery hoe in de context van protestants kolonialisme en slavernij het idee van witte superioriteit een verfijning is van het oudere idee van Protestantse superioriteit. Als we het in Nederland hebben over racisme en slavernij, is het belangrijk om te kijken naar het aandeel van protestants (Calvinistisch) christendom erin.

Volgens de auteurs zijn ‘slavernij en discriminatie vaak religieus gelegitimeerd maar ook op religieuze gronden bestreden’. Dat is zo. Maar ik denk dat het nodig is scherper te zijn. Vanaf het begin waren er mensen, onder wie theologen, die slavernij afwezen. Ze waren alleen een minderheid. Belangrijker: de kerk als instituut ondersteunde slavernij grotendeels. De instituties van de staat, van de WIC en de VOC en de van de nationale calvinistische kerk waren met elkaar vervlochten: kolonialisme in de Republiek was vanaf het begin verbonden met Calvinisme. De strijd tegen de katholieke Spaanse overheerser speelde zich deels op zee af en schepen van de Republiek veroverden Spaanse schepen en koloniale bezittingen. De VOC en WIC vroegen theologen kolonialisme te legitimeren.

Jezus werd een witte Jezus

Daarnaast is het belangrijk te zien dat kerken en theologie zelf veranderden door ervaringen met slavernij en kolonialisme. Simpel gezegd: Nederlandse identiteit werd geassocieerd met witheid en christendom, Jezus werd een witte Jezus. Daarmee bedoel ik niet alleen dat Jezus als blonde witte man afgebeeld of gevisualiseerd werd, maar vooral dat de Westerse theologie als centrum werd gezien van waaruit de hele wereld hiërarchisch beoordeeld kon worden. Jezus stond voor het witte Westerse christendom dat de wereld beschaving zou brengen. In die ideologie verenigden zich de belangen van de Nederlandse staat en van de kerk. Daar zit het probleem: er ontstond een theologie die christendom aan beschaving koppelde en aan witheid. En zoals vierhonderd jaar kolonialisme en slavernij sporen hebben achtergelaten in de hele samenleving – een punt dat onder andere Gloria Wekker maakt – zo is het ook in kerken en theologie.

Hoe zit het dan met de afschaffing van de slavernij? Inderdaad, ook daar speelde theologen een rol. Maar laten we die rol niet al te glansrijk maken. Nederland was erg laat met het afschaffen van de slavernij (1863) en tot slaaf gemaakten moesten nog tien jaar doorwerken. Daarna begon in Suriname een nog steeds mensonterend systeem van ‘indentured labour’. Nederland bleef een koloniale macht tot 1963, toen het toenmalige Nederlands-Nieuw-Guinea werd overgedragen aan Indonesië. Kerken speelden daarin nauwelijks een voortrekkersrol. Hoewel er in de Hervormde kerk stemmen opgingen die vonden dat Nederland veel eerder afstand had moeten doen van Indonesië en Papua, was de kerk als instituut veel trager. Het laat zien dat er met de beëindiging van slavernij en later van kolonialisme nog geen sprake was van een grondige herziening van de manier waarop ideeën over beschaving, witheid en superioriteit op subtiele manieren met kerk en theologie vervlochten waren geraakt. Ook degenen die voor afschaffing van slavernij waren, geloofden vaak nog wel in hun Europese superioriteit.

Christelijk racisme

De auteurs plaatsen ‘de duistere bladzijden’ van de Nederlandse geschiedenis tegenover de ‘traditie van dialoog, godsdienstvrijheid en tolerantie.’ De veelgeprezen Nederlandse tolerantie wordt mede gevormd in de koloniale context van Nederlands-Brazilië of Nieuw Holland. Joden en katholieken werd een vorm van godsdienstvrijheid verleend. Het was een pragmatische oplossing, noodzakelijk omdat hun geld nodig was om de suikerplantages winstgevend te maken. Nederlands-Brazilië was de eerste Nederlandse kolonie waar slavernij grootschaliger werd toegepast. De geschiedenis van tolerantie en godsdienstvrijheid heeft zeker kansen geboden aan minderheden, maar het is wel belangrijk de context ervan te zien.

De faculteit Religie en Theologie, Cordaid en Mensen met een Missie hebben kennis op het gebied van religie. Maar we hebben niet alleen de kennis van deze organisaties nodig, we hebben ook deze organisaties zelf nodig om racisme te ontmantelen. Ik ben gepromoveerd aan de VU en geef er nog af en toe college. Sinds maart werk ik parttime bij Mensen met een Missie. Het zijn twee plekken die ik een warm hart toedraag. En daarom wil ik zeggen: ja, wij hebben kennis. Op basis van die kennis kunnen we meer zeggen dan enkel dat ‘religie’ zowel onderdeel is van het probleem als kan bijdragen aan de oplossing. Dan wordt zichtbaar dat onze bijdrage in het ontmantelen van racisme begint bij zelfonderzoek, bij de vraag hoe we onderdeel zijn van het probleem.

Hoe is christelijk racisme onderdeel van de geschiedenis van onze organisatie? Hoe werkt dat door in het heden? Wat kunnen we doen om onze organisaties meer divers en daadwerkelijk inclusiever te maken? Wat voor reflectie is er nodig op het werk van Cordaid en MM en hoe de eigen koloniale geschiedenis van rooms-katholieke missie daarin doorwerkt? Hoe kan de faculteit Religie en Theologie haar curriculum aanscherpen?

Het zou goed zijn een gesprek over racisme te beginnen met de vraag hoe de instituties en organisaties waar we zelf bij horen onderdeel zijn van het systeem dat racisme is. Dat vraagt ook dat we kritisch kijken naar begrippen als religie, tolerantie en godsdienstvrijheid en hoe die mede zijn gevormd in de Nederlandse koloniale geschiedenis.

U kunt gratis verder lezen

Klik deze melding weg via het kruisje. Maar goede artikelen schrijven kost geld. Steun daarom onze schrijvers en word al vanaf € 5 per maand Vriend/in van Nieuw Wij.

Ik lees eerst het artikel verder.
Janneke Stegeman

Janneke Stegeman

Theoloog

Janneke Stegeman is theoloog en docent bij Emoena, een opleidingsprogramma voor interlevensbeschouwelijke samenwerking en dialoog aan de …
Profiel-pagina
Al één reactie — praat mee.