De voorstanders van handhaving van het standbeeld van Coen, waaronder de meerderheid van de Hoornse gemeenteraad, komen al decennia met dezelfde clichématige argumenten: “Je moet die moorden in zijn tijd zien en het is juist goed dat de informatie over Coen bewaard blijft, hoe je er verder ook over denkt.”
Ik vind deze argumenten onzin. Alsof massamoord in die voorbije jaren normaal gevonden werd. Wanneer je het uitzoekt blijft van dat argument niets over. De VOC, de baas van Coen, was ontsteld toen ze het hoorde. Ook toen de burgemeester van Hoorn eind negentiende eeuw voorstelde een beeld van Coen te plaatsen, werd dit toen al van alle kanten bekritiseerd. Toch werd het beeld, tegen de zin in van velen, in 1893 geplaatst. In 1929 zette dagblad NRC alle kritiek nog eens op een rijtje. De laatste twintig tot dertig jaar zijn het vooral kritische jongeren die verwijdering van het beeld eisen, terwijl extreemrechtse partijen demonsteren voor het behoud daarvan. Het enige resultaat van alle kritiek is dat de gemeente Hoorn nu een bordje aan het beeld heeft bevestigd waarop staat dat het beleid van Coen controversieel was.
En dan het argument dat stelt dat het beeld informatie geeft over het verleden en dat dit speciaal voor jongeren een goede zaak is. Voor mij is dat ook onzin. Overal kun je informatie vinden en we zouden het toch niet in ons hoofd halen om als informatiebron een standbeeld van Hitler of van Mussert te plaatsen.
Van Heutz-monument
Een ander monument voor een massamoordenaar is het monument van generaal Van Heutz die begin twintigste eeuw bij de strijd tegen de opstand in Atjeh (een provincie van toenmalig Nederlands Indië) duizenden slachtoffers maakte. Hierbij werd hij bijgestaan door zijn adjudant Hendrik Colijn, de latere minister-president.
Als je hier opmerkt dat je het moet zien in andere tijden, dan het klopt dat in zoverre dat het conservatieve, rechtse deel van Nederland Van Heutz bewonderde. Na zijn dood in 1924 werd hij bijgezet in een gigantisch praalgraf op begraafplaats De Nieuwe Ooster.
Of dat nog niet genoeg was, stelde de gemeenteraad van Amsterdam in 1930 voor een standbeeld van hem neer te zetten op het Olympiaplein. Daartegen werd heftig geprotesteerd door communisten, sociaaldemocraten en alles wat links was in de gemeenteraad. De rechtse meerderheid in de raad zette echter door. Wel deed ze een handreiking door aan te geven in de toekomst ook een beeld te plaatsen van de linkse voorman Domela Nieuwenhuis. Dat beeld staat achter de Haarlemmerpoort.
In 1935 werd het beeld geplaatst in aanwezigheid van koningin Wilhelmina en de vroegere adjudant van Van Heutz, de toen inmiddels politicus Hendrik Colijn. De protesten bleven, maar in de oorlogsjaren vielen die weg. Wel werd in 1943 een eresaluut gegeven door de zoon Van Heutz in zijn functie van SS obersturmbannführer. Pas vanaf eind zestiger jaren nam het protest weer toe via bekladding, bomaanslagen en het verwijderen van de Van Heutz plaquette door voormalige Provo’s in 1984.
Toen de deelraad Amsterdam Zuid eind jaren negentig besloot het monument te innoveren, kwam van alle kanten het verzoek – of beter gezegd de eis – om het karakter van het monument te veranderen. Na veel heen en weer gepraat en na het aanhoren van voor en tegenstanders werd het beeld in 2004 veranderd in het herinneringsmonument Indië-Nederland 1596-1949. De overgrote meerderheid van de Amsterdammers was tevreden. Wel werd met enige verbazing geconstateerd dat Frits van Hal, de toenmalige ontwerper van het beeld, een communist was. Toen Van Hal daar destijds op aangesproken werd, had hij gezegd: “Ach, als je dat beeld ooit wil veranderen, dan haal je de plaquette weg, zet er een tekst neer van Merdeka en Vrijheid en je hebt een mooi vrijheidsbeeld.”
Behalve beeldhouwer bleek Van Hal een goede voorspeller te zijn.