Niet dat die voorheen afwezig was. De eerste artistiek leider van het museum, Piet Gerrits, had voordat hij in 1911 zijn werk in de Heilig Land Stichting begon, zes jaar geleefd tussen de Arabieren. Zijn ervaringen verwerkte hij in het museum. Kort na 1920 bouwde hij daar de hemelvaartkoepel, een repliek van het gebouw in Jeruzalem uit de 12de eeuw dat voor moslims verbonden is met de plaats waar de profeet Mohammed ten hemel is opgenomen. Vanaf ca. 1975 werd het museum inhoudelijk verbreed. De culturen en religies uit de oudheid die de context vormden waarin het Oude en Nieuwe Testament ontstonden, kregen er een plaats. In 1993 werd de islam geïntegreerd. Daar was alle aanleiding toe omdat in het kader van levensbeschouwelijke vorming een grote vraag was naar informatie over gemeenschappelijk wortels. Veelzeggender was de praktijk: schoolbussen met veel kinderen die moslim waren en die op het gebied van religie vaak meer hadden bij te dragen dan hun christelijke klasgenoten voor wie de religieuze praktijk een randverschijnsel was geworden. Het museum deed het goed: gemiddeld kwamen er 120.000 mensen per jaar, voldoende voor de exploitatie zonder structurele overheidssteun.

In de eerste tien jaar van deze eeuw werd het beleid geconcentreerd op de problematiek van de multiculturele samenleving. Dat onderwerp vroeg terecht om aandacht, maar de keuze was geen succes omdat men voorbij zag aan het feit dat openluchtmusea recreatieve instellingen zijn waarin ‘leren’ een grote rol speelt, maar waarin activiteiten en het genieten van sfeer minstens even belangrijk zijn. Het bezoekersaantal liep in enkele jaren tijd terug naar 70.000. Nieuwe plannen die het tij moesten keren liepen vast in de economische crisis en eind 2011 was het museum zo goed als failliet. Vanaf 2012 wordt gewekt aan een doorstart, een zware klus omdat door de moeilijke jaren de relatie met het vertrouwde publiek verloren is gegaan. Die relatie moet weer vanaf het begin worden opgebouwd. Een kleine staf vele vrijwilligers werken daaraan. Maar waarom? Wat maakt Museumpark Orientalis zo de moeite waard?

Het antwoord is in de eerste plaats: het park zelf met de monumenten die daar staan. Want hoe je er ook naar kijkt, en welke museale saus er ook over het complex wordt heen gegoten, een feit is dat tussen 1911 en 1940 een voor Europa uniek religieus complex werd gebouwd met twee kerken, twee kloosters, en een pelgrimspark. Pelgrimsplaatsen rondom een denkbeeldig graf van Christus gaan al terug tot de middeleeuwen, maar wat in de Heilig Land stichting werd neergezet, overtreft in zijn omvang en historische correctheid alles wat tot die tijd aan soortgelijke parken was gebouwd. Onlangs is een groot deel van dit complex voor miljoenen euro’s gerestaureerd. Dat dit park uitgerekend op deze plek werd gebouwd, hangt ten dele samen met de aanwezigheid van een heuvelachtig landschap waarin het Midden-Oosten overtuigender tot zijn recht komt dan in de Hollandse polder. Maar de keuze hangt ook samen met de rol van Nijmegen in het begin van de 20ste eeuw als motor van katholiek Nederland. Dat leidde in 1900 tot de vestiging van het landelijk bekende Canisiuscollege en in 1923 tot de oprichting van de katholieke universiteit. Tussen die gebeurtenissen in ontstond de Heilig Land Stichting. Het kreeg al vóór 1940 ook waardering vanuit andere confessionele zuilen en ontwikkelde zich tot het hier beschreven educatieve instituut op het gebied van religie.

De toekomst zal uitwijzen of de zakelijk problemen kunnen worden overwonnen. Ik ben daar hoopvol over: de religieuze wortels van wie wij zijn zullen mensen altijd blijven interesseren, en dat geldt ook voor de artistieke producten die met die religieuze geschiedenis verbonden zijn. Wezenlijk daarin zal zijn dat de beheerders van deze locatie de relatie tot die religieuze geschiedenis niet los laten. Dat is de afgelopen jaren te vaak gebeurd waardoor voor bezoekers niet meer duidelijk was welke rol die bouwwerken ooit hebben gehad. De inspanningen van nu zijn er op gericht om het museum uiterlijk in 2017 weer financieel autonoom te laten zijn. Daarna komen nieuwe vergezichten in beeld. Wellicht dat in de verdere toekomst ook weer gekeken kan worden naar een thematische verbreding in de richting van andere dan alleen de monotheïstische tradities. Dat zou een geweldig perspectief zijn, maar vooralsnog durf ik niet verder te kijken dan vier jaar.

Jan van Laarhoven

Directeur Van Laarhoven Musea en Erfgoed

Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.