Nederlandse bedrijven wierven van 1964 tot 1973 op grote schaal arbeiders in Turkije. In die jaren werden zij ‘gastarbeiders’ genoemd. Meestal werden ze weggeplukt uit dorpen om te werken in de industriële sector. De geworven arbeiders vertoonden vanaf het begin een grote diversiteit, zowel etnisch – Turken, Koerden, Armeniërs, Lazen, Circassiërs en Arabieren – als religieus. De godsdienstige meerderheid werd gevormd door soennitische moslims. Alevieten vormden de grootste religieuze minderheidsgroep uit Turkije. Ondanks het feit dat er al bijna zes decennia alevieten wonen in Nederland, is er bij het grote publiek relatief weinig bekend over hun geloof: het alevitisme. [1]
Ook de kennis over de geschiedenis, sociale positie en geografische spreiding van alevieten is beperkt. Alevieten hebben het Turks of Koerdisch als moedertaal. Zij wonen niet alleen in Turkije en West-Europa. Er bestaan ook kleine, autochtone gemeenschappen in Bulgarije, Griekenland, Syrië [2] en Irak. Zowel in het Ottomaanse Rijk als in de Turkse Republiek – gesticht in 1923 – zijn alevieten gemarginaliseerd en regelmatig slachtoffer geworden van grootschalig, dodelijk geweld. Vaak kwam dit geweld regelrecht van de staat.
Zo werden in 1937 en 1938 door het leger duizenden Koerdische alevieten vermoord in de regio Dersim en duizenden alevieten gedeporteerd naar gebieden met een Turks-soennitische meerderheid. In de jaren zestig maakten alevieten kennis met een nieuwe vorm van geweld: bloedige pogroms uitgevoerd door fundamentalisten en ultra-nationalisten in stedelijk gebied [3]. Tot op de dag van vandaag wordt het alevitische geloof, inclusief zijn gebedshuizen, niet erkend door de Turkse staat. Alevieten, die volgens schattingen vijftien tot vijfentwintig procent uitmaken van de bevolking van Turkije, worden gediscrimineerd in het publieke leven. Hun kinderen staan bloot aan assimilatiepolitiek: in het voortgezet onderwijs moeten alevitische leerlingen jarenlang verplicht soennitisch godsdienstonderwijs volgen.
In Nederland worden alevieten vaak omschreven als een onorthodoxe gemeenschap die er een seculiere levensstijl op na houdt. Ook is bekend dat Ali ibn Aboe Talib, neef en schoonzoon van de profeet Mohammed, een centrale rol heeft in het alevitisme. Aleviet is een leenwoord dat is afgeleid van het Turkse alevi, dat ‘volgeling van Ali’ betekent [4]. Veel dieper gaat de populaire kennis niet.
Drager van het alevitische geloof
De kern van het alevitisme bestaat uit de overtuiging dat God in de mens aanwezig is en dat de mens via een innerlijke, spirituele reis van zuivering en rijping nader tot God kan komen. Het is een mystiek geloof waarin plichtmatige handelingen en een legalistische geloofsbeleving – het naleven van de letter van religieuze wetten – niet worden gezien als wegen om dichterbij de Schepper te komen. Dit boek beoogt op een bondige wijze, vanuit een selectie van vijfentwintig mystieke alevitische gedichten, een inkijk te geven in de alevitische geloofsleer en -praktijk. Alevitische mystici hebben door de eeuwen heen niet zozeer proza maar de poëzie gezien en benut als een medium om hun mystieke gevoelens, ervaringen en inzichten onder woorden te brengen. Ook hebben deze mystieke dichters, die in het Turks ozan of aşık worden genoemd (troubadour of bard), de poëzie als een veiligere vorm van taalgebruik beschouwd dan proza.
De mystieke poëzie is door de eeuwen heen uitgegroeid tot een belangrijke drager van het alevitische geloof en zijn ethiek en geschiedenis. De poëzie bestaat uit gedichten die deyiş [5] – letterlijk ‘het gezegde’ – worden genoemd. Deze gedichten bestaan doorgaans uit minimaal twee strofen. Elke strofe is uit vier dichtregels opgebouwd. De gedichten zijn rijk aan mystieke termen, beelden en symbolen. In de laatste strofe geeft de dichter, die vaak schrijft onder een pseudoniem, zijn naam prijs.
Alevitische gedichten zijn onder te brengen in verschillende categorieën. Veel gedichten zijn didactisch van aard, dat wil zeggen dat ze erop zijn gericht om het kennispeil van de lezer of toehorende gelovigen te onderhouden of te vergroten. Deze leerdichten gaan over geloofsprincipes, historische gebeurtenissen, rituelen en ceremonieën of adviseren over hoe de mens dichterbij God kan komen. Ook zijn er gedichten die lyrisch van aard zijn. In deze gedichten staan de liefde voor God en de toewijding aan alevitische heiligen centraal. Een derde belangrijke categorie bestaat uit rouwdichten. Daarin wordt getreurd over heiligen die omwille van hun geloof zijn omgebracht.
De alevitische poëzie heeft eeuwenlang gefungeerd als een belangrijk instrument van overdracht van geloofsconcepten aan de leden van de alevitische gemeenschap. De gedichten werden en worden voorgedragen onder begeleiding van de saz, een snaarinstrument, of de bağlama, een variant van de saz met een kortere hals. De poëtische en muzikale reproductie van de alevitische geloofsleer was door de eeuwen heen uitermate effectief, omdat zij was afgestemd op de sociale omstandigheden van de gemeenschap. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw was het leeuwendeel van de alevieten analfabeet en leefde de gemeenschap hoofdzakelijk in rurale gebieden. Onder deze omstandigheden vormde orale communicatie een veel effectievere en veiligere vorm van kennisoverdracht dan schriftelijke communicatie.
Het belang van de mystieke poëzie binnen het alevitisme blijkt niet alleen uit haar effectiviteit, maar ook uit de alevitische perceptie ervan. Mystieke dichters hebben veel respect binnen de gemeenschap. Zeven specifieke dichters worden daarenboven geëerd als heiligen. Het gaat om Seyyid Nesimi, Yemini, Fuzuli, Hatayi, Virani, Pir Sultan Abdal en Kul Himmet. Zij worden de zeven grote dichters (yedi ulu ozan) genoemd. Wanneer hun namen worden genoemd tijdens een voordracht, leggen alevieten hun hand op hun hart en kussen ze vervolgens hun hand. De saz, waarmee de gedichten worden voorgedragen, wordt door alevieten beschouwd als een heilig instrument. De saz wordt ‘de besnaarde Koran’ (telli Kuran) genoemd. Het instrument heeft zijn heilige karakter te danken aan de religieuze boodschap die hij helpt te verspreiden.
Vijfentwintig gedichten, zestien dichters
In dit boek is een selectie van vijfentwintig gedichten opgenomen van een zestiental dichters, waaronder de genoemde zeven grote dichters. Deze poëten zijn geboren in een grote tijdspanne: in de veertiende eeuw tot en met het eerste kwart van de twintigste eeuw. De gedichten zijn door de auteur uit het Turks in het Nederlands vertaald. De gedichten worden toegelicht – de lengte van deze toelichtingen varieert – en zijn gegroepeerd rondom thema’s die elk een hoofdstuk vormen. Het eerste hoofdstuk bestaat uit gedichten die licht werpen op het Gods- en mensbeeld van het alevitisme.
In het tweede hoofdstuk zijn gedichten opgenomen in de vorm van odes die gericht zijn aan de profeet Mohammed, zijn opvolger Ali, Hacı Bektaş Veli en andere belangrijke heiligen. Het daaropvolgende hoofdstuk bevat gedichten die de liefde beschrijven als enige weg naar God. Ook benoemen zij welke gedragingen en gevoelens dwaalwegen vormen en geven daarmee een inkijk in de alevitische moraal en ethiek. Het vierde hoofdstuk bestaat uit gedichten over de alevitische geloofspraktijk van instituties, ceremoniën en rituelen. Het laatste hoofdstuk bevat polemische gedichten, waarin een drietal poëten kritiek levert op een wettische geloofsbeleving en daarmee accentueert wat het alevitisme vooral niet is. Dit boek wordt afgesloten met twee appendices. In de eerste appendix zijn korte biografieën van de zestien dichters opgenomen. De tweede appendix bevat een dankwoord.
Hoewel de mystieke poëzie een belangrijk bestanddeel vormt van de alevitische bronnen, zijn er ook bronnen voorhanden die geschreven zijn in proza. Deze zijn benut ten behoeve van de toelichtingen bij de gedichten. Het gaat dan voornamelijk om de Buyruk [6], Makalat [7] en Vilayetname [8]. De Buyruk, dat letterlijk ‘Het Gebod’ betekent, is de voornaamste alevitische bron die in proza is geschreven. Het is een verzameling van teksten over de relatie tussen Mohammed en Ali, de weg van de gelovige naar God, de alevitische eredienst en andere rituelen en ceremonieën, de alevitische ethiek en instituties. De Makalat, dat ‘De Woorden’ betekent, wordt toegeschreven aan Hacı Bektaş Veli, een van de centrale heiligen van het alevitisme. In dit werk worden de fasen van spirituele rijping beschreven op de weg naar God. De Vilayetname, letterlijk vertaalbaar als ‘Brief met gezag’, is een hagiografie van Hacı Bektaş Veli.
Noten
1. Turks: alevilik
2. Alevieten moeten niet worden verward met alawieten, die ook wel noesairi’s worden genoemd. Alawieten zijn Arabischtalige aanhangers van een geloof in Syrië, Libanon en Zuid-Turkije dat overeenkomsten maar ook grote verschillen vertoont met het Anatolische alevitisme. De kleine gemeenschap van alevieten in Noord-Syrië is Koerdischtalig.
3. Plaatsen waar pogroms en andere vormen van collectief geweld tegen alevieten hebben plaatsgevonden zijn Ortaca (1966), Elbistan (1967), Hekimhan (1968), Kırıkhan (1971), Malatya (1978), Sivas (1978 en 1993), Maraş (1978) en Çorum (1980).
4. Alevieten zien zichzelf niet alleen als volgelingen van Mohammed en Ali, maar ook van Mohammeds dochter en Ali’s vrouw Fatima en Ali en Fatima’s zonen Hasan en Hoessein. Samen vormen zij de Ahl al-Bayt, de ‘Mensen van het Huis’.
5. Meervoud: deyişler. Deze gedichten worden ook nefes (meervoud: nefesler) genoemd, dat letterlijk ‘adem’ betekent.
6. İmam Cafer Buyruğu (Het Gebod van imam Ja’far, Istanbul 1995). De Buyruk wordt onder meer toegeschreven aan Ja’far es-Sadiq, de zesde imam. Het is echter niet waarschijnlijk dat hij de auteur is. Van de Buyruk zijn verschillende versies in omloop.
7. Makaalât (De Woorden, Ankara 1994). Dit vijftiende-eeuwse werk wordt ten onrechte toegeschreven aan Hacı Bektaş Veli. De vermoedelijke auteur is Molla Saadettin.
8. Vilâyetname (Menakıb-ı Hacı Bektaş Veli) (Brief met gezag (Bewonderenswaardige daden van Hacı Bektaş Veli), Istanbul 1995). Dit is een anonieme hagiografie.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op 20 mei jl. en opnieuw geplaatst in het kader van de Nieuw Wij Winterherhalingen.