Aart van der Leeuw, Arthur van Schendel (kent u ze nog?) en andere zoetgevooisde romantische schrijvers stonden in de lessen en de belangstelling van hun vorige leraar Nederlands centraal. De leerlingen vonden hun werk wel aardig. In het nieuwe schooljaar waren eindelijk de Vijftigers aan de beurt met een naoorlogs gedicht van Lucebert:
‘… in deze tijd heeft wat men altijd noemde
schoonheid schoonheid haar gezicht verbrand
zij troost niet meer de mensen
zij troost de larven de reptielen de ratten
maar de mens verschrikt zij
en treft hem met het besef
een broodkruimel te zijn op de rok van het universum.’
Na het voorlezen keek een van de jongens geschokt op en zei: ‘Maar… dit is helemaal niet mooi!’ Direct volgde mijn antwoord: ‘Nee, niet mooi maar wel waar!’ Dat is flink aangekomen want jaren later tijdens een ontmoeting met hem kwam het weer ter sprake.
Bij het zien van de documentaire over het ontstaan (2006-2021) en de bouw van het Holocaust Namenmonument in Amsterdam, moest ik aan deze gebeurtenis denken. Je kunt je namelijk afvragen waarom een monument ter nagedachtenis van weggevoerde en vermoorde Joden, Sinti en Roma zoveel protesten en bezwaarschriften heeft opgeleverd, jarenlang. Niemand had dat ook verwacht, behalve architect Daniël Liebeskind zelf. Architectuur is zijns inziens meer dan andere kunstdisciplines een sociaal project. Hij was ook helemaal niet verbaasd over alle commotie want hij wilde juist een monument maken dat bewust schuurde…
Als je naar andere ontwerpen van deze architect kijkt, of beter nog er naar binnen gaat, kun je ervaren dat ze niet gemaakt worden om mooi te zijn of zoals mijn moeder dat noemde ‘ins Auge zu gehen’. Het Joods Museum (2001) in Berlijn en het Felix Nussbaumhaus (1998) in Osnabrück brengen de bezoeker in een onaangename staat van zijn. De bouwwijze voelt aan als benauwend, labyrintisch en uitzichtloos. Dat nu is precies de bedoeling van de joodse Liebeskind: iets bouwen dat het omgekeerde is van prettig, bevestigend en mooi. Als waarschuwing, als ‘wake-up call’.
Ook het Holocaust Namenmonument aan de Wibautstraat draagt die kernmerken. Tegen de wanden met de namenstenen maakte niemand bezwaar, elke overledene kreeg zijn eigen steen met naam en data als een blijvend aanraakbaar symbool. Velen hadden wel bezwaren tegen de plek, de hoogte, de werkwijze, de CO2 uitstoot en nog veel meer, maar eigenlijk roept de architectuur van het monument zelf die weerstand op.
De vier Hebreeuwse letters op het dak (Lezecher = ter herinnering) staan niet mooi op de façade, maar vormen het dak als een schelle kreet die in de ruimte erboven doorklinkt. Het monument veroorzaakt ongemak, het is te groot en te indringend, spiegelt die oude Joodse omgeving (de synagoges) eromheen, onszelf en alles wat zich door die straat zich verplaatst. Dat is precies de opzet van architect Liebeskind en de bouwers.
Rabbijn Soetendorp noemde het monument onlangs: Mokums gewetensschreeuw! Eenmaal gezien blijft het op je netvlies staan: dus misschien ‘niet mooi maar wel waar!’