Het bewust zijn van deze ziekten als het rondlopen met ‘begrafenisgezichten’, kletsen en roddelen of bijvoorbeeld het zich onmisbaar voelen zou kunnen helpen deze ziekten te genezen. De curie zou beter invullen moeten geven aan de dienst aan God en de kerk. Binnen dit frame van ziekte en gezondheid gebruikt de paus twee ‘echte’ ziekten als metafoor voor spirituele armoede: alzheimer en schizofrenie. In mijn ogen kunnen religieuze leiders beter afzien van het gebruik van ziektemetaforen als het gaat om het kwalificeren van ongewenst gedrag van gelovigen. Te gauw wordt daarmee immers de boodschap uitgezonden dat ziekte iets is dat er niet mag zijn. Mensen met een chronische ziekte, zonder uitzicht op genezing, zoals mensen met alzheimer of schizofrenie, kunnen echter in de meeste gevallen niet genezen.
In de bronteksten van jodendom, christendom en islam komt het metaforisch gebruik van ziekten, zoals de paus dat doet, voor. In Jesaja 42 wordt de vermeende immoraliteit van het volk Israël vertolkt in termen van fysieke beperkingen (doofheid en blindheid). En in Matteüs 23 noemt Jezus de geestelijk leiders van het volk Israël blind. De Koran zegt in soera 17 dat mensen die de goddelijke geboden niet hebben gevolgd bij de opstanding als blinden, stommen of doven zullen verrijzen, en in het vuur zullen worden geworpen.
Hoewel het in deze drie godsdiensten steeds gaat om een niet-letterlijk gebruik van beperkingen, kan dit metaforische gebruik echter bijdragen aan negatieve culturele beeldvorming over mensen met ziekten. Omdat ziekten als onwenselijk of afschrikwekkend worden geportretteerd dragen ze bij aan dat negatieve imago en wellicht aan uitsluiting. Als het frame van vermijden of bestrijden van ziekte de enige of dominante manier is waarop er over ziekte wordt gesproken is het voor mensen met bijvoorbeeld een handicap extra lastig om hun beperking te erkennen, te aanvaarden of zelfs liefdevol te omarmen. Gezondheid is immers de norm. Bevrijdingstheologen wijzen op dit stigmatiserende gebruik van religieuze taal. Mensen met een fysieke beperking onderstrepen dit standpunt vaak.
Er liggen zo beschouwd twee uitdagingen: laten religieuze leiders als paus Franciscus immoreel of anderszins ongewenst spiritueel gedrag beschrijven in termen van handelen zonder het gebruik van metaforen die naar ziekten of handicaps verwijzen. Zo is bij ‘existentiële schizofrenie’ de zaak waar het om gaat die van het leiden van een dubbelleven, van hypocrisie. De gebruikte term is niet nodig.
Verder is het nodig vanuit de (religieuze) antropologie dieper na te denken over fenomenen als ziekte of handicap. Zolang deze worden geassocieerd met zonde, onvolkomenheid, schuld en zo meer zal het voor mensen met ziekten en handicaps moeilijk blijven zich als volwaardig mens te ervaren. Ziekten en beperkingen behoren inherent bij het leven. Het zijn geen ‘afwijkingen’ maar karakteristieken van het menselijk bestaan. Ze duiden er op dat mens zijn betekent dat je deelt in kwetsbaarheid, vergankelijkheid en lijden. Het tijdelijk of permanent ervaren van beperkingen door ziekte of handicap maakt je als mens niet bijzonder of anders, niet minder mens of minder gelovig: alle mensen zijn fysiek en psychisch breekbaar en raakbaar. Van tijd tot tijd en voor sommigen vanaf de geboorte, ondervinden we allen van die kwetsbaarheid de gevolgen. Door het mens zijn te definiëren vanuit deze generieke eigenschap ontstaat er een frame waarin alle mensen, gezond en ziek, met en zonder handicap, worden ingesloten.
André Mulder schreef samen met Ruth Hessel ‘Gewoon of beperkt? Hoe jodendom, christendom en islam omgaan met mensen met een handicap’ (Zoetermeer: Meinema 2014).
Gezondheid is geen norm, maar de meeste mensen willen wel graag gezond zijn. Ik heb een vriendin die (bijna) doof is en geheel blind, een been mist als gevolg van suiker, en een verlamde arm heeft door een hersenbloeding. Zij heeft haar toestand geaccepteerd (“wat moet ik anders?”) hoewel ze best gezond zou willen zijn.
Een beperking erkennen, aanvaarden of zelfs liefdevol omarmen zal toch altijd beginnen met die beperking erkennen – erkennen dus dat het een beperking is. Een beperking een beperking noemen staat m.i. dan ook niet in de weg, maar maakt de weg vrij om er mee te leren leven.
In die zin hoop ik niet dat de leiders die hier door de paus zijn aangesproken er mee gaan leren leven, maar het eufemisme in de uitspraak zullen begrijpen en ter harte zullen nemen.
En laten wij de werkelijk gehandicapten en zieken accepteren en bemoedigen.