Laten we beginnen met het maken van een begripsomschrijving van populisme. Want waar hebben we het nu eigenlijk over? Onder wetenschappers bestaat er een redelijke consensus dat populisme een politiek principe is dat de samenleving verdeelt in twee tegengestelde kampen – het volk en de elite. Over de invulling van dit principe bestaat er echter wel onenigheid.
Zo beschouwt politicoloog Cas Mudde het populisme in de eerste plaats als een dunne ideologie waarin het volk tegen de elite wordt geplaatst; en volgens deze ideologie behoort de politiek uitdrukking te geven aan het wil van het volk. In de opvatting van Mudde is populisme vooral een dunne ideologie, omdat het geen antwoord biedt op de belangrijkste politieke vragen binnen een samenleving. Het relaas van de populistische beweging is echter niet zozeer gericht om maatschappelijke kwesties daadwerkelijk op te lossen, maar om de samenleving op morele gronden te verdelen tussen het goede volk en de slechte elite. Andere wetenschappers beschouwen het populisme daarentegen niet zozeer als ideologie, maar als een politieke strategie die erop gericht is ‘het volk’ te verenigen tegen de gevestigde orde. In het retorische sjabloon van deze politieke strategie zien we opnieuw een moreel element terugkeren. Volgens dit sjabloon presenteert de leider van de populistische beweging zich in woord en daad als de ware vertegenwoordiger van het gewone volk dat te lijden zou hebben onder corrupte en decadente elites.
Dan zijn er ook nog theorieën over de sociaal-economische en politieke oorzaken van het populisme. Zo zouden populisten vooral opkomen in periodes waarin sociale, economische en culturele veranderingen zich in een rap tempo voltrekken – denk bijvoorbeeld aan de kredietcrisis, de opkomst van sociale media, de Europese integratie, de vrouwenemancipatie, secularisering en de verregaande individualisering van de samenleving. Dergelijke veranderingen vormen, om tal van redenen, een belangrijke voedingsbodem voor populisme. Nu is de omvang van dit artikel te beperkt om dieper op alle sociale, economische en culturele veranderingen in te gaan die mogelijkerwijs bijdragen aan populisme, maar wat buiten kijf staat is dat maatschappelijke verandering behalve tot hoop en optimisme, ook tot collectieve angst, onzekerheid en boosheid stemmen. De kleutermoraliteit van het populisme (ik ben goed en jij bent fout – en dat is niet eerlijk) parasiteert op dit gevoel van maatschappelijk onbehagen; tegelijk biedt deze versimpelde morele indeling van de wereld in helden en schurken, martelaren en zondebokken, ook enige zekerheid in een onzeker, van zin en betekenis verstoken universum. Populisme heeft daardoor iets religieus, zonder godsdienstig te zijn.
Democratie en populisme
Tegelijk heeft populisme ook een politieke component, en het zijn juist deze politieke componenten van het populisme waar ik langer bij stil wil staan. Populisme is namelijk zowel een gevaar van als alsook een correctie op de liberale democratie. De gevaren van populisme voor de democratische orde zijn min of meer bekend, ze krijgen in ieder geval het meeste aandacht. Maar toch is het goed om eerst dieper op het populistische gevaar in te gaan, alvorens te betogen dat populisme een stimulans voor democratische vernieuwing zou moeten zijn.
Laten we beginnen met de eerste van democratische bedreigingen: de tirannie van de meerderheid. Populisme heeft de natuurlijke neiging om te leiden tot een tirannie van de meerderheid omdat populisten doorgaans beweren de volkswil te verkondigen, terwijl ze de belangen van minderheden of oppositiegroepen geheel negeren. In het ergste geval willen populisten zelfs het stem- en spreekrecht van minderheidsgroepen inperken. Deze tendens vormt een potentieel democratisch gevaar, omdat onze liberale democratie juist zo is ingericht om minderheden een stem te geven en ze te beschermen.
De tweede bedreiging is dat populisten de neiging hebben om complexe maatschappelijke vraagstukken, zoals migratie, terug te brengen op het conflict tussen het gewone volk en elites. Op die manier dragen ze geen werkelijke politieke oplossingen aan voor bestaande problemen, maar op basis van de morele tweedeling tussen volk/meerderheid en elite/minderheid. De tweedeling tussen volk en elite, zorgt er immers voor dat het debat niet meer op rationele gronden wordt gevoerd maar op basis van goed en fout. Dit vormt een gevaar voor de democratische orde omdat een rationeel ethos fundamenteel is voor een democratie. Eenvoudig gezegd komt dit rationele ethos erop neer dat beleid pas na uitvoerig en rationeel overleg tussen verschillende partijen tot stand komt. Deze rationaliteit zorgt er idealiter voor dat alle groepen en minderheden binnen de samenleving hun bijdrage kunnen leveren aan het democratische proces. Het rationeel ethos zorgt er zodoende voor dat groepen in principe worden ingesloten; politiek op basis van moraliteit juist dat mensen worden uitgesloten.
Toch is het populisme in wezen niet anti-democratisch. Het is eerder een grove overdrijving van de democratische idee. De populist zegt immers op te komen voor het ‘gewone volk’. Wel is het populisme in essentie anti-liberaal. Het liberalisme, in haar klassieke vorm, omarmt immers de pluriformiteit van samenleving. In liberale constituties is deze pluriformiteit, met het verbod op discriminatie van minderheden, zelfs grondwettelijk vastgelegd. Zo stelt Artikel I van de Nederlandse grondwet bijvoorbeeld: [dat] allen die zich in Nederland bevinden in gelijken gevallen gelijk behandeld worden. Dit verbod op discriminatie beschermt niet alleen religieuze of etnische minderheden tegen de tirannie van de meerderheid, maar ook de elite tegen het volk. Elke elite is ook een minderheid.
Het anti-liberalisme van het populisme vormt de derde bedreiging voor de democratie. Hoewel populisten in den beginnen democraten zijn, brengt hun anti-liberale houding wel de democratie in gevaar. Burgerlijk liberalisme en democratie zijn tenslotte met elkaar verweven. Liberale principes, zoals de scheiding der machten (de ‘trias politica’), zorgen er bijvoorbeeld voor dat één persoon of instantie teveel macht naar zich toe kan trekken. De uitholling van dergelijke principes maken derhalve de weg vrij voor meer autoritaire regeringsvormen.
Democratische vernieuwing
Ondanks dat populisme een wezenlijk gevaar voor de democratie vormt, is elke populistische beweging tegelijk ook een roep om democratische vernieuwing. Het volk, dat zich niet ‘gehoord’ voelt, wil meer zeggenschap. Deze roep om meer democratische inspraak dient men serieus te nemen, want blijkbaar heeft een groot deel van het electoraat het gevoel dat de huidige democratische instellingen falen. Om de democratie te beschermen tegen het gevaar van populisme, is daarom meer democratie nodig. Burgers moeten nog meer en directer betrokken worden bij het democratisch proces.
Bijvoorbeeld door middel van burgerberaden. Maar ook door de lokale autonomie van lokale democratieën, zoals gemeentes, te versterken. Wanneer macht teveel gecentraliseerd is, verliezen burgers immers het gevoel dat ze daadwerkelijk invloed kunnen uitoefenen, wat weer kan leiden tot apathie, wantrouwen en onbehagen. Door meer macht aan lokale gemeenschappen toe te kennen en democratische vernieuwingen, zoals burgerberaden, te omarmen komen burgers dichter bij de besluitvorming te staan. Op die manier wordt populisme minder aantrekkelijk.
Deze opinie is afkomstig uit De Linker Wang.