De bronnota en de vervolgnota verdienen lof. Eerder dan de inhoud dienen de intentie, het gebaar, de inspanning, het initiatief tot het gesprek en de kwetsbaarheid die met dit alles samengaan gewaardeerd te worden. De stukken stralen in hun uitnodigende toon warmte, integriteit en respect uit jegens de moslims. Voor zover de moslims de geadresseerden zijn, past dezen het om goed te luisteren naar wat de centrale vertegenwoordiging van Protestants Nederland te vertellen heeft, zonder het hoofd te breken over elk begrip en elk woord dat in de nota staat. Dat kan beter in de concrete ontmoetingen met christenen geschieden.
De PKN geeft in de twee genoemde stukken aan waar ze op dit moment voor staat als het gaat om haar voorstelling van de islam en de moslims, zowel in theologisch als in maatschappelijk opzicht. Door concreet in te gaan op een aantal thema’s die voor het protestantisme identiteitsbepalend zijn, weten moslims waar ze aan toe zijn. Dat protestants Nederland bijvoorbeeld theologisch anders is verbonden met Israël (de onopgeefbaarheid van het verbond met Israël) is een gegeven. Moslims kunnen dan in een gesprek vragen naar de betekenis en de motieven daarvan en eventueel naar de nuances daarin. Dat geldt ook voor het eigen godsbeeld (Drie-eenheid) of het beeld dat de PKN van de God van de islam schetst. Verder vertolkt de PKN in de genoemde stukken vooral standpunten die gevoelens van verbondheid, bondgenoontschap en herkenning bij moslims moeten oproepen, zoals de standpunten inzake godsdienstvrijheid, discriminatiebestrijding, religie in het publieke domein, vrede in het algemeen en sociale samenhang.
Een nota van een centraal orgaan als de synode dient in principe de richting aan te geven en de koers die moet worden gevaren aan te wijzen. In dit geval gaat het om de vraag hoe om te gaan met moslims. Dat doen de twee onderhavige nota’s. Maar de richting en koers, waar de PKN voor pleit, staat helemaal aan het eind van een twaalftal standpunten in het zesde en laatste hoofdstuk van de vervolgnota. Daarmee lijkt het alsof dit een bijzaak is, terwijl het om een hoofdzaak gaat mijns inziens. Het gaat om het eindcitaat waarin is vermeld dat de PKN de intiatieven van de lolale kerken tot dialoog, gesprek en andere toenaderingsvormen met moslims waardeert en ondersteunt; dat ze blijft meedoen aan de meer ‘formele’ vormen van dialoog, dat wil zeggen op landelijke en internationaal niveau, en dat ze daarnaast ook samenwerking op maatschappelijk terrein met moslims zoekt, aldus de schrijvers van de Vervolgnota Integriteit en Respect. Deze vermelding verdient dus een betere plek, namelijk vooraan in de nota. Hiervan zou de vervolgredenering moeten zijn afgeleid.
Het scheiden van hoofdzaken en bijzaken in de vervolgnota is ook het voornaamste aandachtspunt. De hoeveelheid casuïstiek overschaduwt de grote lijnen. De casuïstiek is oneindig en bij elk positief voorbeeld is er wel een te vinden dat het negatieve onderstreept. De vervolgnota had zomaar de volgende casussen kunnen opnemen die de praktijk van de relatie tussen christenen en moslims deels zouden kunnen illustreren:
– Precies op het moment dat mij werd gevraagd om op deze nota te reageren, kreeg ik het bericht dat een christelijk geestelijk verzorger bij Justitie is overleden. Binnen één dag werd geregeld dat alle gevangenisimams, die met hem hebben samengewerkt, aan zijn herdenkingsdienst ín de kerk zouden deelnemen. Geen ingewikkelde discussies over de klassieke vraag in de islam of een moslim voor de ziel van een ongelovige of andersgelovige gestorvene mag bidden. De waardigheid van een christelijke collega stond centraal.
– Het voorgaande deed mij ook denken aan een voorval tien jaar gelden. Tijdens een ontmoeting tussen een groep christenen en moslims in een moskee die ik mede organiseerde vroegen een paar christenen of ze mee konden doen aan het middaggebed. “Nee” werd er geroepen, gevolgd door een theologische uiteenzetting over de voorwaarden van het gebed in de islam. Een senior christen had het hele verhaal niet gehoord en ging gewoon meedoen. Niet één moslim had daar last van. Een spontaan gesprek over deze bijzondere ervaringen van beide kanten volgde.
– In een protestantse kerk in Ede sprak ik een paar maanden geleden over vriendschap tussen moslims en niet-moslims. Een christelijke vrouw die zich met veel liefde ontfermde over een moslim jongen van een arm gezin vertelde mij in tranen het volgende. De imam zou – ten onrechte – aan het jongetje hebben verteld dat deze vriendschap in de islam niet mocht. Zij en het jongetje wisten daar geen raad mee.
Het zou de dialoog verder helpen als als antwoord op de islamnota van de PKN en islamnota’s van andere christelijke kerken de centrale vertegenwoordiging van moslims, het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO), dat vaak samen in formeel overleg met de PKN optrekt, met een eigen nota komt over vriendschap met christenen, joden en aanhangers van andere religies en levensbeschouwingen. Eens kijken welke dynamiek dit zal oproepen!
Een goed voorbeeld van de ontwikkeling van een Europese islam. Tolerantie uitoefenen en de overeenkomsten zoeken. En immer het gesprek voeren op basis van nota’s of niet.
Nee, Jan Jaap, dit soort slappe hap meningen helpen de dialoog voor geen meter. De islamnota is slechts voer voor interreligieuze bestuursleden die goede onderlinge relaties onderhouden. Voor het voeren van dialoog is geen nota nodig.