Tachtig jaar na zijn executie op persoonlijk bevel van Adolf Hitler in het concentratiekamp Flossenbürg was een nieuwe film over de invloedrijke theoloog en verzetsheld Bonhoeffer zeer welkom geweest. Daarmee kun je een nieuwe generatie met zijn leven en denken bekend te maken. Jammer genoeg is ‘Bonhoeffer – Pastor, Spy, Assasin’ daar allesbehalve geschikt voor. Ook al belooft de reclame voor deze film, de “true story of Dietrich Bonhoeffer” te vertellen, slaagt de film daar voor geen meter in.

Dat bevestigen tientallen nabestaanden van de theoloog en het internationale ‘Bonhoeffer-Gesellschaft’. Ze waarschuwden in meerdere openbare stellingnames dat de film Bonhoeffers leven op een “abominabel slechte” en “erbarmelijk kitscherige manier” navertelt en zijn theologisch en moreel denken op centrale punten compleet achterstevoren draait. Nee, dat gebeurt nog op een dermate opzichtige en duidelijk historisch onjuiste manier, ook, dat voor iedereen met ook maar een beetje kennis van zijn leven, de geschiedenis van de theologie van de twintigste eeuw en van het Derde Rijk overduidelijk is: deze film wil alles behalve het “ware” en “niet eerder vertelde” verhaal vertellen van deze bedachtzame, zichzelf nooit vrijpleitende en genuanceerde denker.

Natuurlijk moet zich een speelfilm in het kader van de artistieke vrijheid niet per se absoluut aan de historische waarheid houden. Ook andere Bonhoeffer-films hebben kleurrijke details of hele anekdotes aan zijn historisch bekende levensloop toegevoegd. Hier gebeurt dit echter in een storend grote mate en betreffen de vertekeningen eveneens de historische gebeurtenissen om Bonhoeffer heen.

Zo had Bonhoeffer eigenlijk maar een soort kleine diplomatieke bijrol binnen het complot dat Hitler wilde vermoorden. Vanwege zijn internationale kerkelijke contacten kreeg hij de taak om alvast vredesonderhandelingen na een eventueel geslaagde coup voor te bereiden. Het is zelfs onduidelijk of hij überhaupt weet van concrete aanslagplannen heeft gehad. Deze film laat hem echter in een duister achterkamertje in een gesprek met de soldaat die de zelfmoordaanslag zou plegen de werkwijze van diens bommengordel doornemen, noemt Bonhoeffer zelfs in de titel “sluipmoordenaar” en toont hem op de Amerikaanse poster met een pistool in z’n hand.

Als je, aan de andere kant, als filmmaker de noodzaak voelt om zelfs de wandaden van de nazi’s nog onhistorisch te moeten overdrijven, die nooit de Bijbels in kerken door exemplaren van “Mein Kampf” hebben laten vervangen en ook niet per decreet twee fascistische extra geboden aan de Bijbelse Tien Geboden hebben toegevoegd, dan wordt het voor iedereen duidelijk: hier wordt een uiterst veelzijdig karakter in de eendimensionale mal van een James Bond-achtige Hollywoodthriller, in een zwart-witte strijd van een Messias-achtige redder tegen het ultieme kwaad geperst.

Dit is natuurlijk geen manier om aan het leven noch aan het denken van Dietrich Bonhoeffer recht te doen, ook al werkt dit entertainment-technisch uiteraard goed. Cinematografisch is deze film zeker emotioneel pakkend, hij heeft enkel bedroevend weinig met de echte Bonhoeffer te maken.

Op een uitzondering na trouwens. Dit is de eerste mij bekende verfilming van het leven van Bonhoeffer die correct de grote rol benadrukt, die het sneuvelen van zijn oudste broer Walter in de Eerste Wereldoorlog heeft gehad. Diens Bijbel heeft Bonhoeffer zijn hele leven, en ook heel deze film door, begeleid. Des te meer is het te betreuren, dat de film de centrale invloed die Walters vroege dood theologisch en moreel op Dietrich heeft gehad compleet negeert, ja zelfs ondersteboven keert.

Op de riemgesp van het uniform van Walter stonden namelijk de woorden “God met ons”. Dat reflecteerde de heersende theologie destijds, dat God zelf in de geschiedenis aan het werk is en dus aan de kant van een militair leger, een politieke of ideologische stroming kan staan. De predikanten die in 1914-1918 vanaf de kansel de soldaten uitzwaaiden, beweerden dat in het kanonnengedonder op het slagveld de stem van God te horen valt. Deze God sneuvelde voor heel de nakomende theologen-generatie van Bonhoeffer in de loopgraven van Verdun met de ontgoochelende nederlaag van Duitsland. En voor Bonhoeffer zelf dus met de dood van zijn oudste broer. Voortaan was het voor hem volstrekt onmogelijk dat God met een politieke, ideologische of militaire stroming kan worden vereenzelvigd.

Heel het morele en ethische denken van Bonhoeffer is door die afwijzing van de mogelijkheid van complete zuiverheid, van de bewering dat God aan de eigen kant staat, doordrongen. Steeds opnieuw waarschuwde hij er met klem voor dat elk gevoel van morele helderheid dat we zouden kunnen hebben, altijd een illusie is. Zo’n gevoel gold voor hem als een gevaarlijke morele zonde. Als we onszelf namelijk wijsmaken dat we goed en kwaad duidelijk zien, dan hoeven we ons ook nooit af te vragen of onze daden wel moreel zuiver zijn. Omdat we aan de kant van goed tegen kwaad staan, denken we dat onze daden – en ons geweld – daarom goed moeten zijn. Dit was dan ook de kern van Bonhoeffers theologische kritiek op het fascisme: het fascisme verleidt door kennis van goed en kwaad te beloven en hult zijn eigen geweld in een fantasie van morele helderheid.

Juist daarom was de vraag of hij zich bij het verzet kan aansluiten voor hem een jarenlange worsteling. Hij werd gekweld door zijn mogelijke beslissing om Gods duidelijk en onschendbaar gebod om niet te doden te overtreden. Iedereen, zonder uitzondering, is geliefd door God en doden is, in elke situatie, verkeerd. Tegelijkertijd zou het onverantwoord zijn om werkloos toe te kijken hoe miljoenen mensen over de klink worden gejaagd. Wat hij ook zou kiezen, of hij zich nu bij de samenzwering zou aansluiten of niet, hij zou schuldig zijn.

Uiteindelijk sloot hij zich wel aan bij het complot, maar weigerde zijn beslissing als moreel gerechtvaardigd te zien. “Hier wordt de wet overtreden”, betreurde hij. Het kan waar zijn dat “het gebod uit bittere noodzaak wordt gebroken”, maar zeggen dat hij het gebod uit noodzaak brak is nog steeds zeggen dat hij het gebod brak. In plaats van te doen alsof dit een positief moreel goed was, wierp Bonhoeffer zich aan Gods voeten en smeekte hij om vergeving voor de zonde die hij niet anders dan kon begaan. Bonhoeffers grootste daad van antifascistisch verzet was zijn eigen standvastige weigering om zelfs het meest noodzakelijke en schijnbaar gerechtvaardigde geweld als een positief moreel goed te zien.

Hoe anders de Bonhoeffer die deze film neerzet. Hij wordt getekend als een overtuigde activist die zonder aarzeling weet dat hij het ultieme kwaad met alle middelen moet stoppen, die elke aarzelende tegenwerping met Clint Eastwood-achtige bravoure wegwuift en zelfs in de boven aangehaalde scène in de duistere achterkamer tot God voor het slagen van hun aanslagplan kan bidden, omdat hij “precies dat is wat U van ons wilt”.

De Bonhoeffer in de film is exact het soort persoon dat door de echte Bonhoeffer werd bestempeld als een “ethische fanaticus” die gemakkelijk ten prooi valt aan de verleidingen van het fascisme. Ethische fanatici “geloven dat ze de macht van het kwaad het hoofd kunnen bieden met de zuiverheid van hun wil en hun principes” maar uiteindelijk “vallen ze in het net van hun slimmere tegenstander” omdat hun zelfbeeld van moreel zuiver zijn “hen blind maakt voor hun eigen medeplichtigheid” (Bonhoeffer, Ethik, pag.12).

Als je de enorm gepolariseerde context bedenkt waarin deze film werd en wordt losgelaten, dan wordt duidelijk dat zo’n morele en theologische verdediging van politiek geweld hoogst gevaarlijk is. En vooral ook, wat voor een onwijs grote gemiste kans deze film voorstelt. Want juist in onze tijd, waarin bijna iedereen in elk maatschappelijk debat heilig van het eigen gelijk overtuigd is, zijn we gebaat bij de bedachtzame en zichzelf nooit vrijpleitende genuanceerdheid waar Bonhoeffer voor stond.

axel 2 groot

Axel Wicke

Predikant

Axel Wicke (Berlijn, 1972) is predikant binnen de Protestantse Kerk in Nederland.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.