In het vuistdikke boek Jezus, een mensenleven, maakt hij – inmiddels 75 jaar – de balans op van deze levenslange zoektocht naar de mens Jezus. Want dat is één van de belangrijkste uitkomsten van zijn onderzoek: we moeten volgens hem de kerkelijke dogma’s over Jezus als Gods zoon afbreken om toegang te krijgen tot de fascinerende persoonlijkheid van de mens Jezus.
Den Heyer heeft op zijn eigen manier hetzelfde parcours doorlopen als de Nieuwtestamentische wetenschap van de afgelopen twee eeuwen en meer in het bijzonder de vrijzinnige theologie, samen te vatten als: het demasqué van de dogmatische Christus.
Hij gaat er nog eens goed voor zitten om dat verhaal te vertellen. Hoe het begon met een charismatische figuur rond het jaar nul en hoe zijn levensverhaal werd doorverteld in gemeenschappen die na zijn gewelddadige kruisdood zijn ontstaan. Hoe in die kringen de evangeliën zijn geschreven, als getuigenissen van zijn leven en sterven en als testament van zijn woorden en daden. Den Heyer schenkt uitgebreid aandacht aan de toenmalige religieuze en politieke context. De eigen kleur van de vier evangeliën wordt toegelicht en uiteraard komt Paulus aan de orde, die als geen ander de beeldvorming van Jezus als de Gekruisigde heeft bepaald.
Den Heyer schetst hoe christelijke gemeenschappen ontstaan in diverse regio’s van het Midden-Oosten en hoe ze de verschillende kleur aannemen van hun omgeving. Het vroege christendom bestaat uit een grote verscheidenheid aan opvattingen. Daar komt enige verandering in, als het christendom in het begin van de vierde eeuw de staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk wordt – dat overigens dan al in verval is. Onder druk van de keizers worden de christologische dogma’s vastgesteld, want de eenheid in de (staats)kerk bevordert de eenheid in het rijk. Het eerste is net zo goed een illusie gebleken als het tweede. Toch hebben de leerstellingen van Nicea, Constantinopel en Chalcedon, de plaatsen waar de belangrijkste kerkvergaderingen plaatsvonden, een universele betekenis in het christendom gekregen.
Het is fascinerend om de geschiedenis van het ontstaan van deze dogma’s terug te lezen. Den Heyer heeft het vermogen van een goede docent om het op een heldere manier uit te leggen. Deze gedeelten horen wat mij betreft tot de boeiendste van zijn boek.

Dat geldt ook voor de hoofdstukken die hij wijdt aan de grote omwenteling in de nieuwtestamentische wetenschap vanaf de achttiende eeuw. Hij is hier op zijn eigen vakgebied en dat is te merken. De historisch-kritische methode wordt ontwikkeld. Er komt ruimte voor een niet-dogmatische bestudering van de Bijbel en meer in het bijzonder van de figuur van Jezus. Dat gaat niet zonder slag of stoot, en het is een debat dat in sommige delen van kerk en theologie nog steeds gevoerd wordt. Den Heyer laat in een veelbetekenend tussenzinnetje doorschemeren (‘ik spreek uit ervaring’ – p. 415) dat hij weet wat het is als de gewetensvolle exegeet in conflict komt met de dogmatici wanneer het resultaat van zijn wetenschappelijk onderzoek de laatsten onwelgevallig is. Het is de herinnering aan de onverkwikkelijke manier waarop Den Heyer vervroegd zijn professoraat op moest geven, toen hij twintig jaar geleden in opspraak kwam vanwege een boekje waarin hij aantoonde dat de klassiek gereformeerde verzoeningsleer exegetisch een wankele basis heeft. Een voorbeeld van karaktermoord waartoe gereformeerde ‘verontrusten’ in staat zijn (waren?). De pijn daarover, nog zo nadrukkelijk aanwezig in zijn theologisch zelfportret Ruim geloven (uit 2000), lijkt inmiddels weggezakt. In ieder geval komt hij er in dit boek niet meer op terug.
Tussen de hoofdstukken over het christologische dogma van de eerste eeuwen en die over de moderne ontwikkelingen van de laatste eeuwen, beschrijft Den Heyer uitvoerig de (kerk)geschiedenis van de Middeleeuwen. De rode draad van zijn boek, dat een geschiedenis van de betekenis van Jezus wil zijn, raakt dan wel eens uit het zicht. So wie so verliest het boek zich regelmatig in wijdlopigheid en niet altijd ter zake doende passages die zonder bezwaar gemist hadden kunnen worden, hoe boeiend ze ook zijn. Als Den Heyer onderaan p. 397 schrijft dat hij zich heeft “laten inspireren door het bekende gezegde – in der Beschränkung zeigt sich der Meister” komt dat onbedoeld komisch over. De huiselijke toon waarop de lezer regelmatig rechtstreeks wordt toegesproken, is een eigenaardigheid van de schrijver die hier en daar een beetje begint te jeuken. Iets meer redactie had het boek dus goed gedaan.
Het zijn een paar kritische opmerkingen in de marge. De overheersende indruk na lezing van dit machtige boek is vooral positief. Den Heyer heeft de gave om in begrijpelijke taal ingewikkelde kwesties uit te leggen en in verband met elkaar te brengen. Aan alles wordt duidelijk dat hij zich baseert op gedegen onderzoek van jaren en op een uitgebreide kennis van de vakliteratuur. Dat wordt in de tekst verantwoord, helaas niet altijd met de vindplaats vermeld. De noten in de tekst verwijzen uitsluitend naar Bijbelverzen en dat doet opeens weer heel gereformeerd aan.
Aan het einde van zijn zoektocht is de fascinatie voor de mens Jezus gebleven, misschien zelfs wel versterkt. De paradox in de nieuwtestamentische wetenschap is en blijft, dat we proberen een beeld van Jezus te reconstrueren op basis van gegevens uit de synoptische evangeliën die niet bedoeld zijn als historische studies. Hoe het kan dat het verhaal van een gekruisigde Jood mensen in de ban heeft gekregen en aan de wieg staat van een wereldwijde religie die tot op de dag van vandaag bestaat (en groeit!), blijft een raadsel dat ook Den Heyer niet geheel kan ontrafelen. Of is het dan toch een godswonder?
Voor meer informatie over ‘Jezus, een mensenleven’: klik hier.
In het commentaar van uitgeverij Van Warven over dit boek wordt heel kernachtig geschreven dat de figuur Jezus stond voor een boodschap van “bevrijding, vrede en liefde”.
Over die bevrijding kreeg ik vandaag door een heuse theoloog een extra inzicht aangereikt: Jezus was een èchte jood en wilde “geen jota of tittel” veranderen aan de Thora.
Wat hij wèl wilde was, terug naar de uittocht uit Egypte onder leiding van Mozes. De visie toen was, “dat God met mensen meetrekt”. De Eeuwige màg niet opgesloten worden in een tempel, of in knellende dogma’s! Beweging en vrijheid en onkenbaarheid, daarin is Hij.
Jezus was ook altijd onderweg en deed wat moest gedaan.
Heel mooi in dit opzicht vind ik dat -toen Jezus stierf- het voorhang van de Tempel finaal door midden scheurde. God kon op dat moment weer bevrijd zijn uit de benauwdheid van de Tempel. Er was weer lucht en beweging en verandering mogelijk!
Mensen verstik jezelf niet, maar blijf onderzoeken, dat is de bedoeling!
Ik ben benieuwd wat Den Heyer te zeggen heeft over de middeleeuwen. Daar heeft de kerk, vooral de westerse maar ook de oosterse, volgens mij een paar wissels genomen die we min of meer vergeten zijn, maar die wel eens de wortel kunnen zijn van essentiële vragen waar we vandaag mee zitten. Want de protestantse kerken zijn geen afsplitsing van de rooms-katholieke, maar beide komen zij op eigen wijze en met een eigen reformatie voort uit de westerse kerk van de middeleeuwen. Beide kennen zij continuïteit en discontinuïteit. Protestanten benadrukken de culturele breuk van de 15e en 16e eeuw door over de middeleeuwen heen gelijk maar naar ‘de vroege kerk’ (alsof die als zodanig bestaan zou hebben) terug te grijpen. Katholieken verdoezelen de breuk eerder door iets te gemakkelijk te claimen ‘de ware voortzetting’ vanaf Petrus te zijn. Zo laten beide fundamentele vragen liggen, zoals: wat is de waarde van mystiek? hadden de realisten niet toch een belangrijk punt tegenover de nominalisten? wat doen we nu wel en niet met geïncultureerde heidense elementen? enzovoort. Aquino hoeft niet het laatste woord te krijgen, maar Anselmus ook niet.
Wat ik ook typisch vind voor de dogmatiek van de Rooms-Katholieke Kerk als “instituut!”, is de enorme angst voor verandering.
Er wordt nog steeds vastgehouden aan ideeën van de genoemde, oude concilies. Toen Den Heyer ging morrelen aan Roomse waarheden, werd hij onmiddellijk terug gepakt.
Zo ging het ook toen oude geschriften uit het Egyptische zand werden opgevist. Kosten nog moeite werd gespaard om die geschriften te verdonkeremanen, of als eerste te bemachtigen om te onderzoeken of er geen dingen in stonden die strijdig waren met hun vastgestelde leer.
En nog steeds is de arm van Rome lang.
Niets ten nadele wil ik daarmee zeggen over de gelovigen en de huidige Paus en tal van brave dienaren. Het is de laag van conservatieve bisschoppen (ook niet allemaal), die een ondoorzichtige tussenlaag vormt en die geen oog heeft voor de realiteit: vooral in Nederland lopen hun kerken leeg!
Weer voel ik een machteloze boosheid opkomen, want ook in míjn stad wordt een oecumenische verbondenheid van katholieken en protestanten uiteen gerukt door merkwaardige besluiten van de bisschop.
Men wil “weer binnen de lijntjes gaan kleuren”.
Dus: “Hoezo verbinding tussen mensen?”
R.k. angst voor verandering mag vreemd lijken, verklaarbaar is ze wel. Het hangt nl. samen met de kunstmatige identiteit van ambtsdragers, hun status en inkomen. Die wordt meestal door in het leven nog onervaren jongemannen verworven middels identificatie en napraten. Niet door beleefde en op de proef gestelde Eigen ervaringen met de werkelijkheid én het Numineuze! Men buigt allereerst voor Gezag, en neemt voetstoots aan wat vermeende autoriteiten (ook weer op gezag van anderen) beweren. Dat is de normale gang van zaken tijdens alle onderwijs- en vorming voor een bestaand beroep/ambt.
Afwijken van de Leer betekent daarom tevens: tornen aan de breekbare zelfwaarde en zelfgevoel van de zelfvergeten, hiërarchisch ondergeschikte ambtsdrager. Zonder zijn ambt is hij niets. Dat laatste schrijnt, maar wordt immer geweten c.q. aangevoeld. Om te kunnen functioneren, moet dat echter worden onderdrukt of weggeredeneerd..
Daarom wordt ook zónder Schriftuurlijke noodzaak (!) in de rk kerk nu zo de nadruk gelegd op de Eucharistie, waarin uitsluitend een priester mag voorgaan, op de wereldkerk enz. De priesterlijke identiteit en zijn sacrale macht worden zo via Kerkleer en -wet veiliggesteld.
Het zich indekken tegen identiteit-, status- en inkomstenverlies zie je ook buiten de kerk. Het is een veel voorkomend psychologisch fenomeen. De echte god- c.q. waarheidzoeker zal zich er echter niet door de vrees van anderen laten weerhouden om te denken, te doen én te vieren wat hij/zij voor noodzakelijk en gerecht houdt.
Je verwoordt het goed, Piet.
Een figuur als Franciscus van Assisi waardeer ik daarom bijzonder: in zijn jonge jaren een feestnummer, ongetraind in een harnas gehezen om een naburige stad te bevechten, gevangenen genomen en in zijn cel tot het inzicht gekomen dat “het anders moest”.
Na zijn vrijlating koos hij voor navolging van Jezus. Tòch ging hij daarbij de weg van zijn eigen inzicht.
Vrijmoedig stond hij voor de Paus en de sultan van Egypte.
Ik vind dat groots!
Zo heerlijk naïef en puur!
De heren Den Heyer, Kuitert en Wiersing konden in de vorige eeuw hun gelijk niet krijgen van hun orthodoxe gereformeerde theologische vakbroeders. ‘Dan maar ons gram gehaald op het gereformeerde kerkvolk’, zo was blijkbaar de gedachte. De bekeringsdrift in woord en geschrift van deze heren kent, zelfs tot op hoge leeftijd, geen grenzen. En wat is nu hun blijde en bevrijdende boodschap, ja, wat staat er op het menu van deze theologische keukenmeesters? Opgewarmde 19de eeuwse modernistenkost overgoten met een zurig antiklerikaal sausje. Dat is jammer en inderdaad diep tragisch.
Reactie aangepast – zie huisregels. Reacties die de regels overtreden worden verwijderd of aangepast.
Deze zondag in de kerk de altijd aangrijpende lezing van de bezetenen, legio geheten, want vele stemmen in zijn hoofd. De man vertoeft tussen d e graven en verbreekt alle kettingen. Als hij Jezus ziet roept hij (als eerste mens in het evangelie van Markus): “wat hebben wij met elkaar te maken, Jezus, zoon van de Allerhoogste”? Dat moet voor Den Heyer wel een lastige tekst zijn! Maar het ging dan ook om een bezetenen. Of moeten we zeggen: kinderen en gekken spreken de waarheid?
De titel dekt de lading niet.
Het gaat niet over de mens Jezus maar over de geschiedenis van het christendom.Interessant, maar het had beter geredigeerd moeten worden. Spelfouten, ontbreken van interpunctie , regelmatig voorkomende tante-betje-zinnen, overbodige informatie. Als je dit weg denkt toch een interessant boek
Ik heb het boek alweer enkele maanden in huis, en er vandaag nog hoofdstuk in gelezen. Kan het iedereen hier van NieuwWij van harte aanraden, de hele wordingsgeschiedenis van het christendom wordt in korte hoofdstukken op onderhoudende toon verteld. Niet zomaar geschiedenis, je ziet je eigen religie voor je ogen uit de doeken gedaan, zogezegd. Prachtig. De kleine schoonheidsfoutjes die Goes van hierboven noemt zijn werkelijk te onnozel voor woorden en absoluut niet storend.
Boek heeft weer mijn ogen geopend voor het feit dat het Christendom mensenwerk is en zal blijven. Betekent vallen en weer opstaan en vooral niet de waarheid pretenderen maar de vinger wijzen naar een mogelijke toekomst. Het relativeert voor mij enorm de kerk als instituut met al haar regels en vreemde gebruiken. Stimuleert enorm om juist andere wegen te zoeken waarin datgene waarin Jezus ons voorging op een of andere manier vorm te geven.
In een vorig boek stelde Den Heyer zich al eens (opnieuw) de vraag wie Jezus is, terwijl je van een wetenschapper toch eerder de vraag zou verwachten wie Jezus wás… kennelijk heeft deze gekruisigde Jood ook Den Heyer nog altijd in zijn ban.