Waarheid

Esther Baker schreef het boek Mijn weg van Boeddha naar Christus. Als jongere beseft Esther Baker na haar diplomering de leegte van een heftig studentenleven voor drank en seks. Ze hoort van het boeddhisme en vertrekt naar het Oosten. In Thailand vindt ze een plek. Haar gang naar het boeddhisme en het klooster, haar leven omschrijft ze begripvol en redelijk positief – al krijg je wel een beeld mee van een streng, ascetisch en niet echt vreugdevol bestaan. Ze vindt er vooral de geborgenheid van een familie om bij te horen, iets dat zij in haar jeugd niet heeft meegekregen. Ze is op zoek naar ‘de waarheid’. Dat is kenmerkend voor haar zoektocht, niet de zin van het bestaan, niet inzicht, wijsheid, begrip, vervulling maar ‘de waarheid’ zoekt Baker. Haar ouders hebben om het hardst God geloochend en het christendom verfoeit. Uiteindelijk komt Esther Baker uit bij datzelfde christendom. Een spannende zoektocht, een pad naar bevrijding en kracht.

Ik lees het boek van Esther Baker omdat ik benieuwd ben naar haar verhaal. Hoe komt ze er toe om het boeddhisme te omarmen, zich er helemaal in te storten om het dertien jaar later te verlaten voor het christendom? Wat is er geleerd, gewaardeerd, meegenomen en wat ontbreekt – wat kan ze niet vinden in het boeddhisme en heeft het christendom haar te bieden? En waarom een breuk? Ik ben daar nieuwsgierig naar omdat ik zelf de beweging naar christendom (waarin ik ben opgevoed) en naar het boeddhisme tegelijkertijd heb gemaakt en volgehouden, al meer dan 25 jaar. Het boeddhisme biedt andere zaken dan het christendom en tenslotte: “God is te groot voor één religie” (professor Edward Schillebeeckx).

Leegte

Maar God is niet te vinden in het boeddhisme, volgens Esther Baker. Het rijtje achterin het boek van ‘Belangrijke verschillen tussen het christendom en het boeddhisme’ meet het boeddhisme af aan het christendom. Het benoemt wat het christendom is volgens de evangelische benadering, en zet daar tegenover dat het boeddhisme dat niet is. Ja, dank je de koekoek, zo doe je geen recht aan de eigenheid en kracht van het boeddhisme. “Boeddha is niet opgestaan, hij is dood”. “Boeddha wijst op leegte en leert dus dat God niet bestaat” (p. 143). Baker benadert het boeddhisme als een geloof, een gemankeerd geloof, omdat het een schepsel (Boeddha) zou vereren in plaats van God. Maar Boeddha heeft geijverd voor inzicht in de werking van de menselijke geest en heeft nooit gevraagd om verering. Dat zijn volgelingen er heel wat anders van hebben gemaakt is een verwijt dat voor iedere religie geldt, het christendom incluis. ‘Leegte’ is een boeddhistisch begrip dat volheid omvat, het soort van mystieke leegte dat je bij de mystici in het christendom en andere religies ook terugvindt. Het is niet het soort ontbreken van leven en liefde dat Baker beschrijft. Boeddhisme is een pad van verwerven van inzicht in hoe je geest werkt en het leven stuurt. Niet een pad van geloof en zekerheid en waarheid. Ze zijn onvergelijkbaar en daarom juist ook aanvullend op elkaar.

Baker woont jaren in een klooster in Thailand, waar ze een film zag over een vrouw die door te bidden drugsverslaafden bevrijdde van hun verslaving. Dit raakte haar en ze begon te twijfelen, langzaam verliest ze haar zekerheid en geloof. Ze houdt haar twijfel geheim, blijkbaar is haar pad er niet een van onderzoeken, benoemen, confronteren. Na een tocht van geheime contacten met Christenen en kerken besluit ze uit te treden. Ze gebruikt er zware woorden voor: ze wil zich bevrijden uit haar gevangenschap. Ze vertelt zenuwachtig haar abt dat ze het klooster wil verlaten, ze durft niet te zeggen dat ze christen wil worden. Hij is vriendelijk en geeft haar zijn zegen. Het gaat dus om een innerlijke gevangenschap waaruit ze moet uitbreken.

Zendingswerk

Pas als ze bekeerd is tot het christendom, tot een evangelische vorm, kijkt ze terug en herwaardeert haar ervaringen negatief. Het boeddhisme blijkt ineens een verfoeilijke weg te zijn, misleiding, afgodenverering. Hoe verder het boek vordert, des te negatiever de uitspraken over het boeddhisme. Uiteindelijk blijft er niets van over, evenmin van de Thaise samenleving. Het is een immorele samenleving omdat er veel prostitutie is, en Baker koppelt dat aan de afgoderij die het boeddhisme zou zijn. Ze vergeet dat in een christelijke samenleving net zo goed immorele zaken bestaan, zoals het ontstaan van een kapitalistisch systeem van uitbaten van begeerten. Maar zo niet in haar ideaalbeeld van een samenleving van christenen die zich laten leiden door God en Jezus. Ze gelooft daar echt in. De interesse die andere monniken en nonnen hadden voor het christendom was niet echt. Wat wel echt is: de evangelische vorm van bekering en geloof, dat een ander geloof uitsluit. Eigenlijk is er niets dat ze achteraf als positief waardeert, geen inzicht is gebleven, er zijn geen kwaliteiten ontwikkeld. Ja, er is toch een waardering: “Voor het eerst begreep ik waarom God had toegestaan dat ik zo diep in het boeddhisme was geraakt: Hij gebruikte mijn ervaringen om een basis te leggen voor het werk dat ik in Thailand onder boeddhisten zou doen.” (p 120) En dat werk is zendingswerk. Want christendom betekent voor Esther Baker dat je “bereid bent anderen te vertellen wie Jezus is en dat je Hem toebehoort.” Evangelisatie dus. Een fundamentalistische benadering van het monotheïsme leidt in de meest aardige vorm tot vriendelijk opdringerige evangelisatie en in zijn meest fundamentalistische vorm tot godsdienstoorlogen. Hoe dan ook: er is geen andere weg dan de eigen weg, dat is de “waarheid”. Dat blijft lastig lezen. Je bent vóór, je bent tegen of je bent nóg niet zo ver.

Lastig lezen dus, terwijl ik op zoek ben in haar boek naar inzichten in de aard van de religies. Het christendom schildert ze als de weg van de Reborn Christian, de christen die zich door de Geest laat leiden, in de groep gelijkgezinden gevonden, zonder twijfel of kritische vraag. Ik herken er mijn geliefde kerk niet in. In de kritiek op het boeddhisme vind ik eindelijk iets. “Het boeddhisme leert mensen te leven alsof ze geen ik hebben.” Geen ziel, geen ik, geen persoonlijkheid, geen uniciteit. Ik kan me voorstellen dat dat gebeurt met mensen die wel de letter maar niet de geest van het boeddhisme kennen, die de inzichten wel hebben gehoord, maar niet hebben verwezenlijkt in hun leven. Dan probeer je ego weg te drukken in plaats van dat er transformatie ontstaat, en er een ruimere werkelijkheid voor in de plaats komt.

Esther-Baker2
Beeld door: Bol.com

Geborgenheid

Mensen hebben geborgenheid nodig voordat ze vrijheid aan kunnen. Soms zoeken mensen dat in sekten en kloosters, ze zoeken een schuilplaats voor de maatschappij. Waarschijnlijk was het klooster zo’n plek voor Baker. Uiteindelijke overwint de drang naar vrijheid de gevonden geborgenheid – ook de abt uit het klooster weet dat en zegent haar, omdat ze weg moet, de vrijheid tegemoet.

Maar de vraag blijft waarom Esther Baker de weg niet is gegaan die de boeddhistische “krijger” gaat: genadeloos alles benoemen wat zich aandient, vanaf het begin de fascinatie voor het christendom benoemen, delen met haar leermeester en onderzoeken – doorzoeken naar wat de leer van het boeddhisme dan inhoudt. Zij verklaart dat God haar heeft aangeraakt en ze nu bevrijd is. Haar bekering maakt het niet nodig om te onderzoeken wat het is dat bekeerd is, wat achtergelaten is, wat veroverd is en meegenomen op het nieuwe pad. Ze hoeft zich niet af te vragen welke inzichten ze nu heeft verwezenlijkt en wat in haarzelf geborgenheid en valse zekerheid heeft gezocht en vastgehouden. Ze heeft zichzelf niet onderzocht, in die zin is ze, denk ik, geen boeddhist geweest.

Klik hier voor boekgegevens/bestellingen.

Diana Vernooij

Praktisch Filosoof

Werkzaam als manager inspiratie & degelijkheid, auteur, boeddhist en christelijk voorganger
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.