Veel mensen hebben volgens Van der Velde het geloof in God, zoals je dat in de kerk krijgt voorgeschoteld met alle buitenissigheden die daarbij hoort, achter zich gelaten, maar voelen wel een behoefte aan religiositeit. Ze zijn gevoelig voor intentionaliteit en transcendentie. Intentionaliteit betekent in zijn studie, dat er meer is dan het toeval en dat er daarom achter de dingen die je overkomen een bedoeling zou kunnen zitten. Transcendentie is het besef dat er een werkelijkheid achter de werkelijkheid van alledag ligt. Hoewel die onkenbaar blijft, wordt ze op allerlei manieren verbeeld.
De combinatie van transcendentie en intentionaliteit in degene die het geloof volledig heeft losgelaten, levert het profiel van de agelovige op. Een term die Van der Velde munt, om deze nieuwe species van de religieuze evolutie te onderscheiden van:
– de klassieke gelovige uiteraard, die gelooft in een persoonlijke God en er verder allerlei andere, in het licht van de wetenschap onhoudbare opvattingen op na houdt;
– de modern-gelovige, die minimalistisch het geloof heeft gestript van al te bizarre voorstellingen maar wel gewoon gelovig blijft;
– de atheïst, die spiegelbeeldig net zo gelovig is, maar nu in zijn eigen ongeloof gelooft;
– de agnost, die het liefst buiten het religieuze speelveld blijft;
– de ietsist, want ook dat blijft een geloof, en
– de spirituele zoeker, die van de weeromstuit in zijn eigen bij elkaar gescharrelde geloof gaat geloven. De agelovige gelooft niet. Vooral dat niet. Hij/zij flirt ermee.
Het doet denken aan het postmoderne spel met mogelijkheden, een ernst met voortdurend besef van ironie. We doen iets aan religie zonder wat ook maar te geloven en we zijn ons er tegelijk voortdurend van bewust dat we iets aan religie doen zonder te geloven. Als Van der Velde in de kerk van Vézelay (Frankrijk) is neergestreken om veldwerk te doen, waar hij een aantal malen in zijn boek op terugkomt, dan is hij continu zijn eigen doen aan het reflecteren. Op zich is dat nog niet zo verkeerd voor een godsdienstwetenschapper. Maar tegelijk verzekert hij ons zo dikwijls dat hij niets heeft met het geloof van de daar aanwezigen (Hoe weet hij dat? Heeft hij ze geïnterviewd?), dat je achter die krampachtigheid van alles gaat vermoeden. Je zou eens betrapt kunnen worden op een flintertje geloof.
Geloven in God, Christus, de heilige Geest, in wonderen, opstanding, het is allemaal taboe voor Van der Velde. Dat kun je volgens hem met goed fatsoen toch niet meer volhouden? Vooral de ‘minimalisten’ moeten het bij hem ontgelden. Daarmee worden de christelijke theologen bedoeld die geprobeerd hebben om het klassieke geloofsgoed te ontmythologiseren, om de geloofsinhoud bij de tijd te brengen. Van der Velde ziet daar niets anders dan verwatering in, die onontkoombaar naar een eindpunt voor het geloof leidt. Als God toch niet meer ingrijpt, dan kun je hem net zo goed vaarwel zeggen. Een typerende reactie.
Ondanks alle opruimwoede, blijft er een religieus verlangen. Dat wil Van der Velde exploreren en tegelijkertijd ook propageren. Religieus zijn zonder geloof. Tijdens het lezen bekroop mij steeds meer de gedachte ‘voor welk probleem was dit ook al weer de oplossing?’ ‘Geloof’ wordt bij hem vrij eenzijdig geassocieerd met het kritiekloos aannemen van een set waarheden. Maar geloof is meer. Het is tevens ook de manier waarop mensen zich verhouden tot dat wat hen overstijgt. Geloof uit zich in ritueel, in gebed, in allerlei religieuze praktijken waarbij het van minder belang is wat mensen daarvan vinden (of belijden), maar waarbij het gaat om het doen. Als je religiositeit en geloof zo sterk uit elkaar houdt, als Van der Velde doet, dan is de vraag wat je ermee opschiet om de bedoelde ervaringen van intentionaliteit en transcendentie religieus te willen blijven noemen. Het staat iedereen vrij om iets van schoonheid of ontroering of huivering te beleven in een oude kerk, aan een bijzonder ritueel of tijdens een door drugs gestimuleerde trip. Noem het zoals je wilt. Maar als het religieus moet heten, met wat of wie wordt dan de verbinding gevormd?

Religie is letterlijk een kwestie van verbinden (religare). Bij Van der Velde cirkelt de religieuze beleving om het agelovige zelf. Die wordt opgeroepen om een pragmatische omgang met religie te ontwikkelen. Gewoon doen wat bij je past en naar jouw smaak is. Pragmatheïsme. Een nieuw verschijnsel?
Het meest lijkt het nog op de solo-gelovige, die het allemaal in zijn eigenste eentje uitzoekt, zonder zich te willen of kunnen verbinden met een gemeenschap of een traditie. Maar ook zonder enige verbinding met maatschappelijke of sociale verbanden. Dat valt allemaal buiten het blikveld van de agelovige.
Het boek van Van der Velde biedt genoeg stof om over door te denken, maar het heeft mij niet overtuigd. Ik vind het vreemd dat hij zo star is in zijn afwijzing van geloof zoals dat in de ruimte van de kerk kan worden beleefd. Daar is veel meer bewegingsruimte dan hij doet voorkomen. Ergens spreekt hij over zijn vrijzinnig-christelijke jeugd. Dan zou je toch verwachten dat hij weet dat je binnen de christelijke traditie heel goed je plaats kunt vinden ook als je maar een heel klein beetje gelooft. Al was het slechts, dat God liefde is, zoals hij in zijn slotzin op agelovige wijze belijdt.
Boekgegevens
Auteur: Koert van der Velde | Titel: Flirten met God. Religiositeit zonder geloof | Uitgeverij: Ten Have | Aantal pag.: 454 | Prijs: € 24,90 | ISBN: 9789025961381
Ben nu bezig met dit boek, herken de kritiek van Altena…
Ik vind Flirten met God juist heel inspirerend, misschien een manier om mijn stagnerende religieuze leven vlot te trekken…
PKN dominee op de kansel is enthousiast over het boek en ziet kansen voor de kerk; op mij komt het daarentegen over als de deur openzetten naar een nieuwe vorm van heidendom die haaks staat op de fundamenten van de door de PKN beleden Joods/Chrsitelijke religie