Religiestress ontstaat als “de druk die religieuze of levensbeschouwelijke opvattingen en gedragingen op mensen uitoefenen te groot wordt. De mensen zelf en hun onderlinge relaties komen onder hoogspanning te staan, met als gevolg een verhoogd risico op spanningen, conflicten, (ver)mijding en geweld” schrijft Mikkers aan het begin van zijn boekje (pagina 10). Het is een nogal globale omschrijving en in het vervolg blijken er dan ook allerlei verschillende verschijnselen mee getypeerd te kunnen worden. Naast de diagnose stelt hij ook een therapie voor. Hij vergelijkt het met een zelfhulpboek. Bij Mikkers bestaat die uit een aantal spelregels voor een harmonieuze pluriforme samenleving.
Dat religie en botsende religieuze opvattingen tot maatschappelijke spanningen leiden, is een waarheid als een open deur. De vraag is of dat tegenwoordig ernstiger is dan in het verleden. Dat is de suggestie die van Mikkers’ boekje lijkt uit te gaan, maar die nogal discutabel is. Andere perioden in onze (religieuze) geschiedenis komen eerder in aanmerking. Religiestress is zelfs een eufemisme als je naar de 16e eeuw teruggaat.
Op basis van het dagelijks nieuws is er gemakkelijk een waslijst van incidenten te maken. Mikkers gaat een aantal recente daarvan langs. Voor een belangrijk deel geldt hier de waan van de dag, waarbij dat wat het ene moment een rel is op het volgende alweer overgewaaid is. Een analyse die wat dieper grijpt en bijvoorbeeld ingaat op de veranderende positie van religie in de moderniteit, vinden we niet bij Mikkers. Zo blijft zijn eigen diagnose steken in oppervlakkige en niet altijd onderbouwde observaties, waarbij niet zelden de (al te) persoonlijke ervaringen van Mikkers de maatstaf moeten vormen.

Het tweede zelfhulp-gedeelte lijdt aan een vergelijkbare oppervlakkigheid. Mikkers pleit voor openheid en bereidheid om naar verschillende standpunten te luisteren. Hij geeft een aantal spelregels: ga voor vrede en vrijheid, wees sportief en laat je als gelovige beledigen (godsdienstkritiek mag!) en maak een onderscheid tussen goede en slechte godsdienst. Allemaal behartigenswaardig maar niet echt verrassend. Ondertussen verwacht hij het nodige van theologen om religiestress te voorkomen: “Ze zouden naar buiten moeten treden en hun kennis en ervaring ten dienste moeten stellen van de hele samenleving” (pagina 111). Hoe precies blijft wat in het ongewisse. Waarschijnlijk dient dat vooral via de media te gebeuren, want schrijft hij even verderop: “In onze tijd kan geloofstaal alleen dán gemeengoed worden, als ze gepopulariseerd en bevestigd wordt door wat bekende mensen ons op het televisiescherm over waardevolle dingen toefluisteren” (pagina 124).
Tom Mikkers lijkt me een sympathieke vent. De initiatieven die hij ontplooit om religie in het maatschappelijk leven van betekenis te laten zijn, vind ik bewonderenswaardig en creatief. Of deze publicatie daar zoveel aan bijdraagt, waag ik echter te betwijfelen.
Heb het boek o0k gelezen. Weinig nieuws.
De recensie van Bert Altena nodigt mij wel uit om het boek te gaan lezen. Het verwoorden van reacties op religie in het publieke domein, is en blijft een waagstuk. Zeker, als je je richt op een wat breder publiek dan de betrekkelijk kleine kring van vakmensen.
David Renkema (Kenniscentrum Religie en Ontwikkeling)
Ook net het boek gelezen. Mikkers schrijft duidelijk voor een groot publiek en raakt een snaar die nog weinig is bespeeld. Altena ziet dat kennelijk en stelt zich liever boven de vorm die Mikkers heeft gekozen. Hij is daarmee een goed voorbeeld van Mikkers’ punt dat de kerk de aansluiting met de maatschappij al decennia kwijt is.