Bizar vond ik het om te lezen dat mannen in de oertijd (aldus de mondelinge overleveringen) bang waren voor de vrouwen. Dat mannen cadeau gegeven werden aan de vrouwen (en dat dit de reden is dat zij nog steeds voor ons vrouwen moeten werken), in plaats van de vrouwen cadeau aan de mannen. Dat mannen in wezen nu nog bang zijn voor vrouwen, maar niet vanwege hun seksuele onstuimigheid, maar vanwege hun emotionele macht. Vrouwen zijn helemaal geen slachtoffers die door mannen tegen hun wil onderdanig zijn gemaakt. Ze hebben er zelf voor gekozen! De visie van de eerste generatie feministen wordt zo onderuit gehaald: vrouwen zijn dus geen lieve, kwetsbare wezens en slachtoffers die verdedigd moeten worden. En mannen zijn niet standaard ordinaire klootzakken. Soms zijn vrouwen zelfs heksen waar je voor op moet passen, zoals blijkt uit de verhalen die vrouwen elkaar generaties lang vertelden.
Mannen en vrouwen hebben elkaar beschaafd, stelt Thooft, en zullen elkaar blijven beschaven. De eerste stap in die beschaving was dat vrouwen zich door de mannen lieten temmen. Ze lieten de man de leiding en damden hun seksuele behoeften in. Meer seks was immers meer kans op een kind. Ze zien de man niet meer als onnozel en ‘eten’ hem op, maar laten hem de leiding. Hieronder ontstond de mogelijkheid tot de ontwikkeling van het individu, in plaats van te leven volgens de kringloop van het leven. Dat klinkt op zich niet gek: vrouwen richten zich van nature meer op het collectief en mannen op het individu. De man moest dus ook het voortouw nemen om uiteindelijk de ontwikkeling van het individu mogelijk te maken. Maar wacht eens even: kon de vrouw zich niet zelf ontwikkelen tot een individu? Was het nu echt zo’n goede zaak dat de mannen de leiding namen? De feministen uit de jaren 70 kwamen toch niet voor niks op voor de rechten van de vrouw? Voor bont en blauw geslagen vrouwen zonder enig recht? Voor vrouwen die ook deel wilden nemen aan maatschappij, anders dan door voor de kinderen te zorgen.

De volgende stap in de ontwikkeling was: de man hoeft nu niet meer te vechten tegen de lusten van de vrouw, dus kan hij nu aan zijn eigen ontwikkeling gaan werken. Hij moet nu vechten tegen zijn eigen lusten. Hierin heeft volgens Thooft de kerk een grote rol gespeeld, met haar boodschap van zelfbeheersing en maagdelijkheid. Hierdoor konden mannen en vrouwen met elkaar omgaan als mens en zo ontstond de emotionele en intellectuele band tussen beide partners die vandaag de dag heel gewoon is. Een ontwikkeling waar ik me in kan vinden. Dit geldt ook voor de beschrijving van de huidige tijd, waarin helaas ook schaduwkanten van zowel de vrouw als man een rol spelen. Zoals de robotachtige kant van de man: veel productie, weinig emotie en de onverzadigbare kant van de vrouw: meer en meer willen, wat het consumentisme in de hand werkt. Beiden vervuilen ons leven en onze ontwikkeling als mens. Gelukkig is er hoop: door de eeuwen heen hebben we elkaar beschaafd en we, man én vrouw, zullen dat blijven doen. Ook deze ontwikkeling zal dus een halt toegeroepen worden.
Eind goed, al goed zou je denken. Toch vind ik dit boek wel erg sterk de nadruk leggen op de schaduwkanten van de vrouw. Het gaat er bij mij niet in dat vrouwen echt zo woest waren en dat mannen hier alleen maar angstig voor waren. Ook zet ik mijn vraagtekens bij het zich vrijwillig onderwerpen aan de man. Volgens mij is er wel degelijk sprake geweest van eenzijdige onderdrukking, alhoewel je ook zou kunnen zeggen dat de schrijfster hier zeker oog voor heeft. In haar boek lijkt eerst de vrouw de man en dan de man de vrouw te onderdrukken. Blijkbaar is het dan 1-1 en kunnen ze samen verder ontwikkelen met alle ups en downs. Tja, ook daar zit iets in. Die combinatie van irritatie en herkenning, van afschuw en verrukking, maken dit boek zeer lezenswaardig. Ik heb het in één ruk uitgelezen.
Voor meer info over het boek: klik hier.