Vrij snel na Religiestress (toeval?) bij dezelfde uitgeverij (Meinema) het boekje God houdt wel van een geintje. Een kleine theologie van de humor van cultuurtheoloog Frank G. Bosman. In twee woorden: een heerlijkheid! God houdt wel van een geintje is niet allen een bijzonder interessant, leuk en – jawel – grappig boekje, het heeft mij overtuigd van een radicaal maar wel noodzakelijk standpunt ten aanzien van religie en humor. Daar ben ik Bosman bijzonder dankbaar voor.
Prettig
Het humorboekje van de ‘meest spraakmakende theoloog van 2011’ telt ruim honderd pagina’s en heeft een geel/oranje omslag met grappig ontwerp op de voorkant. Het lettertype en de lettergrootte zijn aangenaam en ook de manier van schrijven is prettig. Wie wel eens aanwezig is geweest bij een lezing van Bosman, zal zijn manier van praten terug vinden in dit boek: geen onnodig lange zinnen, helder, af en toe een welkome verduidelijking. Het boekje bevat een Inleiding van acht pagina’s, vervolgens zeven hoofdstukken, een Besluit, een korte Literatuurlijst en aan het eind van elk hoofdstuk vind de lezer steeds een ‘Casus. Humor op het christelijke erf’ (o.a. Robert Long en zijn lied Jezus Redt en de films Life of Brian en Dogma). Helaas ontbreken er afbeeldingen, wellicht was dat te ingewikkeld en te duur.
Gelovigen moeten tegen een stootje kunnen
Bosman – je hoort hem graag praten en spreken óf je vindt hem een arrogante man – is niet vies van humor. Integendeel, hij houdt van grappen maken en vindt goede grappen van anderen leuk en inspirerend. Met zijn boekje wil Bosman duidelijk maken “dat humor gelovigen bescheidenheid, incasseringsvermogen en zelfrelativering aanleert” (pagina 99). Eigenlijk is dit het centrale idee van zijn boek. Er mag wel wat meer gelachen worden in de kerk. En wat ook een belangrijk punt is voor Bosman: gelovigen moeten tegen een stootje kunnen. Of beter gezegd: een flinke stoot.
In het eerste hoofdstuk, Theorie van de humor, leren we dat er grofweg drie theorieën van de lach zijn. We lezen over de ideeën van bekende theologen en filosofen. Wat mij het meest bij is gebleven van dit hoofdstuk, is het gedeelte over Basilius de Grote die in de 4e eeuw leefde. Deze kerkvader vond niets grappigs aan lachen. “Uitbarsten in lachen en ongecontroleerd schudden van het lichaam getuigt niet van een stabiele ziel, noch van een persoonlijke waardigheid en zelfbeheersing.” Als dat geen humor is? Hilarisch.
Hoofdstuk twee, Godslastering en humor, zoomt in op de zaak-Van Gogh. Theo van Gogh was zoals iedereen weet geen lieverdje, iemand die ook gelovigen vreselijk kon kwetsen. Na de moord op Van Gogh is er lang gediscussieerd over de vraag of Van Gogh te ver is gegaan met o.a. zijn ‘humor’. Wat is eigenlijk blasfemie? Bosman geeft voorbeelden uit de geschiedenis en sluit het hoofdstuk af met een paragraaf over ‘Blasfemie en macht’. Zeer interessant en helder opgeschreven allemaal.
In het derde hoofdstuk, Lachen met de bijbel (of niet), gaat Bosman naar het Oude en Nieuwe Testament. Wordt er in beide testamenten gelachen? Zo ja, wanneer is dat het geval?
De hoofdstukken vier tot en met zeven (Christus, clowns en carnaval, Heilige humor, God als grapje en Lachende beeldenstormers) gaan over de verschillende manieren waarop humor in een “positieve relatie met de christelijke religie zou kunnen staan”. Volgens Bosman dient humor als een geritualiseerde doorbreking van het religieus taboe en bevestigt humor daarmee datzelfde taboe (hoofdstuk vier). Humor zou je ook kunnen zien als een vorm van ‘negatieve theologie’. Humor zegt dan vooral iets over wat God niet is (hoofdstuk vijf). In hoofdstuk zes aandacht voor de dadaïsten van het interbellum. Zij bedreven “literaire en filosofische spielerei om aan de verschrikkingen van de realiteit” te ontsnappen. Sommige experts vergelijken het begrip ‘dada’ met ‘God’: God als een bloedserieus grapje. In hoofdstuk zeven aandacht voor humor die een waarborg kan zijn tegen het maken van allerlei ‘gesneden beelden’ van en over God. Humor voorkomt volgens Bosman dat wij onze eigen godsbeelden als absoluut gaan beschouwen.
Zoals eerder aangegeven: allemaal zeer interessant, helder verwoord en regelmatig moest ik hartelijk lachen om bepaalde voorbeelden of passages.

Kritiek
Heb ik helemaal geen kritiek op het boek? Ja, toch wel, al mag die de pret van het lezen niet drukken. Her en der vond ik redigeerfoutjes. Mensen van Meinema: neem de tekst nog een keer goed door voor een tweede druk, dat komt het boek zeker ten goede. Verder is het zo dat het boek af en toe iets te kort door de bocht vliegt, maar daar is wellicht bewust voor gekozen.
Een vervolg?
Heel stiekem heb ik Bosman al laten weten wat ik van zijn boek vind en dat ik vóór een vervolg ben. Waar ik graag meer over zou willen lezen: is er ook een spiritualiteit van de humor? Dus niet zozeer een boek over de maatschappelijke noodzaak en het maatschappelijk belang van meer humor onder gelovigen en ongelovigen, maar vooral een boekje over bijvoorbeeld humor in relaties, humor in een zeer gevoelige omgeving. Dan gaat het over andere belangen. Waar ik Bosman ook graag iets over zie schrijven: islam en humor. Waarom vindt hij dat westerse christenen trots mogen zijn op hoe zij met humor omgaan? Hebben moslims minder humor dan christenen? En: waarom niet een boekje met de beste religieuze grappen? Vol verwachting klopt mijn hart…
Voor boekgegevens: klik hier.