Helaas hebben we maar één aarde. En met dat ik dat schrijf, betrap ik mijzelf op twee denkfouten waarvan Korthals mij eens te meer bewust maakt: is dat ‘helaas’ wel terecht? Zou het ons juist geen goed doen onze leefstijl aan te passen aan de aarde die wij (mede)bewonen (en niet alleen omdat we er anders aangaan)? En – tweede denkfout – we ‘hebben’ de aarde niet.  Descartes’ lofrede op de mens als heer en meester van de natuur (uit zijn Discours de la Méthode uit 1637) getuigt van een visie op de relatie mens – natuur die geleid heeft tot de ecologische crisis waarin we ons nu bevinden (p.30). We hebben de aarde niet.

Het is misschien ook toeval dat Korthals’ boek enkele weken verscheen na de overwinning van BBB bij de Provinciale Statenverkiezing waardoor de noodzakelijke transitie en aanpak van de klimaat- en biodiversiteitscrisis in Nederland nog langer uitgesteld wordt. Korthals, emeritus hoogleraar toegepaste filosofie aan Wageningen University & Research en aan de Vrije Universiteit Amsterdam , ‘kleine’ akkerbouwer bij de Stichting Oude Landbouwgewassen in Laren en hoogleraar ecogastronomie aan de University of Gastronomic Sciences in het Italiaanse Pollenzo, houdt zich al bijna zijn hele leven bezig met natuur, landbouw, voeding (maaltijden!), duurzaamheid en democratie. Toch had zijn boek op geen beter moment kunnen verschijnen.

Van onze omgang met de aarde wordt ook Korthals soms wanhopig: “De berg EU-gelden die nu nog naar fossiele brandstoffen gaat, de reeds in gang gezette bouwplannen voor nog meer vervoer van fossiele brandstoffen, de dogmatische houding van veel boeren en anderen voor nog meer melk, eieren en vlees, de langzame veranderingen bij burger-consumenten, slechtere waterkwaliteit, halfslachtige pogingen voor meer bomen en bloemen die vaak het tegendeel bewerkstelligen van wat beoogd wordt, enzovoort” (p. 264). Maar aan de andere kant zijn er klimaatactivisten, eco-boeren, stadvoedselparken, regionale en lokale ketens en nieuwe vormen van koken. Velen hebben ‘de aarde ontdekt’ en gaan de vervreemding van de aarde en van onze voeding tegen. Zij verplichten Korthals tot hoop: “Hoop op een betere wereld blijf ik daarom houden,” schrijft hij. “Als je ziet hoeveel mensen al de aarde ontdekt hebben, dan voel je jezelf toch wel behoorlijk arrogant wanneer je zegt: maar het maakt niets meer uit, de situatie is hopeloos; met als impliciete boodschap: stop er maar mee. Die negatieve houding doet geen recht aan het vele dat al gedaan wordt om de aarde leefbaar te houden” (p.265).

Getallen

In de aankondiging van het boek stond, als een soort ondertitel: ‘Urgent pleidooi voor een radicaal nieuwe omgang met de aarde’. Hoe urgent dat pleidooi is, wordt duidelijk uit talloze getallen, statistieken en grafiekjes (soms duizelt het je als lezer). Een paar voorbeelden: van de oorspronkelijke soortenrijkdom in de Nederlandse natuur is nog maar 15 procent overgebleven, 14,5 procent van de klimaatgassen komt voor rekening van de landbouw, grote varkenshouders en zuivelboeren veroorzaken 85 procent van de methaanuitstoot in Nederland, 60 procent van de oppervlakte van Nederland is landbouwgrond waarvan de helft bestaat uit monoculturen en gedraineerde Engelse raaigraslanden voor voer van koeien, Nederlandse boeren hebben een gezamenlijke schuld van 30 miljard euro, van alle 24 miljoen (!) varkens per jaar wordt 18 procent door de Nederlanders gegeten en ‘de rest’ geëxporteerd, per jaar produceert Nederland 13,9 miljard liter melk (zij is daarmee de veertiende producent ter wereld), vanwege de extreme landhonger naar veevoer wordt voor Nederlands vee bijna 18 vierkante meter per hoofd van de bevolking (!) elders ontbost. En voor ongeveer driekwart van de natuur – we wisten het al – is de stikstofdepositie nog te hoog voor een goede natuurkwaliteit.

Korthals ontkracht de vier redeneringen (‘mythen’) die duidelijk willen maken dat het niet anders kan. Ten eerste:  Nederland voedt de wereld (daar komt bij dat tropisch Afrika zichzelf kan voeden en moderne landbouw – met westerse zaden, kunstmest en pesticiden – eerder negatief dan positief werkt (toename ernstig hongerige mensen van 500.000 tot 4,5 miljoen). Ten tweede: Nederland is een dominante speler wat betreft melkproducten en varkensvlees. Ten derde: Als Nederland geen vlees en melk exporteert dan leidt dat tot inefficiëntere en dieronvriendelijker productie elders. En ten vierde:  de Nederlandse landbouw en voedselproductie is goed verdienend en bedruipt zichzelf.

Het blijkt allemaal niet waar. Korthals onderbouwt het met cijfers en statistieken, waar het boek overigens vol van staat.

Korthals pleit voor een radicaal nieuwe omgang met de aarde waarbij hij afstand neemt van de zogenoemde van techno-optimisten  die geloven dat wetenschap en technologie (denk aan kweekvlees, ook milieubelastend en dieronvriendelijk) ons weer met de aarde kunnen verzoenen. Hij neemt zijn uitgangspunt in zes waarden die de essentie van landbouw en voeding uitmaken (p. 60):

  • Hoe staat het met biodiversiteit van planten en dieren? Wordt er aan verantwoord bodembeheer gedaan (geen kunstmest (uitputting bodem, kweken van `luie` planten, uitmergelen van de bodem) en pesticiden)
  • Wat wordt er gedaan aan waterberging en waterafvoer? Hoe zit het met de CO₂-uitstoot? Is de landbouw/veeteelt klimaatneutraal?
  • Hoe ziet de omgeving eruit? Rustgevend en levendig? Wordt het landschap door betrokkenen gewaardeerd?
  • Zijn dieren vrij van honger en dorst, ongemak, pijn, angst en stress en vrij om natuurlijk gedrag te vertonen?
  • Krijgen zij een eerlijk inkomen? Worden ze met respect behandeld of zijn ze slaaf van een systeem?
  • Ze zijn geen `magen met een pinpas`, vervreemd van hun voedsel (niet wetend waar hun voedsel vandaan komt, hoe je een goede maaltijd bereidt en hoe betekenisvol het (samen) bezig zijn met voedsel kan zijn)
9789024455621_front

Deze waarden werkt Korthals uit in talloze praktische aanbevelingen. Deze komen er op neer dat we moeten leren goed te leven als aardbewoners door overal (!) meer natuur toe te laten: stadstuinen, kleinschalige akkerbouw, schooltuinen, onderwijs, tegels wippen op schoolpleinen, biologische voeding bereiden en aanbieden in zorginstellingen, aanleren voedselvaardigheden, et cetera. Naast deze ‘invlechting’ moet er werk gemaakt worden van ‘ontvlechting’: grote stukken natuur met zoveel mogelijk rust laten.

Soms is Korthals zo enthousiast over zijn `therapie` en zijn suggesties dat het lijkt alsof hij vergeet hoe groot de – zeker door hem benoemde – tegenkrachten zijn. Hij geeft beleidsadviezen alsof er werkelijk door de beleidsmakers geluisterd wordt en alsof er ook maar enige kans is dat ze in de komende troonrede terecht komen (ach, waarom niet?), terwijl de vlaggen nog maar net omgekeerd zijn (ik vrees zolang de aanpak van de stikstofcrisis ‘on hold’ staat), er nog altijd 9 procent belasting geheven wordt op onbewerkte groente en fruit, de grote veevoerorganisaties, zuivelbedrijven en slachtbedrijven enorme lobby’s in het werk stellen om noodzakelijke veranderingen tegen te houden, zorgverzekeraars voor 8,5 miljoen in fastfoodketens beleggen…

De ontdekking van de aarde

Korthals is zich dat alles waarschijnlijk veel meer bewust dan ik en bovendien kent hij de cijfers veel te goed. Maar hij is doordrongen van de noodzaak van een radicaal nieuwe omgang met de aarde en hij is gedreven. Als hij schrijft en vertelt over dat niet vervreemde bestaan, dat leven als goede aardbewoners – met moestuinen, gemeenschappelijke maaltijden, het plezier van het koken, de biologische akker, de weide met bloemen – dan lees en hoor je zijn enthousiasme.

Zo moeten we “de teruggedrongen natuur weer terug zien te brengen in onze levens. We moeten zoveel spreeuwen op de elektriciteitsdraden zien dat we die draden zelf niet meer ontwaren. We moeten zoveel rugstreeppadden horen kwaken dat we onszelf alleen met moeite verstaanbaar kunnen maken… We moeten onze akker kunnen aanwijzen met de wuivende tarwe waarvan de bakker verderop ons brood maakt… We moeten onze plek op de aarde als een eindige ruimte zien, die voor ons (mensen, dieren en planten) bestaat uit enige honderden meters onder ons en enige tientallen kilometers boven ons…. Daar zitten de makers van de zuurstof die wij inademen, van het water dat wij drinken, van schone lucht waarin wij leven, van planten en dieren die wij eten.” (p.10)

Nostalgisch? Zeker, maar ik mag het wel. Dit lange citaat maakt duidelijk wat we dagelijks verspelen en al verspeeld hebben. Dit boek wijst een andere weg. Korthals spreekt in dat verband van ‘de ontdekking van de aarde’ wetende dat die geen makkelijke opgave is en geen eenmalige omslag, maar “een langdurig proces, waarin heel veel opgegeven moet worden, maar waarin ook heel veel nieuwe, leuke, vrolijke dingen op ons pad komen. Er zal veel waardenwerk en aardewerk nodig zijn” (p. 265-266). Met instemming citeert de auteur in zijn conclusie Schiller:

‘Zu was Besserm sind wir geboren!
Und was die innere Stimme spricht,
Das täuscht die hoffende Seele nicht.’
[1]

Michiel Korthals. Goed leven als aardbewoners. Filosofie van een leefbare planeet. Uitgeverij Boom, 2023.

[1] Tot iets beters zijn wij geboren, en wat de innerlijke stem spreekt, brengt de hopende ziel niet in de war. Op muziek gezet door Schubert Opus 87 D 637 uit 1819.

Lees ook

SAMSUNG CAMERA PICTURES

“Het hemelse zit niet in het hogere, maar in het lagere”

In gesprek met hoogleraar en kleine akkerbouwer Michiel Korthals

Bart Vijfvinkel

Bart Vijfvinkel

Predikant

Bart Vijfvinkel (1965) werd geboren uit een Indische moeder en een Hollandse vader. Hij studeerde theologie in Utrecht en Amsterdam (UvA). …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.