Je leest in het boek over Troelstra en Baudet en alles daartussen. Zo maakt de lezer kennis met de vooroorlogse NSB en Zwart Front plus een reeks fascistische splintergroepen. Daarnaast de vooroorlogse Communistische Partij Holland (CPH), en de Trotskistische Revolutionaire partij. De oorlogsjaren 1940-1945 slaat Schoots over. Na de oorlog krijg je op rechts achtereenvolgens Janmaat, Pim Fortuyn en Baudet en op links de communisten die hun CPH veranderden in CPN en daarnaast een reeks kleine trotskistische en maoïstische partijen en bewegingen.

Extreme partijen en bewegingen noemt Schoots diegenen die niet meer geloven dat via democratische hervormingen hun “idealistische staat” werkelijkheid kan worden. Ze gebruiken nog wel de parlementaire verkiezingen, maar zien dat meer als een politiek draagvlak voor de uiteindelijke volksrevolutie en staatsgreep die de echte verandering zal brengen.

Dit geldt zowel voor links als voor rechts. In de politicologie maakt men een duidelijk verschil tussen radicale linkse en rechtse partijen die de democratie respecteren en zullen verdedigen en extreme partijen en bewegingen die er duidelijk voor uitkomen dat ze – als de gelegenheid zich voordoet – de democratische rechtsorde opzij zullen zetten.

Vrijheid, gelijkheid en broederschap

Ontegenzeggelijk begint het idee van volksvertegenwoordiging, de democratie bij de verlichting en de Franse revolutie van 1789. Vrijheid, gelijkheid, broederschap. De macht van de adel en clerus (de kerk) was doorbroken en elk mens was in principe juridisch vrij. In de praktijk bleek die vrijheid echter voorlopig alleen te gelden voor redelijk welgestelde mannen. Gewone arbeiders, slaven en vrouwen werden uitgesloten. Toch lag in de principes van de revolutie al de kiem voor vrijheid voor allen.

Via een reeks volksopstanden en politieke beleidswijzigingen kwam die vrijheid voor allen er pas na ruim tweehonderd jaar. Kortom: 1830 en 1871 opstanden in Parijs, in Nederland in 1848 de grondwetswijziging door Thorbecke, waarbij het aantal kiesgerechtigden van 9,3 procent opliep naar 62 procent in 1909, het einde van de slavernij in 1863 en tenslotte algemeen kiesrecht voor mannen in een reeks Europese landen waaronder Nederland in 1917, gevolgd door het vrouwenkiesrecht in 1919.

Na de aanname van algemeen kiesrecht ontstaan er in Nederland drie dominante politieke stromingen te weten – het socialisme en het liberalisme – de twee kinderen van de Franse revolutie, en de christendemocraten die in feite erfgenamen zijn van de conservatieven die zich keerden tegen de verlichting en de revolutie. Een van de christelijke partijen die later opgegaan is in het CDA is de partij van de Gereformeerden, heette de Anti Revolutionaire Partij. Deze partij, opgericht in 1879, verzette zich tegen de ideeën van de verlichting en de Franse revolutie.

Weerstand tegen democratie

Juist rond de tijd dat algemeen kiesrecht en democratie voor iedereen gestalte kreeg (na de Eerste Wereldoorlog 1914-1918) klonk ook de kritiek op en de weerstand tegen de democratie steeds duidelijker. Niet alleen door welgestelde elites die weinig voordeel zagen in kiesrecht voor iedereen, maar ook een aantal intellectuelen waren bevreesd dat politiek beleid gebaseerd op kiesrecht voor het slecht opgeleide en arme volk zou leiden tot chaos. Men nam niet alleen afstand van de democratie voor allen, men keek er ook op neer, verachtte het zelfs.

Dat begon al met hoogleraar Bolland. In een rede in 1921 stelde hij dat wij sinds 1918 naar beneden gingen in de richting van ontwrichting, naar ontreddering en staatsfaillissement. Hij was niet de enige. Kritische katholieke jongeren vielen de jaren twintig uiteen in een links georiënteerde beweging rond het blad De Gemeenschap en een rechtse groep rond het blad De Valbijl. Die laatste groep beschreef democratie als een horde die bij elkaar gehouden werd door angst. Men schreef over de ‘democratische plee’ en over laffe mensen die in de kudde blijven om te grazen.

Ook bij extreme linkse partijen was democratie niet populair. Geïnspireerd door de revolutionaire staatsgreep van Lenin in Rusland in 1917 koos de CPH voor revolutionaire veranderingen die moesten uitlopen in de ‘dictatuur van het proletariaat’. In 1928 werd dat door de partij beschreven als ‘een hardnekkige strijd, educatief opvoedend die met toepassing van allerhande dwangmiddelen zich keert tegen de krachten en tradities van de oude maatschappij’. Overigens heeft de CPN na de onthullingen over de misdaden van Stalin door Chroesjtsjov in 1956 haar antidemocratische karakter langzaam maar zeker verlaten en werd zij een radicale socialistische partij.

Doorgaans zie je dat rechts-extremistische partijen altijd opkomen voor één nationaliteit, ras of stand en dat links extremisme opkomt voor verandering van de hele wereldmaatschappij. Men wendt zich in eerste instantie weliswaar tot de arbeidersklasse. Deze klasse is in hun visie de drager van en de voorhoede van veranderingen die uiteindelijk en goede komen aan de gehele mensheid. Dat daar in de praktijk niets van terecht gekomen is, doet niets af aan hun intentie.

Omslag_Grootsegedachten-jpg-x

De overeenkomst van extreme partijen zowel links als rechts is dat zij zich zien als een voorhoede, een groep die lang voor de kortzichtige anderen weet hoe alles in elkaar zit en hoe de toekomst eruit ziet. Men neigt naar sektarisme. Kameraden die even anders zijn gaan denken worden genadeloos – als ketters – uitgestoten. Dit verklaart ook hun beleid gericht op revolutie en staatsgreep. Waarom zou je, zo denkt men, wachten op al die achterblijvers die nog steeds geloven dat democratische hervormingen de oplossing kunnen brengen?

Dat problemen als de toename van de kloof tussen rijk en arm, het klimaatprobleem alsmede gevoelens van eenzaamheid en zinloosheid niet door de democratie zullen worden opgelost heeft alles te maken met het feit dat onze democratie nog steeds voor een groot deel gedomineerd wordt door het huidige neoliberale economische stelsel. Alles is gericht op winst en economisch nut. Sociale en milieuproblemen zijn daaraan ondergeschikt.

Door deze neoliberale onmacht en onwil geven vandaag meer mensen hun stem aan antidemocratische partijen, vaak zelfs tegen hun materieel belang in. Terechte ontevredenheid en teleurstelling over de onmacht van democratische gekozen meerderheden kan op dit ogenblik leiden tot versterking en zelfs dominantie van rechts-extremistische partijen. Zie de ontwikkelingen in Italië, Polen, Roemenië, Rusland, Trump in de VS, Duitsland alsmede diverse staten in Latijns-Amerika en tenslotte niet te vergeten in ons eigen land.

Regeringen van de huidige democratische landen dragen een grote verantwoordelijkheid. Het negeren van sociale problemen bevordert de groei van niet-democratische partijen. Of zoals Winston Churchill het in 1940 zei: “Democratie is geen volmaakt systeem, maar het is minder slecht dan alle andere systemen”. Niet het afschaffen of verzwakken van de democratie is daarom zinnig, maar het verbeteren van de democratie. Respect, waardering, betrokkenheid voor en het geven van verantwoordelijkheid aan iedere burger is daarom meer dan ooit vereist.

Grootse Gedachten. Extremen in democratisch Nederland 1918-2019. Hans Schoots. Boom Uitgevers, 2024.

1523533_655585974505610_1399588557_o

Hans Beerends

Bestuurder, publicist

Hans Beerends (1931) werkt vanaf eind jaren zestig als organisator, coördinator en publicist binnen de derdewereldbeweging. Hij was …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.