Gelukkig, want Dworkin behandelt een interessant thema. Volgens hem is “de strikte scheiding tussen religieuze en niet-religieuze mensen te grof”(p. 7). Er zijn vele religieuze atheïsten, mensen die à la Einstein een gevoel van ontzag en verwondering hebben voor het universum en het wonder van het leven, maar dat niet koppelen aan een geloof in een persoonlijke god. Toch is hun verwondering meer dan een subjectief gevoel. Het is de erkenning van een objectieve realiteit, die onafhankelijk van mensen bestaat en die niet door het menselijk verstand is te doorgronden, en een waarde op zichzelf heeft. Met name dat laatste is voor het betoog van (rechtsfilosoof) Dworkin van belang. In het vervolg van zijn boekje pleit hij nadrukkelijk voor een praktijk van godsdienstvrijheid waarin de erkenning van een onafhankelijke waarde centraal staat, of zoals hij het ook wel formuleert: de ethische onafhankelijkheid.

Een belangrijk punt is voor hem, dat juist godsdienst de neiging heeft de ethische onafhankelijkheid tekort te doen, door waarde afhankelijk te maken van een goddelijke openbaring, of door de waarheid voor de eigen overtuigingen te claimen. De religieuze atheïst is wat dat betreft zuiverder (eerlijker), omdat hij/zij weigert de rechtvaardiging voor zijn/haar ethiek uit te besteden aan een externe, goddelijke autoriteit. Iedere mening heeft recht van spreken. Volgens Dworkin is het niet terecht dat een religieuze mening extra beschermd wordt: “We zouden (…) moeten overwegen om het concept van een speciaal recht op godsdienstvrijheid met zijn hoge mate van bescherming los te laten (… en ) in plaats daarvan moeten overwegen om (…) slechts het meer algemene recht van ethische onafhankelijkheid toe te passen” (p. 93).

Dworkin houdt een intelligent betoog, geheel in de Angelsaksische traditie van de analytische logica, met scherpe argumenten en een relativerende kwinkslag op zijn tijd (‘Toen Woody Allen gezegd werd dat hij na zijn dood zou voortleven in zijn werk, antwoordde hij dat hij dat liever deed in zijn appartement’ – p. 103). Je moet aandachtig lezen om de draad niet kwijt te raken. Soms is hij te stellig, zoals wanneer hij beweert dat “de conventionele religies (jodendom, christendom en islam) bestaan uit twee delen: een wetenschappelijk deel en een deel van waarden” (p. 26), waarbij hij beide rigoureus scheidt. Het eerste verwerpt hij min of meer (“Ik ben het ermee eens dat het bestaan van een persoonlijke god – een bovennatuurlijk, almachtig, alwetend en liefhebbend wezen – een zeer exotische vorm van een wetenschappelijk feit is. Maar toch is het een wetenschappelijk feit…” – p. 29) – in ieder geval kan het niet dienen als rechtvaardiging voor het tweede, het deel van de waarden. Dworkin ontkoppelt op deze manier gelovige opvattingen met betrekking tot de werkelijkheid (van de wereld, van god, ten aanzien van religieuze rituelen) van de moraal, en verklaart, nogal pedant, dat de inhoudelijke opvattingen uiteindelijk niet relevant zijn.

Ik denk niet dat er één gelovige is, die bij het ‘bestaan van een persoonlijke god’ als eerste denkt aan ‘een wetenschappelijk feit’. Het is zelfs zeer de vraag of hij of zij ooit op zo’n gedachte zou komen. Als in een godsdienst uitspraken worden gedaan over de werkelijkheid waarin we leven of over de gewenste inrichting van het leven, dan heeft dat geen ‘wetenschappelijke’ status, maar een levensbeschouwelijke en vooral praktische bedoeling. Godsgeloof en het respecteren van bepaalde levenswaarden gaan samen op, die kun je niet zomaar analytisch van elkaar scheiden. Het laatste kan misschien wel zonder het eerste, dat is het religieuze atheïsme, maar het eerste niet zonder het laatste. Voor een gelovige drukt zijn geloof in een persoonlijke god zich uit in bepaalde waarden en omgekeerd, en die beide relaties staan niet los van elkaar.

Het betoog van Dworkin biedt daarom volop stof tot discussie, vooral wat betreft de rechtsregelingen rondom religie en religieuze opvattingen in de maatschappij. Een klein maar fijn boekje, ondanks de soms wat stroeve vertaling.

Klik hier voor de boekgegevens of om het boek te bestellen.

profielfoto_Bert-Altena-2

Bert Altena

Predikant

Bert Altena (1963) is als predikant werkzaam in Vries en als stadspredikant in Assen. Hij promoveerde in de theologie en geeft regelmatig …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.