Via verschillende invalshoeken verkent hij de twijfel. In de filosofie is er al een lange traditie van twijfelaars, die begint bij de sceptici in de Griekse oudheid. De methodische twijfel is een wetenschappelijke deugd, want vooruitgang in de wetenschap is alleen maar mogelijk als je durft te twijfelen aan overgeleverde waarheden. Twijfel staat hier tegenover dogmatisme.
Ook in de Bijbel komen twijfelaars voor. Niet alleen de spreekwoordelijke ongelovige Thomas – met wiens ongeloof het overigens nogal meevalt, als je let op zijn belijdenis – maar ook bij Job vindt je volop de twijfel, volgens Dewandeler. Het is de vraag of dat het thema in het boek Job is. Gaat het niet veel meer om de opstand van Job? Om zijn hartstochtelijk roep om rechtvaardigheid? Dewandeler ziet in de hoofdstukken 38 – 40, waarin God uiteindelijk antwoordt op de klacht van Job, “het antwoord van niet-gevestigde theologen die (…) besluiten om God zelf (…) een totaal ander godsbeeld in de mond te leggen (…) een pleidooi voor het mysterie en de twijfel” (p. 68).

Anders dan je verwachten zou, refereert Dewandeler in dit hoofdstuk over twijfel in de Bijbel niet aan de Prediker. Daarentegen heeft hij wel een passage over Jakobs gevecht bij de Jabbok opgenomen die enigszins buiten de orde van zijn thema lijkt. Het maakt allemaal een tamelijk willekeurige indruk, alsof hij eerdere, losse studies, voor de gelegenheid verzameld heeft en onder het kopje ‘twijfel’ rangschikt. Maar ik kan me natuurlijk vergissen, haast ik mij in het licht van zijn onderwerp er maar even bij te vermelden.
Het willekeurige karakter wordt versterkt in het derde hoofdstuk, waarin twee historische voorbeelden worden gegeven. Het eerste is het middeleeuwse verhaal over drie wijzen, die de drie monotheïstische godsdiensten representeren en die een vierde wijze (heiden) ontmoeten, om tot de conclusie te komen dat “oorlog, lijden, vijandigheid en de schade en schande die we elkaar aandoen de oorzaken zijn die de mensen verhinderen om het eens te worden over één enkel geloof” (p. 97). Het tweede voorbeeld is dat van de zaak Servet, de ketter die op aandringen van Calvijn in Genève op de brandstapel belandde. Een kwalijke geschiedenis die de naam van de hervormer bezoedelt en aanleiding vormde voor zijn tijdgenoot Sebastian Castellio om de intolerantie te kritiseren en voor tolerantie te pleiten: “Een mens doden, dat is niet een leer verdedigen, dat is een mens doden”, citeert hij Castellio (p. 106). Wat de twee historische verhalen met elkaar te maken hebben en wat ze precies bijdragen aan een spiritualiteit van de twijfel, wordt niet helemaal duidelijk.
In het korte slothoofdstuk formuleert hij, mede aan de hand van hedendaagse (vrijzinnige) theologen als Tillich, Kearney en Rasor, zijn verlangen naar “een geloof dat twijfel als vragende houding insluit, en misschien zelfs dit vragen tot essentieel element van onze religieuze houding zou moeten maken. Misschien zijn de vragen belangrijker dan de antwoorden” (p. 123).
Onder dat laatste zet ik van harte een dikke streep.
Spiritualiteit van de twijfel is een sympathiek boekje, maar het thema verdient een betere, systematischer behandeling, waarbij het ook prettig zou zijn om wat meer concreet te horen hoe een spiritualiteit van de twijfel vorm kan krijgen in het gewone dagelijkse leven.
Voor meer informatie over ‘Spiritualiteit van de twijfel’ of om dit boek te bestellen: klik hier.
De vertaling is van Marieke Lodder.