De afgelopen 10 jaar is in Nederland veel bereikt om homoseksualiteit binnen het onderwijs een vanzelfsprekende plek te geven. Naar voorbeeld van scholen in de Verenigde Staten startte in 2008 de eerste Gay&Straight Alliance op een Nederlandse school. Deze groepjes van homo- en heteroleerlingen zijn sindsdien in aantal enorm gegroeid en zijn een bewezen katalysator voor een gevoel van veiligheid voor en activiteiten door lhbt-jongeren. Sinds 2012 zijn scholen wettelijk verplicht om kinderen en jongeren een respectvolle houding aan te leren ten opzichte van seksuele diversiteit. De uitvoering daarvan gaat nog niet bewust en bevredigend genoeg, maar steeds worden scholen van alle kanten gestimuleerd om dit op een goede manier te doen. Organisaties die scholen ondersteunen op thema, zoals seksuele vorming, seksuele gezondheid en sociale veiligheid, laten aan scholen meer en meer zien op welke manier homoseksualiteit bij die verschillende thema’s hoort. En schoolorganisaties zelf – instituties die traag zijn in veranderen – raken steeds meer betrokken. Kortom, langzaam maar zeker druppelt homoseksualiteit de haarvaten van het onderwijs in. De term die Frank van Dalen 10 jaar geleden gebruikte voor een nieuwe strategie voor de homo-emancipatie: dat homoseksualiteit niet alleen business is van homo-, maar ook van reguliere organisaties, dus van iedereen in de samenleving. Zodat niet alleen onze gelijke rechten op orde zijn, maar ook de sociale acceptatie groeit.

Maar die sociale acceptatie is niet op orde. Cijfers laten zien dat Nederlanders de afgelopen 10 jaar toleranter zijn geworden naar lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders – en ik beperkt me even tot de kern van zich aangetrokken voelen tot iemand van hetzelfde geslacht. Maar het gaat er niet om dat andere Nederlanders steeds meer vinden dat je er als homo mag zijn, maar of ze ook met ons te maken willen hebben. Ze zien ons bijvoorbeeld liever niet in het openbaar zoenen, dan komt het te dichtbij. En die maatschappelijke weerstand zien we weerspiegelt in de onzekerheid bij kinderen en pubers. De laatste paar jaar vragen steeds meer lokale GGD’en leerlingen of zij vriend zouden willen zijn met een lhbt-jongere. Niet alleen in Amsterdam-West, maar ook in IJsselland en Zeeland wil tot 50 tot 60% dat liever niet. Dat voelen kinderen en jongeren die anders-zijn, ook zonder die cijfers, haarfijn aan. Daarom komen ze niet uit de kast en zijn ze vaak onzichtbaar tot ze gaan studeren. Door die onzichtbaarheid zijn ze eenzaam en door die eenzaamheid zijn ze eerder geneigd tot suïcide.

Zoals ik schreef: scholen zijn nu 3,5 jaar verplicht om kinderen en leerlingen respect aan te leren voor seksuele diversiteit. Dat zou ervoor kunnen zorgen dat lhbt-jongeren zichzelf en zichtbaar kunnen zijn en dat leeftijdsgenoten zich daar steeds minder onzeker over voelen. Lhbt-jongeren zelf merken er nog weinig van dat dit echt gebeurt. Voorlichting is er niet, te gebrekkig of zelfs negatief. Driekwart van de kinderen op basisscholen leert nog helemaal niets over seksuele diversiteit. Voorlichting van buiten, dus lhbt’ers die met de leerlingen in gesprek gaan, neemt ieder jaar toe, maar de honderden vrijwilligers die zich belangeloos en met passie inzetten, kunnen niet iedere school bezoeken. En als de school dan één of twee gastlessen afneemt voor de hele schoolloopbaan van één leerling, dan is zo’n dialoog te weinig om als jongere de houding en het gedrag aan te leren die hij straks in de samenleving nodig heeft. Jongeren die recent werden gevraagd waar die voorlichting over ging, wisten het helaas amper meer.

Binnen de school staat homoseksualiteit niet langer alleen als lastig thema. Ze wordt steeds meer omgeven met onderwerpen die andere minderheden raken. Die minderheden verheffen steeds meer hun stem, zoals wij dat gingen doen na de Stonewall Riots in de zestiger jaren. Nederlanders van Turkse of Marokkaanse achtergrond die er voortdurend tegen aanlopen dat ze niet dezelfde kansen hebben op de arbeidsmarkt, donkere Nederlanders die dagelijks racisme ervaren, ook Nederlanders die iedere dag voelen dat de kosten van crises zich vertalen in hun armoede. Zij zijn van zins om zich te laten zien en te emanciperen, net zoals wij dat waren en zijn. Dat gaat gepaard met conflicten, net zoals dit bij ons het geval was in de begindagen van de emancipatiestrijd. Het is te makkelijk om te zeggen dat alle Moslimjongeren de potentie zouden hebben om zich te radicaliseren. Het is ook te makkelijk om te zeggen dat zij zich niet in toenemende mate geïnspireerd voelen door waarden die zij ervaren als tegenovergesteld aan de Westerse waarden. Jongens die een vrouw van Nederlandse afkomst op straat uitschelden als hoer en een vrouwelijke manager om religieus-culturele reden weigeren te gehoorzamen, maar die komen uit minderheidsgroepen die zich geen Nederlander voelen omdat hen in onze samenleving gelijke kansen ontbeert. Dit soort tegenstrijdigheden en spanningen nemen toe. Steeds spelen ze zich af tussen meerderheid en minderheid, of bij minderheden onderling: tegen Joden, tegen Moslims, tegen vluchtelingen, zich uitend in racisme of extremisme. Vervolgens polariseren mensen zich op deze onderwerpen steeds liever, gevoed door wat vanuit de media op hun netvlies komt. Die onrust in de samenleving sijpelt steeds meer de scholen binnen, straks stormt ze binnen. Vroeger kwam de straat de school binnen, nu dient de wereld zich aan in de klas.

In politiek en media gaat intussen de meeste aandacht uit naar zich radicaliserende jongeren, zij vormen immers de directe bedreiging voor onze fysieke veiligheid. Dat zijn er echter maar een paar en op het moment dat die jongeren radicaal pro-geweld zijn, zijn ze al van de school geïsoleerd. De grote arena daarvóór, waar jongeren hun meningen uiten en kunnen hervormen, hun gevoelens erkend zien en corrigeren, hun onderling gedrag afspreken en dat oefenen, hun onderlinge afstand bevestigd zien of betrokkenheid stimuleren – dát is de school.

Daarbij is homoseksualiteit één van de moeilijkste thema’s. Die misschien ook de meeste kansen biedt.

Een tijdje geleden was ik bij een Lagerhuisdebat in een klas met vmbo-leerlingen. Eén van de stellingen was, “Nederland moet alleen nieuwe immigranten toelaten die homo’s accepteren”. De gesluierde, Islamitische docente koos het debat als werkvorm uit zodat leerlingen argumenten voor en argumenten tegen zouden bedenken. Om door middel van het debat begrip te krijgen voor verschil in opvattingen. Een jongen die vóór moest verdedigen, stond op en zei: “Stel dat je zelf homo zou zijn, hoe zou je het dan ervaren om als vluchteling niet het land in te kunnen?” Hij gebruikte het argument van de empathie, buitengewoon sterk. Hij ging weer zitten en veerde direct uit zijn positie als debater, schoot in de lach en zei: “Maar ik ben natuurlijk tégen homo’s”.

Dit voorval laat precies zien dat het bij homoseksualiteit niet gaat om rationele argumenten, maar om emotionele weerstand en een houding van afkeur. Een rationeel debat verandert die niet zomaar. Een enkele dialoog of les schiet te kort. Een gesprek over homoseksualiteit roept altijd de heftigste emoties op, iedere keer opnieuw is dat mijn ervaring. Leerlingen met een Moslim-achtergrond denken vaak dat voorlichters hen willen bekeren tot een positieve opvatting over homoseksualiteit. Lhbt-leerlingen, wel of niet in de kast, zijn bang dat ze door Moslim-leerlingen worden aangevallen. Lhbt-leerlingen vrezen de onzekerheid en afkeer die, inderdaad, onder Moslim-jongeren vaker voorkomt. Pubers met een Moslim-achtergrond voelen zich onzeker omdat ze een ambivalente verhouding hebben tot hun geloof dat lijkt te inspireren om homoseksualiteit te zien als symbool van een geperverteerde Westerse samenleving.

Maar ik denk dat zo kwetsbaar als lhbt’ers zijn omdat ze in die spanningen lijken te worden weggedrukt, dat ze zozeer ook iets hebben wat de samenleving verder kan brengen. Zij weten wat het is dat je niet wordt gezien. Zij weten wat het is dat je er niet mag zijn. Dat je geen gelijke rechten geniet.

Wij als lhbt’ers weten van hoe ver we zijn gekomen. Wij weten hoe we bij de vrijheid van nu zijn gekomen, wat we daarvoor hebben ingezet, hoe we weerstand hebben overwonnen en vorderingen gemaakt. Daarom wordt het tijd dat wij niet alleen langer onze kwetsbare vrijheid beschermen en onderhouden. Het wordt vooral tijd dat we andere achtergestelde minderheden tegemoet treden en laten zien dat we hen willen begrijpen en helpen. Denk aan de groep lesbische en homoseksuele activisten die in het Engeland van 1984 campagne bedreef om de homofobe mijnwerkersgezinnen financieel te helpen, wat uitliep op wederkerige steun bij de gay pride. Dromen we ervan dat Marokkaanse en Turkse gemeenschappen ons steunen, omdat wij ons openlijk en zonder gewin inzetten voor hun achtergestelde positie in de samenleving? Dromen we ervan dat de donkere Nederlanders ons begrijpen, omdat we ons radicaal verzetten tegen iedere vorm van racisme?

Ik droom van een school die haar leerlingen stimuleert op zoek te gaan naar elkaars behoeften en hoe die te bevredigen, naar elkaars problemen en hoe die op te lossen. Waar anders leren we de basics van een nieuw, vreedzaam samenleven? Waar anders dan wanneer onze kinderen en jongeren recht in het hart van toenemende spanningen niet alleen voor elkaar respect leren oefenen maar ook elkaar leren te helpen? Dat is misschien moeilijker dan strijden voor eigen rechten. Daarmee komen we onze eigen opvattingen, vooroordelen, aannames, frustraties, pijn en angst tegen. We dienen ons kwetsbaar op te stellen, authentiek, zonder beter weten. En met een schat aan levenservaringen die de kinderen en jongeren nog niet hebben, maar waar ze wel van willen leren. Ze bergen zich, verdedigen zich, schreeuwen soms, wanneer de sfeer niet uit is op ontmoeting maar moraliserend of opleggend. Wij voelen tot in onze botten wat dat met iemand doet. Daarom denk ik dat we het aan onszelf verplicht zijn om ons niet langer op te sluiten bij onszelf, maar anderen, docenten, te helpen met die authenticiteit.

De school is de oefenplek voor gesprek en toenadering. Lhbt’ers kunnen de professionals helpen.

De professionals dat ze zich niet alleen richten op het wegnemen van vooroordelen ten opzichte van lhbt’ers, maar regelmatig in groepjes levenservaringen te delen, om daarin van elkaar te leren. Lhbt’ers weten wat het is om in dat delen belemmerd te worden en kunnen met docenten in gesprek gaan hoe ze de drempels bij zichzelf kunnen overwinnen om er met kinderen en jongeren (want die willen wel) over te kunnen praten. En hierbij zullen jongeren hun ervaringen van discriminatie over en weer leren herkennen.

De professionals, dat ze er niet alleen wat verplichte aandacht bij biologie of maatschappijleer aan spenderen, maar, zo vaak als mogelijk is, wanneer in de klas ‘homo’ of ‘terroristenbom’ of ‘zwarte piet’ of ‘kankerjood’ wordt geroepen, de lesmethode laten voor wat ze is en het gesprek met de jongeren aangaan. Lhbt’ers weten wat het is om voor zo’n gesprek weg te duiken, zich achter een masker te verschuilen, en hoe je die angst kunt overwinnen – want de jongeren snakken ernaar. En hierdoor zullen jongeren begrijpen hoe ze een andere groep dan waartoe zij graag willen behoren, in hun waarde kunnen laten en niet stereotyperen met kwetsende woorden.

De professionals, dat ze ervoor zorgen dat leerlingen met elkaar spreken over verliefdheid en seks – want de jongeren zijn met weinig anders bezig. Lhbt’ers weten hoe belangrijk zo’n gesprek is, omdat zij weten hoe onzeker je je daarover kunt voelen en hoe sterk het verlangen daarnaar kan zijn wanneer alles ertegen lijkt – want de jongeren hebben dat gevoel best vaak. En hierdoor zullen jongeren ervaren dat ze hun eigen identiteit mogen ontwikkelen vanuit wat voor hen belangrijk is en zien dat bij andere jongeren dezelfde behoefte aanwezig is.

De professionals, dat ze ruimte geven aan het uiten van de emotie achter de felle argumenten. Lhbt’ers weten hoe diep opgekropte emotie kan zitten die te maken heeft met uitsluiting en dat we er niet bang voor hoeven te zijn – want jongeren willen weten hoe ze dat kunnen doen. En daardoor zullen jongeren leren zien dat iedereen die emotie heeft die zij hebben, elkaar daarvoor de ruimte geven, en naar elkaar te luisteren.

Het enige waar wij, als lhbt’ers, misschien nog een stap kunnen zetten, is met de andere minderheden die door toenemende polarisatie benadeeld worden, te bespreken hoe we elkaar kunnen helpen in die strijd.

In de samenleving van een wereld waarin tegenstellingen op scherp worden gedreven, is existentieel leren op school de sleutel om op een nieuwe manier met elkaar te leren omgaan.

Hiermee hebben we de toekomst.

Deze tekst is uitgesproken als Pride Talk tijdens de Shakespeare Club, ter gelegenheid van het 70-jarig bestaan van COC Nederland. Marinus Schouten (1974) is sinds mei 2015 werkzaam als beleidsmedewerker en projectleider voor sociale veiligheid in het onderwijs. Hij heeft gewerkt als projectleider voor seksuele diversiteit in het onderwijs en als redacteur bij de IKON. Hij is afgestudeerd theoloog en organisatieantropoloog.

Marinus Schouten

Theoloog / Organisatieantropoloog

Werkzaam als beleidsmedewerker en projectleider voor sociale veiligheid in het onderwijs
Profiel-pagina
Al 2 reacties — praat mee.