De ondertitel van het boek van Reitsma – De kerk, de islam en de drie-enige God – markeert onmiddellijk een belangrijk verschil tussen moslims en christenen: christenen belijden, in tegenstelling tot moslims, de drie-enige God. Dit boek gaat dan ook niet over de dialoog tussen moslims en christenen. Bekende islamologen, die zich zeer hebben ingezet voor die dialoog, zoals Dick Mulder, Jan Slomp, Gé Speelman en Harry Mintjes, worden blijkens de registers niet eens genoemd. Naar Anton Wessels wordt één keer verwezen, maar zijn gedachtegoed over de dialoog wordt nergens gehonoreerd.
Wat er de laatste halve eeuw gebeurd is vanuit de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) aan de dialoog met moslims wordt niet vermeld en niet naar waarde geschat en we zijn met Reitsma in feite terug bij de opstelling van Johannes Verkuyl: het gesprek met moslims moet gaan over ons evangelie; dus worden allerlei zaken rondom de verkondiging van het evangelie aan moslims met de bijbehorende gevoeligheden aangeroerd, zoals bijvoorbeeld in hoofdstuk 10.3.
Ook de Rooms-Katholieke Kerk met de belangrijke verklaring ‘Nostra Aetate’ van het Tweede Vaticaans Concilie blijft buiten beeld bij Reitsma. Een sleutelzin waarom van dialoog nauwelijks sprake kan zijn vinden we op pagina 184: “De synthetische benadering is eigenlijk niet in staat recht te doen aan de exclusiviteit van het scheppingswerk van de drie-enige God.” Maar de ‘synthetische benadering’ kun je heel anders vullen dan Reitsma deed en het scheppingswerk van God zie ik bij voorkeur inclusief. Dan wordt dialoog wel mogelijk.
Dit boek gaat dus vooral over de roeping van de kerk ten aanzien van moslims: ‘Hoe moet de christelijke gemeenschap zich verhouden tot de islam? Wat is het wezen van de kerk?’ Dus gaat deel I over de drie-enige God. Deel II (De islam als uitdagende gemeenschap) beschrijft niet de islam maar beziet de islam aan de hand van twee vragen: zijn God en Allah dezelfde en “hoe verhouden de religieuze ervaringen van moslims zich tot het werk van de Geest van de ene God, door Jezus Christus” (p.31). In deel III gaat het over de kerk en in deel IV over de roeping van de kerk in haar verhouding tot de islam.
De hoofdstukken 2 en 3 (= deel I) handelen dus over de drie-enige God en Gods plan met de schepping. Reitsma stelt de vraag niet of we in het Eerste of Oude Testament wel kunnen spreken van een drie-enig God. Uiteindelijk loopt dit deel uit op de vraag of bestaan en wezen van God uit de schepping af te leiden zijn. Reitsma meent van niet, en daarmee vervalt voor moslims (en anderen) een mogelijkheid om God op natuurlijke wijze te leren kennen. Of God zelf zich aan die regel gehouden heeft? Getuige Melchisedek, die zijn priesterschap rechtstreeks van God ontving (Genesis 14:18vv.) en voorloper van Christus werd (Hebreeën 6:20-7:28) niet; getuige de priester van Midian, Jetro, de schoonvader van Mozes, niet; getuige de wijsheid van het boek Spreuken met zijn veelal buiten-Bijbelse bronnen niet; getuige de Moabitische Ruth, die stammoeder van Israël wordt, niet; getuige de Syrische Naäman, die genezen wordt terwijl melaatsen in Israël ziek blijven, niet. Getuige Elia, die zich om de hongerige weduwe in het buitenlandse Sarefat bekommerde, niet; want de hele Bijbel door mikt God op alle volken.
Hoofdstuk 4.3 is een te lange verhandeling over het eten van offervlees, die slechts relevant wordt als Reitsma concludeert dat als iets niet uit God is, het nog niet uit de boze behoeft te zijn en als Reitsma terecht concludeert dat moslims geen kinderen van satan zijn, maar dezelfde God aanbidden als christenen, zij het dat moslims en christenen een verschillend beeld van God hebben.
Hoofdstuk 7 is een goede en evenwichtige bijdrage aan de discussie over de islam, de kerk en Israël: de kerk is niet onopgeefbaar verbonden met de staat Israël, maar met de God van Israël. Voor de kerk gaat het niet om een strook land aan de Middellandse Zee maar gaat het om de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont, het koninkrijk van God mikt op alle volken, en die notie relativeert en relateert onze keuzen vóór de staat Israël of vóór de Palestijnen.
In hoofdstuk 9 wordt terecht aandacht gevraagd voor de kwetsbare positie van christenen in islamitische landen. Dat Reitsma voor deze groep opkomt is een goede zaak want mensenrechten vormen een integraal onderdeel van de dialoog. Of het lijden tot het DNA van de christelijke gemeente behoort op de wijze waarop Reitsma dit uitlegt, vraagt wat mij betreft om een diepgaand theologisch debat.
Noot:
In het register van auteurs staan veel fouten; zo wordt o.a. bij Wessels, Westermann en Vriezen verwezen naar de pagina’s 248 en 249, maar daar staan bijbelteksten… Zo wordt onder de namen van Fotopoulos, Francisco, Gardner, Garland en Garrison verwezen naar p. 240, maar daar staan ze niet…
Boekgegevens:
Bernhard Reitsma, Kwetsbare liefde – De kerk, de islam en de drie-enige God
Boekencentrum Uitgevers, 2017
ISBN 9789023971054, 256 pagina’s
Als student las ik van Verkuyl zijn nieuwe boek (als aulapocket): -Zijn alle godsdiensten gelijk?-. Het antwoord erop, in dat boek uit de doeken gedaan, was een heel duidelijk neen, het christendom was superieur. Dat was 1964. Zou iemand nu nog zo,n boek durven of kunnen schrijven? De vraag is: kun je exclusief zijn zonder je superieur te voelen?
En dialoog betekent dat de deelnemende partners gelijkwaardig zijn ten opzichte van elkaar en er geen dubbele agenda’s mee spelen. Wil er dus een dialoog zijn tussen zeg, joden, christenen en moslims kan dat alleen tussen die joden, christenen en moslims die elkaar als gelijkwaardige partners zien en geen dubbele agenda erop na houden. Zolang er godsdiensten zijn die missionerend zijn, dus bekeringsdriftig, is een dialoog onmogelijk. Toen eens een molimleerling aan mij vroeg of de Eeuwige en Allah een en dezelfde zijn, zei ik dat hij zelf al het antwoord gaf, door de meervoudsvorm te gebruiken.
Zelf geloof ik dat de Eeuwige, God en Allah een en dezelfde is. We zitten echter met het probleem dat Hij/Zij kennelijk drie uiteenlopende opdrachten gaf, zodat hevige en langdurige knokpartijen onmogelijk konden uit blijven. Miljoenen liters bloed eisten Zijn/Haar aanhangers. Daarmee getuigend dat de Eeuwige, God dan wel Allah onmogelijk een en dezelfde is En we gaan lekker door hier en daar een slachtpartijtje om Hem/Haar optimaal te kunnen dienen, gehoorzamen en bovenal liefhebben. Dit slachten gebeurt niet altijd letterlijk natuurlijk, maar ook mensen geestelijk slachten is een gruwel en valt voor mij onder het begrip moord. En Hem/Haar maar danken en loven dankzij het ene en ware geloof aanhangen. Dat een en ander volop in beweging en verandering is en steeds meer afstand genomen wordt van mensen trachten te bekeren tot het zogeheten ene en ware geloof, neemt niet weg dat er veel schone schijn is omdat hoe men het ook brengt bekeringsdriftigen in feite niets liever willen dat de hele wereld in de Heere Jezus is dan wel moslim. Met alle kritiek die men kan hebben op het jodendom. Een troost wellicht: Wij mogen niemand trachten te bekeren tot het jodendom. De redenering is: dat elke rechtvaardige niet door de Eeuwige verstoten wordt en wie rechtvaardig is dat bepaalt alleen de Eeuwige en verder helemaal niemand. Vanuit deze visie gezien is wie dan ook trachten te bekeren tot het zogeheten ware geloof gewoon flauwe kul en helaas zijn er nog hele volksstammen die helemaal gek te maken zijn met deze flauwekul.
Goed werk, Jaap!
Een goede want kritische recensie. Maar nog niet kritisch genoeg: de titel van het boek van Reitsma bevat het woord ‘liefde’ maar de inhoud gaat helemaal niet over liefde.
Het is wel echt een theologen-recensie; er is sprake van “… bekende islamologen, die zich zeer hebben ingezet voor die dialoog, zoals Dick Mulder, Jan Slomp, Gé Speelman en Harry Mintjes”: kaaskoppen, geen moslim-namen zou ik zeggen, zijn die er dan niet?
En dan die bottleneck in de dialoog, de drie-enigheid van God. De christenen hebben het zichzelf ook wel moeilijk gemaakt met zo’n onwaarschijnlijk concept, begrijpelijk dat moslims en atheisten (bien etonnee de se trouver ensemble) daarover het hoofd schudden.
Ben ik ‘islamoloog’ als ik wat gestudeerd heb, of gewoon een brave moslim (of in ieder geval op één terrein braaf dan)? Ik vind dat altijd maar een raar woord eigenlijk. Over het algemeen lijkt het een beetje neer te komen op deskundigheid onder de ongeletterden, in wezen een gerespecteerde één-oog. Er bestaan uiteraard ook vele mensen met moslim-namen met minstens hetzelfde gehalte aan studie op dat terrein, maar die titel is alleen in sommige contreien in gebruik, lijkt het. Het is misschien eerder de omgeving waarin iemand verkeert, die de persoon islamoloog maakt. Mezelf als voorbeeld nemend, kan ik zeggen dat het zeer onwaarschijnlijk is dat ik me ooit als zodanig zal presenteren. Ik voel me al vereerd als ik aangerekend wordt als ‘student van islam’ en zie dat gewoon als onderdeel van mijn religie. De titel ‘islamoloog’ lijkt bedoeld als variant op theoloog, wat eerder typisch christelijk is. Mij zegt het eigenlijk weinig. Het plaatst niemand in het rijtje van geleerden of studenten van islam in mijn ogen. Misschien verklaart deze gedachtengang een beetje waarom islamologen vaak toch overkomen als gewoon een buitenstaander maar met interesse.
Een theoloog is idd iemand die in zijn eigen christelijke keukentje rond kijkt en verklaart, verdiept, een islamoloog is bijna altijd een westers iemand die zich over de koran en de islam buigt, Arabische taal erbij doet, en wat van de geschiedenis weet. In mijn jeugd had je de studie “indologie”, ivm onze oude kolonie, dit kwam voor belangrijk deel ook neer op islamologie. De beroemdste was Snouck Hurgronje. Wat je tegenwoordig rond ziet lopen aan islamologen, kan zich echt niet meten met deze gigant, jammer dat men hem nauwelijks nog leest.
Veel islamitisch opgeleiden hebben het land verlaten en de islamologen, waarvan een aantal daaraan meegewerkt hebben (vaak indirect en waarschijnlijk grotendeels onbewust), kunnen daardoor nog beter de boventoon voeren. Kennelijk zijn hun bevindingen acceptabeler voor politiek en media. Tot nog toe zijn zij beter in staat om hun opvatting van de leer naar de samenleving te vertalen als meer correct. Misschien helpt het issue van de vertrouwder klinkende namen daar ook wel bij. Er is nog veel ontwikkeling nodig bij alle betrokken partijen, voordat de kennis over islam (en onderdelen daarvan) enig niveau bereikt.
Vannacht zitten bedenken naar aanleiding hiervan: het had natuurlijk net zo goed andersom kunnen zijn; theologen in Medina die zich op Allah en Koran richten ,met de missioneringsgedachte in het achterhoofd, en christologen aldaar die Duits, Frans en Nls doen(om Snouck te snappen), europese kerkgeschiedenis erbij doen, cultuurgeschiedenis etc, met het doel om beter samen te leven met de ongelovigen, of mss ook wel weer om te missioneren (“to convey the eternal message to the entire world”.