Ik ken Smouter en zijn goede werken voor CV (voorheen: CV Koers). Ik ken hem ook als een betrokken en modern christen. Zo eentje waar je je als medechristen niet dood aan hoeft te ergeren als ie per ongeluk in een landelijke talkshow terecht komt. Ik heb zijn zeven richtingaanwijzers dan ook met veel plezier en liefde gelezen. En eigenlijk kan niemand er iets op tegen hebben. Het klinkt allemaal dwingend logisch en zeker niet onaantrekkelijk. Toch zitten enkele punten in zijn betoog mij niet helemaal lekker. En die wil ik u, ter verrijking van de discussie over de toekomst van het christendom, niet onthouden.

Verlangen naar historische Jezus

In de eerste plaats lijkt Smouters betoog voor een nieuwe toekomst voort te komen uit zijn verlangen de ‘historische Jezus’ zo dicht mogelijk op de huid te zitten. En daarmee bevindt Smouter zich in goed gezelschap. De unificatio Dei (de eenwording met God uit de mystieke traditie), de imitatio Christi (de navolging van Christus uit de monastieke traditie en de Moderne Devotie) en de Leben Jesu Forschung (de zoektocht naar de historische Jezus achter de teksten van het Nieuwe Testament) zijn allemaal voorbeelden van verschillende pogingen om achter de Jezus van Traditie & Dogma terug te keren tot een soort oerkern. ‘Dit was Jezus’.

Probleem aan dit verlangen is niet alleen zijn onuitroeibaarheid, maar vooral de onmogelijkheid om ooit bevredigd te worden. En bevrediging moet uitblijven, en wel om drie redenen. Ten eerste is het praktisch onmogelijk om de Jezus van de geschiedenis en de Jezus van het geloof van elkaar los te weken. We hebben eenvoudig weg niet de wetenschappelijke middelen om een historische Jezus te reconstrueren, voordat de theologen er met hem vandoor gingen. De enige toegang die we hebben tot de historische Jezus is via de Jezus van de christelijke overlevering met alle problemen van dien.

Het tweede probleem aan het verlangen naar de historische Jezus hangt samen met het eerste. Zelfs al zouden wij in staat zijn een soort historische Jezus te reconstrueren, bijvoorbeeld met behulp van de teletijdmachine van professor Barrabas (uit Suske en Wiske), dan nog zouden volksstammen gelovigen weigeren hun zelf geconstrueerde Jezus te vervangen voor de nieuw gevonden historische Jezus. En ten derde schrijft de wet van voortschrijdend inzicht ons voor dat kennis en inzicht de neiging hebben zich door de geschiedenis heen uit te breiden, waardoor een terugkeer naar een ouder tijdperk niet meteen betekent dat daar ook meer ‘waarheid’ te vinden zou zijn. Smouters pleidooi om ‘met Jezus te beginnen’ is dus niet vreemd, maar zeker geen ticket voor een verse doorstart van het kwakkelende christendom.

Het ideaal van de Vroege Kerk

Waar komt dan die wens vandaan om terug te keren naar de historische Jezus, zoals Smouter ook in zijn artikel doet? Waarschijnlijk dezelfde reden dat Smouter, net als wederom zovelen voor hem, verlangen naar het herstel van de Vroege Kerk, zoals die gestalte krijgt in het Bijbelboek Handelingen. Daarin wordt de Jonge Kerk beschreven als een sociaal walhalla van gedeelde goederen, universele vriendschap en onderlinge saamhorigheid. Wie verblind dreigt te worden door dit beeld van de oerchristelijke heilsstaat, moet de brieven van Paulus maar eens lezen. Daarin moet Paulus zoveel binnenbrandjes blussen dat het beeld van de Jonge Kerk uit Handelingen misschien eerder als een ideaalbeeld dan als een realistische afspiegeling van de feitelijke christengemeentes moet worden gezien.

De terug naar een geïdealiseerd (dus niet bestaand, maar wel als zodanig beschouwd) verleden is wederom van alle tijden. Van de Reformatoren tot het Tweede Vaticaans Concilie, van christendom tot islam, elke religie kent golfbewegingen in zijn eigen traditie die zich laat samenvatten als terug naar de bronnen, of eigenlijk, terug naar de realiteit waarvan in de bronnen sprake is. Die bronnen kunnen zijn het Nieuwe Testament of de Koran of welke andere heilige tekst uit de begintijd van de betreffende religie ook. Er zijn twee problemen met deze bronnen.

Ten eerste geeft het beeld in de historische bronnen beschreven is, niet zo zeer een beeld van een feitelijke realiteit, maar eerder van een gewenste realiteit. Het Nieuwe Testament is geen historische verslaglegging, en wilde dat ook nooit zijn. Het is een theologisch programma op basis van de woorden en daden van Jezus van Nazareth. Het tweede probleem is dat de bronnen een realiteit beschrijven die in het relatieve verleden van die bronnen liggen, en dus met dezelfde problemen worden geconfronteerd als die wij in het heden meemaken. De afstand tussen ons en de Nieuwtestamentische bronnen is weliswaar veel groter dan die tussen de evangelisten en de door hen beschreven ‘geschiedenis’, maar de problematiek is hetzelfde.

Smouters oproep om terug te keren naar een oerchristendom is zeker niet onsympathiek, maar zal in de praktijk betekenen dat dit oerchristendom wordt gemodelleerd naar ons eigen beeld, gelijkenis en verlangen. En daarmee doe je uiteindelijk ook niemand een plezier.

Esthetisch of moreel christendom

Een derde vraagpunt betreft Smouters definiëren van religie als een maatschappelijk verschijnsel dat vooral zijn eigen sociaal nut heeft. De kerk is dan een plek waar mensen die het minder getroffen hebben in het leven, zich kunnen verzamelen en waar plek is om die onvolmaaktheid te uiten en te verwerken. Ik zal niet ontkennen dat religie zeker deze rol kan hebben en ook feitelijk heeft in onze maatschappij. Maar ik zie twee problemen.

In de eerste plaats is de reductie van een geleefd geloof tot louter esthetische of morele categorieën een heilloze weg. Een christendom dat zich richt op ‘het mooie’ en ‘het goede’ onderscheidt zich in niets van andere zingevingssystemen die precies hetzelfde doen. Ten tweede lijkt Smouter impliciet uit te gaan van de ‘voorkeur’ van God/Jezus voor de outcasts en de verschoppelingen. Vaak wordt hier de Bergrede bij gehaald waarin Jezus de kant van de huilenden en lijdenden lijkt te kiezen.

Probleem bij deze interpretatie van de Bergrede is dat het dan lijkt dat Jezus doelt op een politiek programma dat van deze wereld een socialistische heilsstaat avant la lettre moet maken. Wie echter rekening houdt met de acute eschatologische verwachting die Jezus koesterde (na hem direct het einde van de wereld), ziet direct in dat de ‘staat’ waar Jezus naar verwijst, die van de komende wereld is. In de hemel dan wel in het koninkrijk van God (de hemel-op-aarde) zullen de wenenden getroost worden, de zieken verzorgd, en noem alle klassieke werken van barmhartigheid maar op.

Christenen hebben zich altijd door het Nieuwe Testament gesterkt gevoeld om caritas te bedrijven: ziekenhuizen te bouwen, armen en verschoppelingen op te nemen, weeshuizen te openen, enzovoorts. Tegelijkertijd heeft het mislukte experiment van de bevrijdingstheologie ons geleerd dat elke theologie die een verbond aangaat met een concreet politiek programma tot sterven is gedoemd. De christelijke heilsboodschap laat het leven in deze wereld niet aan zich voorbij gaan, maar richt de blik verder dan louter deze wereld. Als het christendom zou besluiten om zich louter op deze wereld te richten, is er wederom geen verschil meer aan te wijzen tussen het christendom en allerlei andere seculiere of immanente zingevingssystemen.

Ik vind Smouters idee zeer lovenswaardig, maar ik blijf wel met deze vragen zitten. Construeert Smouter niet net zozeer een eigen Godsbeeld als hij zijn ‘tegenstanders’ verwijt? En strijdt Smouter niet net zo goed tegen ‘andersgelovigen’ als hij de traditionele christenen verwijt? En verwijt de pot dan niet de ketel dat ie zwart ziet?

Frank Bosman

Frank Bosman

Cultuurtheoloog

Frank Gerardus Bosman is een Nederlandse cultuurtheoloog verbonden aan de Faculteit Katholieke Theologie van de Universiteit van …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.