4 mei bijna afgeschaft
In een opiniestuk in Trouw beschrijft historica Maud van der Reijt in 2011 zestig jaar herrie om onze nationale dodenherdenking. Daarbij slaat ze zelfs nog een van de grootste en langst lopende rellen over: in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw waagde toenmalig premier Ruud Lubbers het om hardop te overwegen of 4 mei met 5 mei samengevoegd zou kunnen worden. Alleen deze historie van rellen bewijst al dat er iets ontbreekt aan de wijze waarop wij op 4 en 5 mei herdenken en vieren.
Mede onder invloed van Lubbers oproep is er natuurlijk wel het een en ander veranderd. De 5e mei is doorontwikkeld tot een groot nationaal popfestival met Nederlandse artiesten die per helikopter van hot naar her worden gevlogen. En eerder al werd de 4 mei herdenking inclusiever. Zo worden sinds de jaren ’60 ook de overledenen tijdens oorlogs- en vredesmissies in den vreemde herdacht en is er sinds de jaren ’70 aandacht voor de homoseksuele slachtoffers van WOII. Maar het CIDI stelt een terechte vraag: hoe ver kun je de definitie nog oprekken? Moet je telkens weer nieuwe oorlogsslachtoffers aan de herdenking blijven toevoegen?
WOII: dit nooit meer!?
Hoe dan ook: de veranderingen hebben er mede voor gezorgd dat de herdenking ook nu nog bestaat. Sterker nog: anno 2017 blijkt het Nederlandse volk juist op de twee herdenkingsdagen het grootste gevoel van saamhorigheid te ervaren. We denken dan “met name aan de slachtoffers van de concentratiekampen”, zoals de NOS schrijft. Preciezer gezegd: de slachtoffers van de werk- en vernietigingskampen van de nazi’s.
Hoewel de mensen die uit de eerste hand over WOII kunnen vertellen langzaam uitsterven, weten we dankzij films en documentaires nog steeds hoe die kampen eruit zagen en kunnen we vermoeden hoe men zich voelde. En we weten allemaal: dit nooit meer!
Maar dat betekent niet dat we ook weten hoe we ervoor kunnen zorgen dat het nooit meer gebeurt. Want sneller dan de verhalen over de oorlogsjaren, verstommen de verhalen over de aanleiding tot die oorlog. Dat is niet gek, want dat gaat niet alleen over de demon Adolf Hitler, maar ook over de mensen die onze voorouders waren en over de samenleving die zij destijds hadden vormgegeven. Het gaat over hun (vaak goedbedoelde) fouten en misvattingen. En die herinneringen doen pijn.
De aanleiding tot WOII
Ook ik moest in de geschiedenisboekjes graven om iets van die aanleiding terug te vinden. Het gaat over de economische crisis die na WOI verschillende Europese landen verdeelde. Over de worsteling met rouw en gekrenkte nationale trots. Over verholen en onverholen vreemdelingenhaat die als vruchtbare aarde waren voor partijen die onder de dekmantel van socialisme aanzetten tot een ronduit racistische vorm van nationalisme. Over de manier waarop het politieke debat gevoerd werd. Over de manier waarop in christelijke kring Joden werden weggezet als de antichrist. En over het ongeloof waarmee de geruchten over de werk- en vernietigingskampen ontvangen werden: zelfs vele Joodse burgers stapten vrijwillig in de trein, niet gelovend wat hen zou wachten.
Ook ik moest in de geschiedenisboekjes graven om iets van die aanleiding terug te vinden.
Een pijnlijk leerproces
Aandacht voor dit soort factoren verdiept de herdenking en vergroot het belang van het vrijheidsfeest. Maar aandacht voor dit soort factoren kan meer doen: het kan ons helpen om te leren hoe we kunnen voorkomen dat een soortgelijke oorlog in de toekomst weer plaatsvindt. Maar daarvoor zullen we meer moeten doen dan alleen herinneren. Daarvoor moeten we de herinnering ook naar het nu halen en proberen patronen uit het verleden te herkennen in het heden. Dat is mogelijk nog pijnlijker dan het ophalen van de herinnering aan de misvattingen van onze voorouders.
Mensen als Christa Noëlla Soeters en Rikko Voorberg roepen impliciet op tot dit leerproces. Maar door de wijze waarop we vormgeven aan 4 en 5 mei gebeurt het tegenovergestelde. Mensen voelen zich aangetast in het gevoel van eenheid en nationale trots dat 4 en 5 mei symboliseren. Ze reageren met verholen en onverholen vreemdelingenhaat. In het politieke debat wordt via Twitter kort en snel stelling genomen zonder aandacht voor de achterliggende bedoeling. En actualiteitenrubrieken vergroten met vlug opgezette onderzoeken het gevoel van verdeeldheid. Het valt in vruchtbare aarde, want zelfs in een deel van de christelijke wereld worden moslims weggezet als de antichrist. En ondanks tv en internet kunnen en willen we haast niet geloven hoe dramatisch de situatie is in de kampen aan de Europese grenzen, waar mensen geconcentreerd en onder militaire dwang vastgehouden worden met wellicht als enige doel hen psychisch te breken zodat ze terugkeren naar waar ze vandaan kwamen.
Nationale leerdag
Natuurlijk hebben alle critici gelijk: de pijn van zo’n leerproces concentreren in 2 minuten stilte op 4 mei is ondoenlijk en ongewenst. Die 2 minuten gaan over de pijn die ons land heeft meegemaakt. Die 2 minuten horen ingetogen te zijn. Daar passen geen rellen bij, zoals de afgelopen 70 jaar telkens weer gebeurde. Toch zouden die 2 minuten stilte baat hebben bij de verdieping die onder andere Rikko Voorberg probeert aan te brengen. Alleen zo kan tijdens die 2 minuten een wending plaatsvinden van het verleden naar heden en toekomst. Alleen zo kunnen we ons juist tijdens die 2 minuten afvragen hoe we iets dergelijks kunnen voorkomen.
Daarom hierbij een oproep: stel 3 mei in als nationale leerdag. Zorg dat de herinneringen die op 4 en 5 mei in ons opkomen verdiept en verbreed worden. En maak op die manier de herdenking compleet!
Tot die tijd
Tot die nationale leerdag er is, zullen we het moeten doen met wat er is en luister ik op 4 mei met Voorberg via een radiootje naar de herdenking op de Dam, terwijl we omringd worden door duizenden kruisjes. Meer dan aan de gestorven oorlogsvluchtelingen denk ik dan waarschijnlijk aan de morele tunnelvisie van ons nationale Dikke Ik die dezer dagen opspeelt. Het zal mijn herdenking nog pijnlijker maken.