Onze breed uitgevallen conifeer biedt elke lente plaats aan een woning met drie verdiepingen. Het is net een multiculturele wijk: bovenin huizen twee staartmezen, op de midden- verdieping twee puttertjes en onderaan woont Robin, het roodborstje. Op de twee bovenste woonlagen wordt ernstig aan een nest gebouwd. De staartmezen durven zelfs het kippenhok in omdat ze daar de beste kwaliteit veertjes vinden. De puttertjes met hun rode kopje schieten heen en weer terwijl ze het gras en het pad afstruinen. Alleen Robin zit op zijn uit-stekende tak en kijkt het allemaal aan. Of er een vrouwtje voor hem is weet ik niet, misschien heeft hij wel een latrelatie. Volgens mij is hij de filosoof van het stel.
Wonderlijk hoe deze heel verschillende vogels elkaar een plek gunnen in dezelfde struik, terwijl de ruimte toch beperkt is. Het is een samenleving in het klein. Vooral de staartmezen vliegen met grote snelheid de struik in zonder ergens tegenop te botsen en niemand schrikt ervan. Robin verzet dan hoogstens even een poot om zich op zijn opwaaiende tak in evenwicht te houden. Ieder voelt zich kennelijk vrij genoeg in deze beperkte ruimte.

Gaat dit nu over sámenleven of samen léven? Het eerste gaat volgens mij over de vraag: hoe ver gaat jouw vrijheid in relatie tot de mijne? Wat heb jij nodig om te voelen dat je leeft en in hoeverre geeft mij dat een al dan niet aanvaardbare beperking? Sámenleven gaat dus over de vraag hoe je wederzijdse irritaties kunt voorkomen.
Samen léven echter doet een beroep op onze creativiteit, maakt gebruik van de mogelijkheden van onverwachte wederzijdse inspiratie en steun. Dan creëer je in het samen zijn, in de samenleving, een gevoel van vrijheid waarin ieder en elke minderheid meetelt, tot léven komt en gezien wordt.
Paolo Giordano komt in zijn boeiende essay In tijden van besmetting tot de volgende hoopvolle gedachte: ‘De epidemie spoort ons aan om onszelf te beschouwen als een collectief. (…) In tijden van besmetting zijn we één organisme. In tijden van besmetting worden we weer gemeenschap.’ Ik zou dat willen uitbreiden tot: dan worden we misschien weer een créatieve gemeenschap.