Ik bedoel: wanneer je als roker fel gekant bent tegen het rookverbod in openbare gelegenheden, dan snap ik dat. Wanneer je als astmaticus hartstochtelijk vóór dat verbod bent, snap ik het ook. Maar waarom zou je je zo ontzettend druk maken over een verschijnsel waar je als niet-celibatair en in veel gevallen ook niet-katholiek geen donder mee te maken hebt?
Ik (niet-celibatair, wel-katholiek) verkeer wel eens in het gezelschap van celibatair levende mensen, en kan uit ervaring wel stellen: het celibaat is niet besmettelijk, niet slecht voor hun of mijn gezondheid, ze proberen me nooit over te halen om ook celibatair te gaan leven, en ze komen op mij verder ook niet bijzonder verknipt over of zo – althans niet verknipter dan anderen. Nee hoor, celibatairen zijn eigenlijk net gewone mensen, die hun intieme leven net een beetje anders georganiseerd hebben. Daar waren wij in onze moderne samenleving toch zo ruimdenkend over?
Nou, niet dus, als ik op de toon van het debat af mag gaan. Voor de gekste seksuele voorkeuren brengen wij begrip op – ach ja, daar zullen ook wel sites voor bestaan – maar dat iemand kiest voor een leven zonder seks, dat vinden we maar gek. Dat kan toch niet gezond zijn, seks is toch een basisbehoefte? Vind je het gek dat ‘al die paters’ zich aan kinderen vergrepen hebben? Dat er nooit een verband tussen misbruik en celibaat is aangetoond, dat kindermisbruik bij niet-celibatairen naar verhouding zelfs veel vaker voorkomt, dat alles negeren we voor het gemak; celibaat kán niet gezond zijn, dus het móet er iets mee te maken hebben.
Vervolgens richten de pijlen van de fanatieke tegenstanders zich vaak op het ‘verplicht celibaat’, dat haaks zou staan op de keuzevrijheid die ons zo dierbaar is. Ook dit argument raakt kant noch wal. Laten we wel wezen: de Kerk verplicht niemand celibatair te leven. In de katholieke traditie is een bepaalde invulling van het priesterschap gegroeid waarbij het celibaat inbegrepen is, waardoor een keuze voor het priesterschap inderdaad ook een keuze voor het celibaat impliceert. Maar de Kerk verplicht ook niemand om priester te worden. Sterker nog: de helft van de wereldbevolking raadt zij het sowieso ten stelligste af. En voor het merendeel van die andere helft is het ook niet weggelegd, daarover maakt zij zich geen illusies. Over het algemeen ziet de Kerk het huwelijk, met alle lol tussen de lakens die daar bij hoort, als de meest aanbevelenswaardige optie voor mensen.
Er zijn echter mannen en vrouwen die zich tot een andere levensstijl geroepen voelen, eentje van onvoorwaardelijke dienstbaarheid aan Christus op aarde. Dat wil bijvoorbeeld zeggen: zorg voor de zwaksten in de samenleving, het voeden van de hongerigen, het verspreiden van het goede nieuws dat onze tekorten niet het laatste woord hebben, zorg dragen voor de aarden potten waarin de schatten van onze traditie bewaard worden. De mensen die daar uit vrije wil voor kiezen noemen we religieuzen, priesters, bisschoppen, enzovoort. Die vormen al bij al een minderheid in onze Kerk, maar heus, ’t is goed dat zij er ook zijn, anders werd het maar een janboel.
Hoe dan ook: die mensen, de mensen die het wél aangaat, die komen maar zelden aan het woord in al die felle discussies over het celibaat. Nogal wiedes: het is voor hen een nogal intiem onderwerp, dat je liever buiten de polemieken houdt. Maar als je er met celibatairen in alle eerlijkheid en openheid over spreekt, hoor je een heel andere kant van het verhaal; een alleszins redelijk en menselijk verhaal, over een bijzondere band met God, en een bijzondere band met andere mensen. Over loodzware plichten en in marmer gehouwen dogma’s hoor je ze nauwelijks, dat staat ver van hun beleving af. Met name oudere priesters en religieuzen heb ik vaak horen zeggen: voor ons was het celibaat niet zo’n issue. Je wilde priester of pater worden, en dat nam je er dan gewoon maar bij. Tegenwoordig maakt men er zo’n drukte over.
En dan kom ik terug bij de stelling die Frank Bosman ook al poneerde; het celibaat is een tegengeluid – inderdaad, een tegengeluid precies tegen die drukte om seksualiteit, zeker vandaag. We zijn seks als misschien wel het meest bepalende element van onze persoon gaan zien, we praten zelfs over onze ‘seksuele identiteit’ als een vanzelfsprekendheid die buiten alle kijf staat en zien dat tegelijkertijd – zonder de contradictie te zien – als onze ‘seksuele vrijheid’.
De katholieke traditie heeft het nooit zo gehad op dergelijke dwingende identiteiten. De waardigheid van de mens vindt noch zijn oorsprong noch zijn doel in één deelaspect van onze identiteit – of dat nu onze nationaliteit is, of onze sociale klasse, of onze seksualiteit of wat dan ook. Simpeler gezegd, in deze discussie: seks is mooi en belangrijk en aangenaam bovendien, maar het is niet alles. Mensen die laten zien dat je zonder prima kunt leven, zijn profeten van dat besef. En dat zij zoveel woede wekken, terwijl zij met hun levenskeuze niemand tot last zijn, laat bovenal zien hoe broodnodig dat profetische geluid is.
Da’s allemaal prachtig en mooi, maar wat vindt De Wit van interne discussies ook door priesters die vinden dat het celibaat niet meer per se bij het priester-zijn hoeft te horen?
Waarom heeft God mensen voortplantingsorganen gegeven? Om ze niet te gebruiken?
Anton, zou er geen sprake kunnen zijn van een revolutie die op dit moment gaande is in Nederland, waarbij een tweede seculiere beeldenstorm alle religie liefst voorgoed opruimt? Het valt me op hoe weinig ruimte er nog maar bestaat in het publieke domein voor uitingen van religieus ritueel.
Inmiddels is ook het intieme leven in het privé-domein aan de beurt. Alle levenskeuzen die mensen maken vanuit hun religieus besef, of het nu de besnijdenis is of het celibaat, worden niet alleen aangevallen en bekritiseerd, maar liefst ook verboden. Niet door iedereen, maar wel door een goedgebekte minderheid met toegang tot de media.
In dit kader verwacht ik dat de Ramadan binnenkort aan de orde komt. Zodra een of ander wetenschappelijk type verklaart dat al dat vasten overdag slecht voor je gezondheid is, zal de storm ook hierover losbreken.
Het liefst zouden de bestrijders van religie het volgen van het celibaat verbieden. Dat kan natuurlijk in de praktijk niet, maar je begrijpt wat ik bedoel.
Wat iets wezenlijk anders is dan een open discussie voeren over de voor- en nadelen van een verplicht opgelegd celibaat. Die discussie is interessant en de moeite waard., en misschien mag ik me een tweede voorspelling veroorloven en zeggen dat de uitkomst zal zijn dat het een persoonlijke keuze wordt voor elke religieuze afzonderlijk. Die zal in de loop van een leven ook veranderen. Maar dat duurt nog twee generaties, denk ik.
Een belangrijk aspect van het celibaat is dat priesters niet kunnen trouwen.
Dat (was?) is belangrijk omdat er dan geen kinderen zijn die kunnen erven.
Vroeger gingen er veel kinderen van hoge adel de kerk in of het klooster, daarmee had de kerk ‘greep’ op de ouders en de adel een voet binnen de deur van de kerk.
Maar belangrijk was ook dat die kinderen erfden en zo de eigendommen van de kerk vermeerderden. Veel landerijen en gebieden zijn zo in het bezit van de kerk gekomen, je moest namelijk al je wereldse bezittingen aan de kerk geven bij toetreding tot een orde.
Dat werd natuurlijk wat lastig als die monnik een paar kinderen had die moesten erven. Daarnaast speelde het gegeven dat veel monniken wel eens een avontuurtje hadden met een dame uit de omgeving.
Dat leidde tot veel gedoe met onechte kinderen ed.
Uit deze gronden is het celibaat ontstaan.
@ tang li: hoe kom je aan dit verhaal? Graag bronnen.
Ja, het lijkt een vrije keuze, maar toch niet helemaal. De RK dwingt tot een keuze mannen die priester willen worden: of priester, of trouwen of ergens anders naartoe (Oud Katholiek worden bijvoorbeeld). En voor vrouwen: er van afzien of ergens anders naartoe gaan.
Maar er is nog een probleem eronder: het lijkt alsof het heilige en seks niet samen kunnen gaan. Zo is Maria ook NA de geboorte van Jezus volgens de RK altijd maagd gebleven… (Arme Maria en Jozef…)
Met de dwang en de gedachte erachter ben ik het fundamenteel oneens, wat heel wat anders is dan mensen die echt vrij kiezen voor een celibatair leven.
Als iemand er vrijwillig voor kiest celibatair te leven lijkt me dat geen enkel probleem. Maar hoe zit het met degenen die tijdens hun priesterschap ontdekken deze opdracht niet te kunnen dragen? Kiezen voor een ander vak is lastig, omdat het gaat om mensen die bewust en met hart en ziel ergens voor kiezen. En het breken van het celibaat kan er toe leiden dat je uit je ambt gezet wordt. Dat hangt ook een ruim tachtigjarige priester die al jaren met zijn vriendin leeft boven het hoofd.
Het staat de katholieke kerk uiteraard vrij om allerlei regels, verplichtingen, ge- en verboden in te stellen voor haar priesters, maar de gezien vaak niet te voorziene consequenties het lijkt me op zijn minst zinvol de discussie over het celibaat te voeren. Een gelukkige met een vrouwelijke of mannelijke partner samenlevende of getrouwde priester lijkt me beter te functioneren dan een ongelukkige celibataire.
In de vroege tijd waren er zowel gehuwde als ongehuwde priesters werkzaam in de Kerk. Waarom is dat veranderd? Toen kon dat wel blijkbaar.
I Korintiërs 7:9 zei Paulus trouwens: “Het is beter te trouwen dan van begeerte te branden.”
Natuurlijk kan de scrhijver van het artikel beargumenteren dat de Kerk niemand verplicht om celibatair te leven, maar aan de andere kant kan er lasting worden voorbijgegaan aan het gegeven dat diezelfde Kerk (de Latijnse Kerk binnen de (Rooms-)Katholieke) de roeping van hen die niet ‘kiezen’ voor het celibaat niet erkend. Dat is namelijk de praktische consequentie van het ‘verplicht celibaat’.
Het willen uitleven van die – volgens de Latijnse Kerk zeer specifieke levensroeping – kan dus dan en alleen wanneer de kandidaat ook ‘kiest’ voor het celibaat. In de praktijk (b)lijkt die roeping tot priesterschap en een keuze voor celibaat niet altijd hand in hand te gaan.
Daarnaast blijkt in de praktijk dat diezelfde Latijnse Kerk de keuze voor celibatair leven al heeft ‘gepromoveerd’ tot een ‘roeping’ tot celibatair leven, met allerhande theologische verhandelingen daarbij.
Dat er binnen die Latijnse Kerk – waarvan dus zij die iets met celibaat te maken hebben (de minderheid zoals in het artikel genoemd wordt) én zij die er ‘niets’ mee te maken hebben deeluitmaken – al jaren stemmen opgaan om juist om die reden het verplicht celibaat te herzien ridiculiseert de schrijver mijnsinziens door dit aspect onbelicht te laten.
In de praktijk blijkt ‘het celibaat’ namelijk wel een zogenaamde ‘dwingende identiteit’ te zijn.
Wellicht niet geheel ‘on-topic’ maar mijnsinziens niet onvermeldenswaardig:
Het is diezelfde ‘dwingende identiteit’ die bijdraagt aan een aanzienlijke groep binnen de clerus die zich deze ‘identiteit’ aanmeet omdat de algehele acceptatie van de eigen identiteit, om al dan niet moverende redenen, niet tot de opties behoort.