Vorig jaar maakte koning Willem-Alexander excuses voor het Nederlandse slavernijverleden. Een schandvlek in de Nederlandse geschiedenis die zich niet zomaar laat wegpoetsen. Al was het maar omdat de herinnering levend wordt gehouden door de nazaten van de slaven van toen. Wat betekent het als de grootmoeder van je oma slaaf is geweest in Suriname? Wat doet het met een mens te weten dat je voorouders eens als marktwaar werden verhandeld? Dat ze huid tegen huid in het ruim van een schip vanuit Afrika werden vervoerd naar een ander werelddeel? De vernedering, de persoonlijke onvrijheid, het harde werken, de dienstbaarheid die bij een slavenbestaan hoort.

De Raad van Kerken in Nederland had al eerder gemeend dat excuses op zijn plaats waren. De Raad schreef een brief waarin ze de nazaten van de toenmalige slaven excuses aanboden voor de pijn eens aangedaan. Want, zo stelde de Raad, was de slavernij niet ook een product van een bepaalde manier van omgaan met de bijbel, alsof slavernij zomaar goed te keuren was met een verwijzing naar dit aloude boek?

Het is goed dat dit alles nu aan het licht komt en niet onbesproken blijft. Niet alleen met het oog op het verleden, maar ook met een blik naar het heden. Beseffend dat slavernij ook vandaag de dag nog in allerlei varianten voorkomt, zelfs in eigen land: de slavernij van gedwongen prostitutie of van kinderarbeid. Mensen die werken op de laagste treden van de maatschappelijke ladder, veelal slecht betaald voor vies en gevaarlijk werk. Vluchtelingen die persoonlijke vrijheid moeten ontberen en een gemis aan rechten kennen.

Misschien hebben we vandaag de dag andere woorden gevonden om aan te duiden welke plaats iemand inneemt in de hiërarchie van een samenleving of bedrijf. Maar zeg niet dat we slavernij nu niet meer kennen. Knechting en knechtschap zijn van alle tijden.

Hoe zit dat in de bijbel? Wat zegt de bijbel over slavernij? Allereerst valt op dat je nergens in de bijbel een onomwonden verbod op slavernij kunt aantreffen. Dat is wellicht een vreemde ontdekking, maar in de gehele oud-oosterse wereld was slavernij een volstrekt normaal verschijnsel. De bijbel staat dan ook vol met verhalen over heersers en slaven, over bazen en ondergeschikten. Wél zijn er allerlei bepalingen die ervoor moeten zorgen dat het lot van slaven wordt verlicht en dat de rechten van slaven (zo ze die al hadden) worden beschermd.

Eén van die bepalingen kom je tegen in de tien geboden uit Exodus. Daarin staat dat de zevende dag een rustdag is – gewijd aan de Heer – en dat er niet gewerkt mag worden. Dat geldt voor u, zo staat er dan, maar óók voor uw slaven en slavinnen; voor uw vee, maar ook voor de vreemdelingen die bij u in de stad wonen. Het gebod de sabbat, de rustdag, te vieren geldt dus voluit: aan eenieder is de rustdag gegarandeerd.

Maar er is met de tien geboden nog iets anders aan de hand. Want helemaal aan het begin van de tien geboden spreekt God deze woorden: ‘Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij heeft bevrijd.’ De God van het Oude Testament wordt hier in de eerste plaats aangeduid als een bevrijder-God. God is kenbaar omdat hij van onvrije mensen, vrije mensen heeft gemaakt. De geschiedenis van God en mensen is een bevrijdingsverhaal. Voor Israël is dat de kern van het geloof. God werd en wordt het meest ervaren – het meest dichtbij beleefd – in de Exodusgeschiedenis, het verhaal van de uittocht en de bevrijding uit het slavenbestaan in Egypte. Dat is de eerste inzet van de tien geboden. Onthoud dat goed: ‘Ik ben de Heer, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij heeft bevrijd.’

Wat leert het Nieuwe Testament over dit onderwerp? Ook daar kunnen we eenzelfde lijn ontdekken. Het meest ingrijpend kunnen we dat teruglezen bij Paulus, in een sleuteltekst van het Nieuwe Testament, woorden uit de Galatenbrief:

‘Want door het geloof en in Christus Jezus bent u allen kinderen van God. U allen die door de doop één met Christus bent geworden, hebt u met Christus omkleed. Er zijn geen joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus.’

We kunnen ons wellicht niet meer zo goed voorstellen hoe revolutionair dit bericht van Paulus was in het toenmalige Romeinse Rijk waar iedereen een nauwkeurig bepaalde positie had. En laten we wel zijn: waarschijnlijk bestond zelfs meer dan de helft van de bevolking toen uit mannen en vrouwen die afhankelijk van hun ‘heer’. Werkelijk vrij was slechts een kleine bovenlaag; veruit in de meerderheid was de groep die in bijna alles afhankelijk was van anderen. Zij moesten zogezegd genadebrood eten, de hand ophouden, zich voegen naar de grillen van hun heer en meester.

Toch bestonden in die tijd ook onder slaven rangen en standen. Het leven van de meesten beantwoordde vermoedelijk aan het beeld dat wij over het algemeen van een slavenbestaan hebben: hard werken als lijfeigene voor een heer of baas die alles over hem of haar te zeggen heeft. Maar dat gold niet voor alle slaven. Sommigen droegen grote verantwoordelijkheden. Ook zij waren lijfeigenen, maar dat verhinderde niet dat zij in opdracht van hun heer op reis konden gaan om in andere steden belangrijke handelscontracten af te sluiten. Ook in het slavenbestaan had je gradaties van mensen die het beter of slechter getroffen hadden.

Paulus is echter radicaal. Hij staat een nieuwe gemeenschap voor waarin het er niet meer toe doet wie of wat je bent, wat je maatschappelijke status is of je rol in de samenleving. Je bent allen één in Christus, verkondigt hij. Of je nu man bent of vrouw, slaaf of vrije, jood of Griek, je maakt allen deel uit van dat ene lichaam. Er is een absolute gelijkheid tussen de verschillende leden van dat lichaam. ‘In Christus zijn’ betekent voor Paulus een bevrijdend nieuw gegeven. En Paulus opent breed de deur. Ieder is welkom in de ene gemeenschap van Christus, iedereen is volkomen gelijkwaardig. Het was en is de revolutionaire boodschap van het christelijk geloof. Het is bijna wonderlijk dat die boodschap niet helderder voor het voetlicht gebracht kan worden. Nog steeds is het een uniek bericht.

Dit artikel is afkomstig uit Mondig, magazine van de Doopsgezinden.

noord

Alex Noord

Alex Noord (1966) is rector van het Doopsgezind Seminarium en predikant in de Doopsgezinde Gemeente Haarlem.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.