Het interview met Van Dis had moeten gaan over zijn boeken, maar het werd een wijd uitwaaierende monoloog over de Syrische vluchtenstroom in Europa. Dat de positie van de blanke de positie van de minderheid is geworden. De witte bevoogding is mondiaal voorbij. Van Dis wil niet denken als een bange, witte man maar hoe ga je in deze weerbarstige werkelijkheid om met je hooggestemde idealen?

Ik was precies om die reden aan Strangers no More begonnen, een vergelijkende studie naar het immigratieproces in de afgelopen halve eeuw in vier Europese landen – Nederland, Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland – de VS en Canada. Maar stiekem ook omdat ik het een verbazingwekkend mooie titel vind voor een wetenschappelijk werk. Zelden lukt het academici om hun bevindingen, hun analyses in zulke trefzekere tegeltjeswijsheden samen te vatten. De gastarbeiders van toen, en hun kinderen en kleinkinderen, zijn geen vreemden meer voor de rest van de Westerse wereld, maar wat zijn ze dan wel? Als dat nog niet eens helder is, zo vroeg ik me al lezend af, hoe kan ik dan bevroeden hoe het de Syrische vluchtelingen in hun nieuwe Westerse context zal vergaan en hoe deze samenlevingen door hun komst veranderen. Terwijl de nieuwe realiteit door de achterdeur naar binnen glipt, debatteren we nog steeds op luide toon over de duiding van die eerdere immigratiebeweging.

De kracht van het boek van Alba en Foner is dat ze niet pretenderen het precies te weten, maar ze prikken wel enkele grote verhalen door en benoemen nauwgezet de bestaande realiteiten. Bijvoorbeeld dat de situatie in de oude wereld – de VS heeft het hoogste percentage inwoners ter wereld dat niet in het land zelf is geboren en Canada neemt zo goed als uitsluitend beter opgeleiden op – en de nieuwe wereld – Nederland, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië – niet zo eenduidig is als vaak wordt geschilderd. Dat de oude wereld met zijn settlers-mentaliteit veel meer een spons is waarin nieuwkomers worden opgezogen, dan de nieuwe wereld met tot recent zijn meer exclusieve nationale identiteiten en monoculturen. De effecten van immigratiebewegingen gaan juist meer op elkaar lijken, betogen zij.

In de VS leven immigranten veelal in armoede in achterstandswijken met een hoog percentage nieuwkomers. In Europa is dat lang niet zo extreem en gesegregeerd. Verder is de werkloosheid in de tweede generatie er hoger dan hier en doen de kinderen van immigranten daar het slechter in het onderwijs. Nog afgezien van de rassenproblematiek die recent in de VS weer is opgelaaid. En terwijl de vier onderzochte Europese landen, aldus de academici, verwikkeld zijn in de discussie over hoe de transitie naar verscheidenheid vorm moet krijgen, een verhaal met nationalen accenten, wordt de discours in de VS juist verlegd naar een meer inclusieve nationale identiteit.

Daarmee is oude tegenstelling tussen de snelheid waarmee nieuwkomers daar en hier de kans krijgen zich te nestelen, niet helemaal van tafel. Evenals de werkelijkheid dat immigranten in West-Europa langer nodig hebben om zich te voegen omdat West-Europese landen nu eenmaal pas recent en beperkt met het idee van diversiteit als nationaal concept zijn gaan spelen. Daarnaast wordt er in de VS meer interraciaal gehuwd dan in Nederland en in onze buurlanden. Met name de Zuid-Aziaten in Groot-Brittannië en de Turken en Marokkanen in Nederland worden in het boek expliciet ter voorbeeld gesteld van groepen waar – mede om ook religieuze redenen – vrijwel uitsluitend in de eigen kring wordt getrouwd. Dat bevordert hun opname, en die van de navolgende generaties, in de mainstream van de samenleving allerminst, concluderen Alba en Foner. Ook individuen worden daardoor minder snel als ‘een van ons’ gezien.

Een andere observatie is, en dat geldt voor beide zijden van de oceaan, dat de raciale, etnische en religieuze onderscheidingen van migranten die met geen tot lage opleiding arriveren de permanente basis zijn voor hun status van minderheid. De auteurs zien zelf ook wel in dat dit een tamelijk kille uitspraak is, waarvan de scherpste randjes onderhand zijn afgevijld door het groeiende succes van een deel van de tweede en derde generatie – in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Ze roemen met name het succes van minderheden in de lokale en nationale politiek. Het kon niet uitblijven: president Obama in de VS en burgemeester Aboutaleb in Rotterdam.

Tot slot sparen ze ook hun peergroep niet. De grand narratives van wetenschappers aan de hand waarvan het slagen dan wel het falen van integratie werd en wordt afgelezen. Al die modellen die in de achterliggende decennia zijn uitgedacht, en die als gids dienden en dienen voor lokale en nationale beleidsmakers van hoe integratie kan worden bevorderd, afgedwongen, ter hand genomen, noem het maar op, blijken vrijwel altijd te abstract te zijn. Een Nederlands voorbeeld. Alba en Foner stellen dat het discutabel is of eind vorige eeuw in ons land daadwerkelijk het multiculturele model werd gehanteerd. Veel modellen, argumenteren ze, verhullen tussentijdse koerswijzigingen. Zoals het al genoemde wegdrijven in de VS van het culturele pluralisme naar de agressieve nadruk nu op Amerikanisering.

Kortom: geen enkel groot verhaal, geen enkel model of perspectief geeft een afdoende verklaring voor de mate van slagen en falen van integratie, in welk land dan ook. Dat ontslaat een ieder, aldus de auteurs, niet van de plicht om alert te blijven, bij de buren te kijken wat werkt en niet, te blijven sjorren aan het faciliteren van integratie. Om net als Van Dis dus tamelijk fanatiek te willen begrijpen hoe de tijd waarin we leven in elkaar steekt.

santing-1

Froukje Santing

Journalist / Onderzoeker / Islamspecialist

Froukje Santing was 7 jaar in Turkije werkzaam als correspondent voor o.a. NRC Handelsblad. Ze schreef o.a. Dwars op de tijdgeest
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.