Begrippen als ‘joods-christelijk’ en ‘abrahamitisch’ zijn mijn inziens niet intrinsiek discriminerend. De morele of politieke lading van een term wordt immers bepaald door zijn sociale context. En hierin speelt het element van macht. “Als ik een woord gebruik,” zei Humpty Dumpty, een karakter uit Alice in Wonderland, “betekent het gewoon wat ik kies dat het betekent – niet meer en niet minder.” “De vraag is,” zei Alice, “of je kan maken dat woorden zoveel verschillende dingen betekenen.” “De vraag is,” zei Humpty Dumpty, “wie de baas is.” Als de heer Wilders de term ‘joods-christelijk’ in de mond neemt, heeft dit een andere connotatie dan wanneer dit gebeurt in het kader van de joods-christelijke dialoog, waar men elkaars traditie kent en respecteert. Met andere woorden, processen van in- en uitsluiting zijn veel complexer dan de taal die we gebruiken.

Neerbuigendheid jegens stammen en volken is van alle tijden, en we zijn hierin creatief. De oude Egyptenaren noemden de Aziaten onbetrouwbaarder als een krokodil op de oever, Grieken keken neer op Barbaren die maar wat brabbelden. Een man kon veracht worden omdat hij een baard droeg, of juist niet. In de 19de eeuw werd “ras” het instrument om mensen te vernederen: je kon wel zien dat hij een misdadiger was.

Met uitzondering van sekten hebben groepsculturen, nationale en religieuze culturen, altijd twee aspecten: Gemeinschaft én Gesellschaft. Er is sprake van een overleverde traditie enerzijds en van geconstrueerde geschiedenissen en verhalen anderzijds. De mens heeft behoefte aan veiligheid, als individu overleven we domweg niet, en daarom vindt groepsvorming plaats. Ergens bij horen is letterlijk van levensbelang. Een natie heeft overkoepelende begrippen en symbolen nodig, om niet te desintegreren. Aan de andere kant bestaan er mogelijkheden om lid te worden. Door in te trouwen in een groep, door bekeringen, of het leren van de taal en de gebruiken. Zelfs de joodse gemeenschap, die om allerlei redenen een hoge drempel kent, laat proselieten toe (die dan wel moeten worden ‘ingewerkt’ in de joodse cultuur).

De biljartclub en de voetbalclub kennen toelatingsprocedures. In wezen is daar niets onethisch aan. De vraag is wanneer mensen op oneigenlijke gronden geweigerd worden. Met andere woorden: wanneer is er sprake van discriminatie? Op zichzelf is het niet discriminerend om te constateren dat Nederland zoals wij dat kennen is voortgekomen uit een christelijke, of zo je wilt joods-christelijke, dan wel westerse cultuur. Sterker nog, mensen die kunnen terugvallen op een sterke identiteit zijn eerder geneigd om nieuwkomers te accepteren. Nieuwkomers vormen dan immers geen bedreiging. Culturen liggen bovendien niet voor eeuwig vast, zij zijn zogezegd dynamisch. De uitdaging is, met allen die in Nederland wonen, om in dialoog te blijven over onze kernwaarden en over zaken zoals de rechtsstaat die niet onderhandelbaar zijn.

rachelree

Rachel Reedijk

Schrijver

Rachel Reedijk is cultureel antropoloog en schrijver. Ze is lid van de dialoogcommissie van de Liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.