Toen ik in 1977 Arabisch ging studeren wist ik vrijwel niets van de islam en hoe moslims leven af. Na een paar jaar gestudeerd te hebben, vertrok ik in 1981 voor een jaar naar Cairo in Egypte op een uitwisselingsbeurs. Overigens had dat nogal wat voeten in de aarde. Op 6 oktober 1981 werd de Egyptische president Sadat vermoord door moslimfundamentalisten, waardoor mijn vertrek met drie weken vertraagd werd.
Het jaar dat ik in Egypte woonde en studeerde beschouw ik tot op de dag van vandaag als een cesuur in mijn leven. Ik beleefde daar mijn coming out als homo. Had ik tot dan toe dapper weerstand weten te bieden aan de verleidingen van het mannenvlees, de Egyptische samenleving is zo fysiek, vooral mannen onder elkaar, ik zeeg. In die tijd was ik een overtuigd pinksterchristen en doordrongen van het dogma dat homoseksualiteit verboden was. Maar mijn gevoel sprak immer andere boekdelen. En zo verwierf ik dus mijn identiteit als homo, maar verloor ik mijn identiteit als christen, maar niet noodzakelijkerwijs als gelovige. Een van de grote voordelen van mijn christentijd, die overigens niet van het eigen gezin uit was meegegeven, was en is evenwel dat ik de Bijbel van voor naar achteren en terug ken. Handig in het debat vandaag de dag over religie en samenleving.
Na het jaar dat ik in Egypte doorbracht ben ik nog vaak naar het land teruggekeerd. Ook andere landen waar veel moslims wonen heb ik vaak bezocht, zoals Turkije, Marokko, Tunesië en de Palestijnse gebieden.
Het beeld dat ik van de islam en de moslims kreeg toen ik in Egypte woonde is eigenlijk nooit meer veranderd. Het deed en doet me nog steeds denken aan de religie van mijn voorvaderen, het gereformeerde geloof. Mijn familie van vaders kant was gereformeerd en al deden mijn eigen ouders er weinig aan, het gereformeerde geloof zit toch gebakken in mijn genen. Er spreekt rust uit en de kerk is een gewijde plek. Totdat de dominee gaat praten. Dan haak ik heel snel af.
Dat doordesemd zijn met het geloof ben ik ook altijd tegengekomen in de islamitische landen die ik bezocht heb. Het maakt dat ik me in zekere zin thuis voel. Het is een gevoel, en het laat zich dus lastig beschrijven. Voor mij betekent islam een religie van rust en balans.
Dat wil niet zeggen dat ik persoonlijk iets in de islam zie. Ik heb grote moeite met de positie van de vrouw in de islam. Hoe hard er ook gewerkt wordt aan haar emancipatie, de praktijk is dat zij nog steeds een achtergestelde positie inneemt. Met homoseksualiteit en islam heb ik minder moeite, zoals de meeste moslims dat ook hebben. Homo zijn wordt in zekere zin gedoogd, maar niet in het openbaar en openlijk zeggen dat je homo bent, dan wel wilt gaan samenwonen of, erger nog, wilt trouwen, is vragen om veel moeilijkheden. Dat gaat niet. Maar er zijn veel meer vrouwen dan homo’s in de islamitische wereld en ook daarom gaat mijn sympathie naar hen uit.
Anno 2013 is mijn islam en moslimsbegrip niet of nauwelijks veranderd.
Niet als mij voor de voeten geworpen wordt hoe extreem en gewelddadig de islam is, verwijzend naar de moord op Theo van Gogh door Mohammed Bouyeri. Maar met die gewelddadige islam had ik al in een pril stadium van mijn studie kennis gemaakt door de moord op president Sadat. Niets nieuws onder de zon. Helaas.
En ook niet door het vaak ten hemel schreiend scherpe debat over de islam in ons land en de wereld van de laatste tien, vijftien jaar. Want als er iets is wat dat debat heeft opgeleverd, dan is dat wel kennis van de duistere kanten van de islam. De jihadistische moslims hebben hun uiterste best gedaan om hun eigen religie in een zo kwaad mogelijk daglicht te stellen, en daarin zijn ze met vlag en wimpel geslaagd. Maar het debat is volledig doorgeschoten. Het lijkt wel of alle moslims terroristen zijn en erop uit zijn de wereld te veroveren en overal de Sharia in te voeren.
Dat dat beslist niet waar is, zeggen mij mijn eigen ervaringen, zo vroeg al gevormd, met de omgang met moslims. Tot op de dag van vandaag heb ik dezelfde indruk van de grote-massa-moslim, die net als iedereen een goed leven wil leiden.
Die laatste indruk wordt versterkt door de Arabische Lente en die gebeurtenis is eigenlijk de enige die mijn houding ten opzichte van moslims veranderd heeft, moet ik toch bekennen. De roep op het Tahrir-plein, in Tunis en Benghazi, was een roep om vrijheid. Niet om islam. Het ging de mensen om vrijheid. Zelf keuzes kunnen maken, zelf uitmaken wat goed voor je is. En zo heb ik de moslims ook altijd leren kennen en ervaren, al waren er minder prettige kanten aan de islamitische samenlevingen zoals de positie van de vrouw.
De recente gewelddadige gebeurtenissen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika en de internationale bemoeienis, maken dat de Lenteroep om vrijheid van 2011 volledig is gesmoord. Maar ik heb de stemmen gehoord en ik hoor ze eigenlijk nog steeds.
Dat laatste maakt dat mijn toch al onwrikbare wereldbeeld van islam en moslims wordt bevestigd. In die zin draag ik de erfenis van mijn gereformeerde voorvaderen in mij. Heeft een mening zich eenmaal in mij gevestigd, dan krijg je deze er nooit meer uit. Toch mooi, het geloof.