Deze woorden zijn een citaat uit Handelingen 1,9. Het zijn de laatste woorden van Jezus op aarde. Het artikel begint met de volgende zin: “Onvermoeibaar reizen Harald Eckert en ds. Willem Glashouwer de wereld over om Gods boodschap over Israël en het Joodse volk te brengen aan voorgangers, leiders, gemeenteleden en andere geïnteresseerden”. De titel sluit letterlijk aan bij de zendingsopdracht die Jezus aan zijn discipelen gaf vlak voor zijn hemelvaart. In het Grieks staat een enkelvoud. De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) van 2005 heeft een meervoud: “tot aan de uiteinden van de aarde”, de NBG van 1951: “tot het uiterste der aarde”. Het enkelvoud komt overeen met de ervaring van de meeste zendelingen. Ze worden vanuit hun zendende kerk meestal maar naar één verre bestemming gezonden. Door gebruik van het meervoud suggereren Glashouwer en Eckert dat hun zendingsreizen net als die van Paulus en Barnabas naar vele bestemmingen gingen.

Toch vallen de verschillen tussen deze reizen meteen op. De apostelen zullen vervuld met de Geest getuigen van Christus zijn. Eckert en Glashouwer reizen de wereld over om “Gods boodschap over Israël en het Joodse volk te brengen”. Israël is evenwel een seculiere staat en het Joodse volk erkent in grote meerderheid Jezus niet als hun Messias. Hoe hun boodschap luidde, wordt niet vermeld. De lezers van de nieuwsbrief worden verondersteld te weten wat bedoeld wordt. Christenen voor Israël ziet de stichting van de staat Israël immers als vervulling van profetieën uit het Oude Testament. Hun probleem is dat die niet worden herhaald of bevestigd door Jezus en zijn apostelen.

Een ander groot verschil tussen de apostelen toen en Christenen voor IsraëI is dat Jezus zijn apostelen duidelijk maakt dat hij niet een concreet aards koningschap beoogt. Op hun vraag betreffende het herstel van een koningschap over Israël, antwoordt Jezus: “Het is niet jullie zaak dat te weten”. Toen hij eerder met hen sprak over het koninkrijk van God (vers 3) zal hij zeker herinnerd hebben aan wat hij tegenover Pilatus verklaarde: “Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld”… “is niet van hier” (Johannes 18,36). In  zijn toespraak in Handelingen 3,20 heeft Petrus het al beter begrepen: Jezus moest naar de hemel terugkeren tot de tijd aanbreekt waarin alles wordt hersteld. Hij gebruikt het zelfde Griekse woord voor herstellen als in Handelingen 1,8. De tijd van dit herstellen ligt in de handen van God de Vader. Jullie krijgen een andere taak, zegt Jezus. Herstel van Israël vormt geen onderdeel van zijn zendingsopdracht en een concrete seculiere staat past niet in zijn koninkrijk.

In de taakomschrijving van de apostelen komt Israël dus niet apart ter sprake, het gaat God uiteindelijk om herstel van alles. Aan dat getuigen zijn tot het uiterste van de aarde, heeft de Kerk nog steeds haar handen vol. Die taak is nog niet af. De zendingsreizen van Christenen voor Israël staan derhalve haaks op de duidelijke opdracht van Christus. Door een deel van de zendingsopdracht te citeren maakt men misbruik van de laatste woorden van Jezus. Is dit geen persiflage van zending, geen pseudozending? Eckert en Glashouwer weten intussen blijkbaar meer dan de apostelen toen. Want zij beweren Gods boodschap over Israël en het Joodse volk te kennen en te kunnen verkondigen. Beschikken ze over een speciale openbaring? Daarmee werken is altijd riskant.

Zijn ze voor die zendingsreizen door de kerken gemachtigd, zoals Paulus en Barnabas? Zendelingen van de PKN, waartoe ds. Glashouwer behoort, hebben in navolging van de apostelen altijd een zendende kerk. Kerkrechtelijk hoort dat daarom ook zo. Maar die speciale boodschap van God over Israël en het Joodse volk heb ik in het Nieuwe Testament niet ontdekt. De boodschap van het Nieuwe Testament gaat namelijk over niemand anders dan Jezus Christus, niet over Israël. Die boodschap is wel als eerste geadresseerd aan dit volk en vervolgens aan de andere volken, de heidenen. Het verschil tussen Jood en Griek is met de komst van Jezus immers verdwenen. Voor God zijn voortaan alle volken, inclusief Israël, gelijk. De scheidingsmuur is afgebroken (Efeziërs 2,14). De tijdelijke voorrang van Israël is met de komst van de Christus ten einde.

Aan die opdracht in Handelingen 1,9 herinnert Paulus in Antiochië (Handelingen 13,47): “Want de Heer heeft ons het volgende opgedragen: ik heb je bestemd tot een licht voor alle volken om redding te brengen tot aan de uiteinden der aarde”. Voor opdracht wordt hetzelfde Griekse basiswoord gebruikt als in het zendingsbevel in Matteüs 28,20. De NBG heeft ‘heidenen’ in plaats van ‘volken’. Eckert en Glashouwer richten zich evenwel niet tot de volken of heidenen, maar vooral tot kerkelijke leiders en voorgangers. Is dat wel zo nodig? Die weten toch allang wat in de Bijbel over Israël staat? In al die landen waar ze op bezoek zijn geweest beschikken ze immers over complete vertalingen van de bijbel. Alles wat voor christenen belangrijk is om te weten over de rol van Israël in Gods heilshandelen met de wereld staat daar in. Toen ik zelf zendeling was in Pakistan (1964-1977), gezonden door de gereformeerde Keizersgrachtkerk in Amsterdam, heb ik me altijd verheugd over de grote parate bijbelkennis en de diepe inzichten van de voorgangers en ook van vele gewone gemeenteleden in dat land. Maar uit geciteerde Nieuwsbrief wordt me duidelijk dat Eckert en Glashouwer meer weten dan in de bijbel staat. Voor hen is de stichting van de staat Israël blijkbaar een nieuw heilsfeit, het begin van de eindtijd. Zo komen bij hen einde der tijden en einden der aarde bij elkaar. Blijkbaar ook het einde van de zendingsopdracht, die Jezus aan zijn discipelen gaf. Collecteren voor de zending is dan niet meer nodig. Die opdracht wordt door hen vervangen door een nieuwe zelfbedachte “boodschap van God over Israël en het Joodse volk”.

Een opdracht die botst met het zendingsbevel. Zo wordt een nieuwe vervangingstheologie geboren! Zelfs een nieuwe zendingstheologie. Die wereldzending van Christenen voor Israël, zo lees ik ook in deze Nieuwsbrief, zou helpen tegen antisemitisme. Maar versterkt deze voorkeursbehandeling van “Israël en het Joodse volk” niet juist gevoelens van antisemitisme? Van de verkiezing van Israël tot dienst aan Gods plan met de wereld in Christus wordt zo immers een voorkeursbehandeling gemaakt. Volgens die redenering zouden niet-Joodse, dat wil zeggen: moslimse en christelijke inwoners van het land, bij God minder in tel zijn. Zo’n etnische voorkeursbehandeling leidt tot ethisch onaanvaardbare consequenties, zoals het verdrijven van niet-Joden van hun geboortegrond en dit vervolgens goedpraten met bijbelteksten. Trouwens, ook alle andere niet-Joodse inwoners van deze wereld tot aan de einden der aarde, die allemaal naar Gods beeld geschapen zijn, komen in deze theologie op de tweede rang. Voor God zijn toch alle mensen gelijk? “God slaat geen acht op het aanzien van een mens” (Gal 2,6). Seculier gesproken: Mensenrechten zijn gelijk voor alle mensen.

jantjeslomp

Jan Slomp

Emeritus predikant en islamoloog

Jan Slomp is emeritus predikant en islamoloog. Hij schreef vele boeken en artikelen over de dialoog tussen moslims en christenen.
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.