Opmerkelijk is dat Akgündüz niet alleen weinig op lijkt te hebben met de westerse democratie, maar voorts ook bij uitstek sektarisch opereert. Hij behoort tot de soenitische islam, waarmee op zich niets mis is. In Turkije is deze de staatsgodsdienst, waarbij de soenitische imams zelfs het twijfelachtige ‘voorrecht’ hebben betaald te worden door de overheid, twijfelachtig omdat dit tevens beheersing door de staat inhoudt. Iets wat ook decennia lang het geval was, – soms ook onderdrukking -, een beheersing die de laatste tijd onder de AK-partij overigens veel minder het geval is. Staatsgodsdienst impliceert tevens dat andere godsdiensten, zoals de Armeense, de Syrisch-Orthodoxe, de Protestantse en de Grieks-Orthodoxe, in meer of mindere mate worden gediscrimineerd. Wat velen niet weten, is dat dit ook geldt voor de islamitische (liberale) Alevieten, van wie kleine minderheden in Turkije me tijdens m’n recente onderzoek aldaar zeiden dat die het allereerst gelijkheid voor de wet zouden moeten krijgen. Hun gebedshuis heet niet moskee, maar cemevi. Deze politiek en economisch vrij invloedrijke stroming in Turkije kreeg echter ook bij de recente, door de (soennitische) premier Erdogan voorgestelde democratische vernieuwingen (ook richting de Koerden gelukkig, maar nog niet genoeg) helaas (nog steeds) geen gelijkberechtiging.
In dit licht is het van belang te melden dat vorige maand het startsein is gegeven voor de bouw van een gezamenlijk reusachtig gebedscomplex in een stad bij Ankara, waar een cemevi en een (soenitische) moskee geïntegreerd naast elkaar komen te staan. Dit ambitieuze project van verzoening is het initiatief van genoemde Turkse schrijver en soefi-geleerde Fethullah Gülen en voorts van Izzettin Dogan, voorzitter van de Alevitische stichting Cem. Het is door vele andere prominente leiders van de Alevieten toegejuicht als een eerste stap naar ‘vrede en hereniging’ van beide tradities. Gezien wat er in Syrië gaande is, een bloedige burgeroorlog, waarvan nu bijna een ieder inziet hoezeer die een sektarisch karakter heeft, kan ik ook in de Turkse situatie dit niet anders zien dan als een zeer belangrijk initiatief. Rector Akgündüz spreekt daarentegen op zijn website in deze van ‘een merkwaardig project’, dat hij veroordeelt en wel omdat cemevi’s ‘niet geaccepteerd kunnen worden als gebedsruimtes’ en ‘dialoog met alevieten niet mogelijk is’, iets wat hij onderbouwt met de stelling, dat soenisme en alevitisme ‘op essentiële punten’ zouden verschillen.
Een merkwaardige stelling voor een hoge functionaris van een universiteit, waar uitwisseling van gedachten een ‘conditio sine qua non’ lijkt en dialoog in het algemeen juist plaats vindt tussen mensen die van elkaar van visie verschillen. De relatie tussen soennieten en alevieten is nog steeds wat gespannen. Van een universiteitsrector verwacht je geen versterking van sektarisme, maar veeleer initiatieven om die spanning te doen verminderen. Iets zoals dat het geval is met het genoemde moskee-cemevi-project, waarachter de op vrede en dialoog gerichte Fethulla Gülen het brein lijkt. Of deze rector kan worden gehandhaafd, is de vraag. Ik wens minister Asscher veel wijsheid in deze.
Hans Feddema was recent nog korte tijd voor sociologisch onderzoek in Turkije.