Zodra ik de kansel heb bereikt, voel ik eerst mijn voeten op de vloer. Het evangelie draait om incarnatie – vleeswording, een term die de geur van grond uit de boeken van Jan Wolkers en Lucas Rijneveld oproept. Zichtbaar vlees ben ik dat iets moet zeggen over onzichtbare dingen, zoals de Vader, de Zoon en de heilige Geest, amen. Ik kijk naar de gemeente, om even contact te maken, en vervolgens naar mijn papier met de preek. De woorden lijken kleiner te worden, het wit daartussen dijt uit: een woestijnachtige leegte met gebleekte botten, stenen en schroeiende hitte. Er is geen ontkomen aan. De Veertigdagentijd komt eraan.
Die begint op Aswoensdag. Dit jaar valt die samen met Valentijnsdag, de dag waarop bloemisten de liefde in een papiertje wikkelen. Als ik voorga in de Aswoensdagviering, teken ik met as een kruisje op het voorhoofd van de mensen. In dat benen kastje schuilt namelijk de heimelijke illusie dat we nooit dood zullen gaan. Ik spreek de klassieke woorden uit: ‘Stof ben je en tot stof zul je terugkeren’. Onze vergankelijkheid moet erin worden gewreven, dan zijn mensen straks niet al te geschokt mochten ze bij de dokter een slechtnieuwsgesprek krijgen. Want een confrontatie met het duistere niets van de dood, is een confrontatie met het niets van vóór onze geboorte. We kunnen dan beseffen dat God ons elke seconde uit liefde tevoorschijn roept. Een liefde die sterk is als de dood. En beide eisen van ons hetzelfde: overgave.
Als we denken dat we nooit zullen sterven, zullen we onherroepelijk beheerst worden door angst. Angst haalt de sprankel uit het bestaan. Die verkleint het leven en metselt er een muur omheen, om Magere Hein buiten te houden. Maar is zo’n leven nog wel waard om geleefd te worden? Hoe moet dat dan met de liefde die altijd muren omver wil halen? Blijft die verpakt in kreukelig bloemistenpapier?
Aanvaarden dat we sterfelijk zijn, houdt ons open voor de verrassingen die het leven uitstrooit. Etty Hillesum voelde de kille tocht van de nazi-dreiging en schreef: ‘Het klinkt bijna paradoxaal: door de dood buiten zijn leven te sluiten, heeft men nooit een volledig leven en door de dood binnen zijn leven op te nemen, verruimt en verrijkt men zijn leven.’
Wat gebeurt er na de dienst? Als we met dat zwarte kruisje boven onze neus door de winkelstraat lopen, nog even op zoek naar een late attentie voor Valentijnsdag? Zullen mensen ons niet raar aankijken? Op de site van de EO, nooit te beroerd om ons gerust te stellen, staat dat we niet bezorgd hoeven te zijn. Want de Aswoensdagviering is ’s avonds en ‘dan is het in deze periode van het jaar al donker’. Grappig. We zijn sterfelijk, maar dat mogen andere mensen niet weten.
Wil ik dat zelf wel weten? Ik kijk naar mijn witte doopkleed dat aan de deur hangt.
Inderdaad, ik blijf een ‘absolute beginner’.
Leren te sterven aan het leven. Kort samengevat Jean. Opnieuw geboren worden.
‘We kunnen dan beseffen dat God ons elke seconde uit liefde tevoorschijn roept. Een liefde die sterk is als de dood. En beide eisen van ons hetzelfde: overgave.’
Deze zin springt er voor mij uit. Ik hoor er ook gedachten van Thomas Merton in doorklinken. Het is bijna niet te geloven…… maar soms, soms dringt dat besef even door. En terugdenkend weet je dat je je in dat ‘soms moment’ hebt overgegeven.