‘Onze voorouders hebben gekropen, opdat wij leerden lopen en wij hebben gelopen opdat ons nageslacht kan rennen’, zo sprak de jonge Melly Soiso op krachtige toon bij de Keti Koti herdenking op 30 juni in Amersfoort.

Een jaar herdenking van de afschaffing van de slavernij werd in Nederland afgesloten. Het is nog lang niet klaar, maar terecht wordt gezegd dat wat in gang is gezet gelukkig niet meer ongedaan gemaakt kan worden. Er is meer besef van de pijn die generaties lang doorwerkt, niet alleen bij oorlogstrauma’s zoals we al wisten maar ook bij de gevolgen van het slavernijverleden. In veel meer steden wordt Keti Koti nu herdacht en gevierd. Met toespraken, met kransleggingen, met muzikale optochten, met gesprekken. Men at op veel plaatsen in het land de Heri Heri maaltijd, georganiseerd door Kip Republic en bereid in het Paleis op de Dam. Dat gebeurde ook bij het Catharijneconvent waar net de tentoonstelling Christendom en slavernij, een Nederlands verhaal (te zien tot 22 september) geopend was.

De Bijbel en haar rol in slavernij

De samenstellers van de tentoonstelling hebben Nederland als het land van kerk, dominee en koopman als uitgangspunt genomen aan de hand van vragen als: kan een goed christen slaveneigenaar zijn? Moet je je slaafgemaakten bekeren? En wat zegt de Bijbel eigenlijk over wie tot slaaf gemaakt zijn? Bijna 300 jaar was er slavernij in het Nederlandse koloniale rijk, met name door het beleid van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en de West-Indische Compagnie (WIC). Kerken, dominees en theologen, zo blijkt uit de tentoonstelling, hebben daar ook aan meegewerkt.

In de Bijbel vond men in Chams vervloeking een reden om slavernij goed te keuren. Cham ziet zijn vader Noach dronken en naakt liggen, vertelt het door en wordt daarom vervloekt in Genesis 9,20-27: ‘Knecht van zijn broers zal Kanaän (zoon van Cham) zijn, de minste van alle knechten’. Deze tekst heeft men eeuwenlang gebruikt als rechtvaardiging voor slavernij en staat nog in een kinderbijbel van 2015. De tentoonstelling laat zien dat dit al in 1706 tegengesproken werd en nog vele malen daarna. Met name in de koloniën van de Amerika’s wordt de raciale interpretatie van de vloek populair. Zo kon het gebeuren dat slavernij in Nederland verboden was, maar Nederlandse plantagehouders dat elders eeuwenlang in praktijk brachten. Dat kwam de koopman natuurlijk goed uit en ook de kerken want die hadden soms eigen plantages en ook belangen in de slavenhandel. Op gegeven moment richtten zij zich ook op de bekering van de slaven ten koste van hun oorspronkelijke geloof. Dat kun je spiritueel kolonialisme noemen.

Geen zwarte bladzijden maar witte

Het zijn zwarte bladzijden in onze geschiedenis. Op 30 juni is ook stadsdichter Tanja ter Brake op de Keti Koti herdenking in Amersfoort. Ze draagt haar gedicht Er waaien pagina’s voor en vraagt zich af: ‘…in de mopjes over mensen die te lui zijn om te werken, over zwarte mensen. Terwijl juist zwarte mensen notabene kei- en keihard werkten voor witte mensen en beloond werden met zweepslagen. Zouden de zwarte bladzijden uit de geschiedenis eigenlijk niet witte bladzijden moeten heten?’

Wat zeggen de slaafgemaakten zelf?

Maar waar is de stem van de tot slaaf gemaakte? Die is er nauwelijks omdat op veel plaatsen het beleid was om hun geen onderwijs te geven. Ze konden vaak lezen noch schrijven. Er zijn daarom weinig persoonlijke documenten van slaafgemaakten te vinden. Dat was ook een problemen bij het samenstellen van deze tentoonstelling. Meestal moest men gebruik maken van archieven, verkoopacties en scheepslijsten, waarin óver hen werd geschreven. Heel af en toe komt een persoonlijk verhaal naar boven zoals van een vrouw, Leonora, die vlucht en zich in 1732 aan boord van een schip van de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) weet te verstoppen. Ze wordt ontdekt en ze verklaart dat ze zich aan boord verstopt heeft omdat ze slecht behandeld is door haar ‘meestresse’. Eenmaal aangekomen in Middelburg, weigert de MCC haar terug te sturen naar Curaçao. Ze vindt een betrekking en wordt lid van de Gereformeerde Kerk (dat hielp wel). Zo krijgt ze met haar gedurfde plan de vrijheid. Op de tentoonstelling zijn meer voorbeelden van verzet door vrouwen. Anton de Kom is een van de eersten die aandacht had voor de positie van vrouwelijke slaven, in een hoofdstuk uit zijn boek Wij, slaven van Suriname (1934).

Tegen de slavernij

Toch zijn er ook mensen die al vroeg om vrijheid voor de slaven pleiten, zoals sommige dominees en ook Peerke Donders, missionaris die in 1842 ging werken onder de melaatsen in Suriname. Of de Abolitioniste Elizabeth Fry (1780-1845) die in 1840 naar Nederland reist om daar de slavernijdiscussie aan te wakkeren. De relatie tussen slavernij en christendom blijft een moeilijke geschiedenis waarover nog veel uit te leggen valt, ook al zijn de excuses nu ook door de kerken gemaakt. Dat maakt deze tentoonstelling heel duidelijk.

Meer bewustwording

Tentoonstelling Catherijne Convent_Tula
Dion Rosina, Tula (onbekend-1795) Beeld door: Mike Bink

Langzaam ontstaat er zo meer bewustwording rond dit stuk van ons verleden, maar er moet nog veel gebeuren zolang het praten hierover door sommigen nog ‘slavernijgedram’ genoemd wordt. Daar helpt ook de beeldende kunst op deze tentoonstelling bij. Kunstenaar Dion Rosina geeft met een fictief portret aan Tula, de leider van de slavenopstand (1795) een eigen gezicht. De schilderijen van Natasja Kensmil becommentariëren de achttiende-eeuwse schilderijen ertegenover. Of ontdek in de interieurtekening van de Lutherse kerk uit circa 1785 door dominee Jan Brandes de slaven die tussen de banken aan de voeten van de kerkgangers zitten.

Gustav_Borreman_slavernij-tentoonstelling
Beeld door: Felicia Dekkers

Een van de beste onderdelen van deze tentoonstelling is theatermaker Gustav Borreman (wiens over-overgrootmoeder ook slavin was) die telkens opduikt op de videoschermen in de zalen om lastige vragen te stellen aan de toeschouwer. Door het innemen van de gebruikelijke standpunten over slavernij spiegelt hij de toeschouwer die ervoor staat. Zo vertelt hij dat hij onlangs, staande voor een supermarkt, ontdekte dat iemand per ongeluk met zijn ketting twee fietsen had vastgelegd, waaronder ook de zijne: ‘Toen de oude man uit de winkel kwam confronteerde ik hem met deze vergissing. Hij lachte en zei: ‘Ik verdien de zweep! Zomaar voor een Nederlandse supermarkt. Aan hoeveel generaties is de angst voor deze straf als mogelijk antwoord op misstappen doorgegeven? De echo van het verleden sloeg in mijn gezicht. Ziet u het systeem?’

Wat kunnen wij doen aan het slavernijverleden?

We kunnen het erkennen: het onrecht en de pijn die generaties doorwerkt. Maar laten we niet alleen naar het verleden kijken. Het gaat om die erkenning én om dan vervolgens verantwoording te nemen voor het heden en de toekomst. Wie maak ik tot slaaf nu? Bijvoorbeeld met mijn aankopen? Dat betekent dat we nu alarm moeten slaan over de met valse beloftes geronselde contractarbeiders van grote bouwprojecten in het Midden-Oosten, over ongedocumenteerden die voor een fooi zwaar werk doen. En laten we ons uitspreken over de omstandigheden van volwassenen en kinderen, die op allerlei plaatsen werken in mijnen en (kleding)fabrieken in Afrika en Azië, want dat is geen slavernij maar ‘slavernu’.

Felicia Dekkers

Felicia Dekkers

Redacteur

Felicia Dekkers is Neerlandica en studeerde later theologie. Zij werkte in het onderwijs (MO en HBO) en daarna als (beeld)redacteur bij …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.