Een oud verhaal vertelt hoe demonen opgewonden het hoofdkantoor van de duivel binnenstormen om hun baas slecht nieuws te brengen. Er schijnen namelijk mensen te zijn op aarde die de waarheid gevonden hebben, hetgeen uiteraard om passende maatregelen vraagt. Maar de duivel ziet meteen ongekende mogelijkheden: “We hoeven helemaal niets te doen behalve de mensen een beetje stimuleren hun waarheid aan elkaar op te dringen. Moet je eens opletten hoe gezellig het daar beneden gaat worden…”

Achteraf vermoed ik dat de predikant die geïrriteerd reageerde wanneer ik vragen stelde, wegliep voor zijn eigen twijfel aan de waarheid die hij meende te moeten verdedigen. Wat ‘de waarheid’ was, werd in ieder geval duidelijk in de methode van die dagen: je kon haar uit je hoofd leren met de vragen en antwoorden van de catechismus. Eigen vragen stelde je niet. Alleen de vragen waarvan het antwoord duidelijk leek, waren veilig.

Alhoewel de catechismus lang niet overal meer geleerd wordt, is de insteek van deze manier van geloven gebleven en dat bepaalt helaas mede het beeld dat velen van geloof hebben: het aannemen van een serie ongerijmdheden waar je verstand zich tegen verzet. Je zet je handtekening onder een geloofsbelijdenis waar je je vervolgens ‘aan vasthoudt’ om de twijfel te bezweren en de stormen van het leven te doorstaan. Het doet me denken aan het kiezen voor een partner uit angst voor eenzaamheid. Of aan het in beton gieten van een op hol geslagen kernreactor om het gevaar in te kapselen.

‘Daarom heet het ook geloven’ wordt nogal eens blijmoedig verkondigd wanneer het verstand bij bepaalde aannames tegensputtert. Maar je verstand uitschakelen heeft weinig met geloven te maken, hoezeer er ook terreinen zijn waar het verstand geen oplossing biedt en tijden waarin het beter zwijgen kan.

De slechte raadgever die angst heet

In het geloof waarmee ik opgroeide ging het vooral om het leven na de dood. De vraag of ik later naar de hemel of naar de hel ging speelde een grote rol. Natuurlijk moest ik hier op aarde m’n best doen te leven zoals God dat van me verlangde, maar daar ik toch nooit aan Zijn eisen zou kunnen voldoen, bleef me weinig anders over dan te hopen op de verlossing door het bloed van Jezus Christus. Wie het waagde de voorgeschreven en controleerbare geloofsbelijdenis te betwijfelen, moest vrezen voor uitsluiting van de geloofsgemeenschap en de eeuwige verdoemenis. Er zijn kerken waar deze dogmatische dictatuur nog altijd niet tot het verleden behoort. Maar ook in kerken die niet meer excommuniceren, sluimert de dwang tot conformeren aan de eigen belijdenis en aan de fixatie op het leven na de dood. Het idee dat het bij geloven vooral gaat om later in de hemel te komen, is trouwens ook buiten de kerken wijd en zijd verbreid. Het is een nogal hardnekkig en belemmerend misverstand.

Toen ik als jongeman theologie ging studeren deed ik dat evenwel in de ijdele hoop dat ik m’n tanende zekerheid omtrent mijn eigen geloof zou terugvinden. Als ik eenmaal wist hoe het zat, zou vanzelf wel duidelijk worden dat m’n twijfels ongegrond waren en ik zou m’n levensweg opgewekt en met hernieuwde zekerheid kunnen vervolgen. Ik raakte enigszins van streek toen een godsdienstwetenschapper verklaarde dat bij het bestuderen van godsdiensten de waarheidsvraag niet gesteld mocht worden. Achteraf weet ik dat ik mijn hakken in het zand zette omdat ik bang was te ontdekken dat mijn twijfels op z’n minst ten dele gerechtvaardigd waren. Bovendien vreesde ik in andere religies dingen aan te treffen die me zouden aanspreken. Het leek me dan ook veiliger het terrein van andersgelovenden te betreden met de geruststellende zekerheid dat hun godsdiensten het product waren van menselijke dwaasheid en hoogmoed.

Ik had nog veel last van een oeroude en bijna genetisch bepaalde overtuiging van de superioriteit van mijn ‘algemeen ongetwijfeld christelijk geloof’. Ik wist nog niet dat het claimen van de waarheid niet alleen ongezond is voor degene die haar opgedrongen krijgt, maar net zo goed – en misschien nog wel meer – voor degene die haar verkondigt. En ik zag nog niet in dat zo’n houding niet bepaald bevorderlijk is voor de onderlinge verhoudingen en een open ontmoeting met anderen.

Gevangen zijn in je eigen waarheid is één ding, die waarheid aan anderen opleggen is een ander dat er maar al te gemakkelijk op volgt. Wanneer je zelf bang bent om vérder te denken zul je moeilijk verdraagzaamheid kunnen opbrengen voor diegenen die weigeren hun gedachten in angst te laten smoren.

Toen in de 19de eeuw de opgeschrikte Rooms-Katholieke Kerk het steeds zwaarder te verduren kreeg door de gevolgen van de Verlichting en de opkomst van het zogenaamde Modernisme, wist ze geen ander verweer te bedenken dan tijdens het eerste Vaticaanse Concilie in 1870 het dogma van de onfeilbaarheid van de paus af te kondigen.

Vanuit protestants perspectief mag dit een aanmatigende en onbeholpen poging zijn de om zich heen grijpende twijfel en onzekerheid te bezweren, maar de prelaten van destijds maakten gebruik van dezelfde drogreden die nog altijd op grote schaal wordt ingezet door kerkelijke machthebbers en voorgangers: ‘ik heb meer gelijk dan jij omdat ik het van God zelf heb.’ De woorden ‘zending’ en ‘verkondiging’ weerspiegelen deze ongezonde waarheidsclaim en dragen de kiem van onverdraagzaamheid en religieus gemotiveerd geweld in zich.

mensen-dialoog_pixabay
Dirk van de Glind: “Ik geloof dat alle religies het resultaat zijn van het zoeken naar zin en betekenis” Beeld door: Pixabay

Het niet kunnen dealen met verschil en onzekerheid is de voedingsbodem voor ideologieën van het grote gelijk, die altijd levensgevaarlijk zijn voor hen die er anders over denken. Ze hebben in onze menselijke geschiedenis stromen van onschuldig bloed laten vloeien. Het gebeurt altijd en overal en het ligt ten grondslag aan misschien wel alle pesterijen en conflicten, aan wellicht alle vormen van geweld en oorlog: de poging de eigen onzekerheid te overschreeuwen door de ander uit de weg te ruimen.

Religies als menselijke pogingen

Dat het woord ‘religie’ van het Latijnse werkwoord ‘religare; opnieuw verbinden’ komt, geeft te denken. Meer dan ‘godsdienst’, dat in wezen verticaal gericht is, geeft het zicht op verbinding in gelijkwaardigheid. Daarbij schept het ruimte religies te zien als menselijke pogingen te dealen met de grote vragen van het leven. Hiermee wil overigens niet gezegd zijn dat alles door mensen bedacht is. Wie een gedicht schrijft over liefde zal immers ook niet claimen dat zij de liefde zélf bedacht of gemaakt heeft. En wie ‘aan religie doet’ poogt daarmee zich te verbinden met een onzegbaar Geheim dat groter en dieper is dan een mens bedenken en maken kan.

Ik geloof dat alle religies het resultaat zijn van het zoeken naar zin en betekenis in een leven dat niet alleen diepe verwondering wekt, maar ook onzeker is. En dat ook nog eens in een wereld die nooit helemaal veilig is en nu serieus bedreigd wordt door het ongebreidelde streven naar luxe, aanzien en macht, dat wereldwijd ten hemel schreiend onrecht en onnoemelijk lijden veroorzaakt. De vraag moet dan ook niet zijn welke godsdienst het bij het rechte eind heeft. De vraag moet zijn wat de menselijkheid en het welzijn van onze planeet dient. Het moet de mens er niet om gaan christen te worden. Het moet de christen er om gaan méns te worden. En wanneer jood zijn, moslim, boeddhist of atheïst zijn, iemand méér helpt zijn menselijkheid te ontplooien, dan moet hij vooral die weg kiezen.

Het loslaten van de waarheidsclaim doet spanningen afnemen en schept ruimte voor verrijkende ontmoeting. Er hoeft niet meer overtuigd en verkondigd te worden. Er is openheid om te luisteren, van elkaar te leren en sámen te werken. En dat is hard nodig.

Van angst naar liefde

De internationaal bekende Duits-Amerikaanse psycholoog, sociaal psycholoog en filosoof Erich Fromm (1900-1980) stelt dat religies autoritair of humaniserend kunnen zijn. Beide uitersten zijn, op z’n minst als tendens, in alle religies te onderscheiden. Ook in het christendom. In de autoritaire versie voeren de ideeën van religieuze superioriteit, absolute macht en dwingende geloofsleer de boventoon. De gelovige wordt geacht zich te conformeren aan wat hem van bovenaf gezegd wordt en het dreigen met straffen is altijd aanwezig. In de humaniserende versie wordt uitgegaan van gelijkwaardigheid en zelfverantwoordelijkheid. De gelovige wordt gestimuleerd zijn eigen humaniteit te exploreren en ontwikkelen. In wezen gaat het bij het onderscheid tussen autoritair en humaniserend om de aloude keuze tussen angst en liefde.

Waag cover voor GROOT

In de ontwikkeling van godsdiensten van angst naar liefde vallen volgens de Engelse filosoof, schrijver, priester en hoogleraar Alan Watts (1915-1973) drie fasen te onderscheiden: de magische, de ethische en die van de transformatie. In de eerste fase is de mens erop gericht met onderwerping en offers van de goden gedaan te krijgen wat hij nodig heeft. In de tweede fase wordt het accent verlegd van de offercultus naar het gedrag. Maar door zich strikt aan de goddelijk geachte voorschriften te houden wil de mens zich nog steeds verzékeren van voorspoed en zegen. In de Bijbel valt deze ontwikkeling duidelijk aan te wijzen. De derde fase komt sterk overeen met wat Fromm onder humaniserend verstaat. Het gaat niet langer om verdiensten voor de mens om wat hij doet, maar om transformatie, ontwikkeling van zijn humaniteit en persoonlijkheid. Goed gedrag wordt niet meer verwacht omdat daar iets mee te verdienen valt, maar omdat het voortkomt uit waarachtige menselijkheid.

De ontwikkeling van ieder menselijk individu kent dezelfde fasen. Het begint met ontzag van het afhankelijke kind voor de ouders. Dan volgt het gewenste gedrag met een min of meer profijtelijke gehoorzaamheid. Maar vroeg of laat is er het verlangen zich los te maken en op eigen benen te staan. Wijze ouders stimuleren hun kinderen hun eigen, authentieke weg te gaan. Wil christelijk geloof relevant zijn dan zal het dezelfde stap moeten wagen van macht óver de mens naar vertrouwen ín de mens. Want alles wat gestoeld is op autoriteit, gehoorzaamheid en berekend voordeel is uiteindelijk onvruchtbaar. Liefde kan immers niet afgedwongen, maar alleen in volledige vrijheid geschonken en ontvangen worden.

Mijn eigen zoektocht naar zin en betekenis en het vinden van schatten in andere tradities en religies plaatsten me indringend voor het vraagstuk van de mens: wie en wat zijn wij? Om ruimte te maken voor nieuwe inzichten heb ik heel wat van mijn zekerheden moeten loslaten. Ik voel me daarbij verwant met Anansi, de spin uit Ghana, die op reis ging en als allerbelangrijkste de waarheid meegenomen had. Hij had het woord ‘waarheid’ in een zware aardewerken kruik geroepen en deze zorgvuldig afgesloten en op zijn rug gebonden.

Van een lange dag sjouwen was hij doodmoe en erg hongerig geworden. Hij zocht naar voedsel maar kon het niet vinden. Een oude vrouw wees hem lachend op de rijpe vruchten die vlak boven zijn hoofd hingen maar die hij door het neerdrukkende gewicht van de kruik niet had kunnen zien. Pas nadat hij zichzelf bevrijd had van de last van de waarheid, was hij in staat de vruchten te plukken die leven en vreugde geven.

Dit fragment verscheen eerder op Volzin.nu en is een hoofdstuk uit het in april 2023 verschenen boek Waag te sterven, christendom van Dirk van de Glind.

Dirk 3707

Dirk van de Glind

Schrijver en docent levensbeschouwelijke vorming

Dirk van de Glind was jarenlang docent levensbeschouwelijke vorming. Hij heeft vele jaren de kans gehad om rond te kijken in de schatkamers …
Profiel-pagina
Nog geen reactie — begin het gesprek.