Vanuit de Benedictijnse spiritualiteit beklemtoonde Thomas Quartier (Titus Brandsma Instituut) de nood aan ‘vredereservaten’ – plekken in de stad en de wereld, waar een radicale geweldloosheid concreet beleefd en geleefd wordt, waar mensen door contemplatie de weg naar binnen gaan, als weg naar vrede. Op die manier fungeren deze plaatsen van contemplatie, zoals Thomas Merton aangaf, als bron om de (vredes)actie, de stroom, te voeden. Eenzelfde verband tussen contemplatie als actie zien we ook in andere tradities, gaf Quartier aan. Zoals de zen-boeddhisten die in concentratiekampen meditatie en retraites houden. In hoeverre zijn wijzelf, onze kloosters, onze gezinnen, onze vriendenkring zulke ‘vredesreservaten’, gaf hij ons ten slotte als uitdagende vraag mee.
Ingaand tegen hardnekkige vooronderstellingen over Augustinus als grondlegger voor de theorie van rechtvaardige oorlog, toonde Hans van Reisen (Augustijns Instituut) aan dat deze kerkvader veel meer over vrede schreef – met een afkeer voor oorlog en geweld. Vanuit zijn kenmerkende mensbeeld situeert deze kerkvader de oorzaak van oorlog in de zondige natuur van de mens (gekenmerkt door eerzucht, zelfzucht en zelfverheerlijking), hoewel er ook een diep aangeboren verlangen naar oorlog schuilt. Is het dan gerechtvaardigd om vanuit dat verlangen soms oorlog te voeren? Opmerkelijk eindigde hij met een verwijzing naar Augustinus’ analyse dat een van de grootste bedreigingen van de vrede de angst voor vreemdelingen is, een angst die ontspringt vanuit het gebrek aan een gedeelde cultuur en taal. Als mensen elkaar niet kunnen verstaan en begrijpen, sluiten ze zich liever af en plooien ze zich terug op zichzelf. Niets nieuws onder de zon?
Alfons Brüning (Instituut voor Oosters Christendom) gaf ons inzicht in de traditie van oosterse christelijke leer hieromtrent. Anders dan in de katholieke traditie is hier geen sprake van een uitgebreide, laat staan homogene leer over bijvoorbeeld de rechtvaardige oorlog, maar ook hier worstelt men met dezelfde vragen. Geïnspireerd door de kerkvader Basilius van Caesarea en in lijn met het evangelie, wordt elk geweld en oorlog scherp veroordeeld – zelfs als het gaat om zelfverdediging, of zelfs verdediging van geliefden. Maar kan zo’n pacifisme niet gezien worden als een ‘geestelijk egoïsme’, omdat je doof wordt om de wereld om je heeft, vraagt Brüning zich af. En vraagt naastenliefde soms toch niet om geweld als geliefden bedreigd worden? Ziehier het dilemma. Ook verklaarde hij hoe er binnen deze traditie heel veel nadruk komt te liggen op het inwendige leven van de mens, de spirituele en geestelijke dimensie van de vrede: door contemplatie de passies die voor onvrede zorgen overwinnen en via gebed een innerlijke vrijheid ontvangen die de vijandsliefde mogelijk maakt.
Vanuit het DSTS sprak Manuela Kalsky, in herinnering aan André Lascaris die van een theoretische kennis over en praktische inzet voor deze thema’s zijn levenswerk maakte. Vertrekkend vanuit de gebeurtenissen van Srebrenica en haar impressies aan een beklijvend bezoek hieraan, bleef ze stilstaan bij de vraag van de rol van religie(s) in geweld. Afhankelijk van contextuele en historische factoren kan het evengoed een katalysator van geweld zijn, of een vredespotentieel uitbouwen. Hoopvol is het onderzoek van Karen Armstrong die aangeeft hoe de gulden regel en de oproep tot compassie is wat alle religies en levensbeschouwingen verbindt. Maar hoe houden we de herinneringen levend op een manier dat gebeurtenissen als Srebrenica niet vergeten worden, maar inspireren tot die compassie?
Gerard Pieter Freeman (Franciscaans Studiecentrum) haalde even de herinnering aan van de ‘Wake van Woensdrecht’: wat begon als een Franciscaanse wake tijdens de Vasten, werd een jarenlange durende pacifistische actie aan de militaire basis als geweldloos verzet tegen het besluit om lange afstandsraketten te bouwen die een steeds groter draagvlak kreeg – ‘een zichtbare bijdrage van de franciscaanse beweging aan een vreedzame samenleving’. Kan een verdere aandacht voor Franciscus ook vandaag bijdragen aan vrede? Aan de hand van de ontmoeting van Franciscus en de sultan tijdens een van de kruistochten (1219) probeerde Freeman verder inzicht te krijgen in diens visie op omgaan met geweld en het werken aan vrede. We kunnen niet meer achterhalen wat er tijdens deze ontmoeting precies gebeurd is en hoe Franciscus zich opstelde (was hij de grondlegger van de interreligieuze dialoog of probeerde hij te bekeren?). Uit zijn eigen geschriften over hoe zijn broeders kunnen samenleven met de ‘Saracenen’ kunnen we immers met enige voorzichtigheid concluderen dat het om een vreedzame ontmoeting ging – een voorbeeld ter inspiratie voor navolging.
Vanuit een concreet thema lichtte Jorge Castillo Guerra (Nijmeegs Instituut voor Missiewetenschappen) ten slotte elementen van paus Franciscus’ visie op migratie en de implicaties voor het zelfverstaan van de kerk toe. Op een altaar gemaakt uit wrakhout, veroordeelde hij te Lampedusa – te midden van de gemeenschap die dagelijks met migranten te maken heeft – de globalisering van de onverschilligheid. Nochtans roept het geloof ons op ons te laten raken door mensen op de vlucht, want ook zij zijn evenbeeld van God en even-waardig. De zorg voor de migranten behoort dan ook tot de missie van de kerk, een kerk die overigens zelf een ‘kerk zonder grenzen’ is en moet zijn. Op die manier incarneert zij haar ‘trinitarische roeping’, om mee te werken aan ‘een wereld van eenheid en vrede waarin mensen als broers en zussen’ samen kunnen leven.
Benieuwd naar meer inzichten hieromtrent? Het gelijknamige boek van deze studiedag ‘De prijs van de vrede: Geweldloosheid in een gewelddadige wereld?’, geredigeerd door Heleen Murre-Van den Berg en DSTS-directeur Manuela Kalsky, kunt u bestellen via deze link.